LOW
Low spoort al twintig jaar van podium naar podium in een zelfbedachte trein der traagheid. Volgende week houdt die halt in het Koninklijk Circus, ter gelegenheid van de nieuwe, tiende cd The Invisible Way. ‘Prettiger toch, met je vrouw toeren.’ ‘Ach, meestal zit jij toch op een andere planeet.’
Uitgerekend in het grungetijdperk, toen ‘luid’ de norm was, draaide Low de volumeknop resoluut naar links. Een gewaagd manoeuvre, waarmee het slowcoretrio uit Duluth, Minnesota bewees dat de kortste weg naar intensiteit niet per se langs het kabinet van de oorarts hoeft te lopen. Hoewel Lows bezwerende sound sinds 1993 niet spectaculair is veranderd, heeft iedere cd van het gezelschap een eigen karakter. Op The Invisible Way, het album dat een paar maanden geleden verscheen, worden de liedjes voornamelijk aangekleed met akoestische gitaren en het prominente pianospel van bassist Steve Garrington. Maar alles draait nog steeds om spartaanse eenvoud en de fraaie tweestemmige zangpartijen van het mormoonse echtpaar Alan Sparhawk (gitaar) en Mimi Parker (drums).
ALAN SPARHAWK: Vanwaar deze plaattitel? Soms zit je eindeloos te tobben over wat met je leven aan te vangen. Maar terugblikkend stel je vaak vast dat je, haast ongemerkt, al een lange weg hebt afgelegd en een deel van het antwoord hebt gevonden zonder er echt naar te zoeken. Dat is The Invisible Way. Ook als muzikanten cultiveren we een zekere onbevangenheid. Tegelijk zoeken we situaties op die ons uit onze comfortzone jagen. Toen we met The Great Destroyer (2005) eindelijk het punt bereikten waar we jaren naartoe hadden gewerkt, was dat voor ons het sein om van nul te herbeginnen, dus gingen we op Drums and Guns (2007) met elektronica aan de slag. Maar we mogen plannen zoveel we willen, het type plaat waar we bij uitkomen, zal voor ons altijd een verrassing zijn.
Jullie trokken, op uitnodiging van Jeff Tweedy, naar Chicago, om er op te nemen in het hoofdkwartier van Wilco.
SPARHAWK: Toen ik voor het eerst hun studio zag, was het alsof ik een fantastisch instrument in mijn handen kreeg geduwd. Ik was razend benieuwd naar hoe onze songs erop zouden klinken. Jeff was de ideale producer omdat hij over een goed stel oren beschikt en zich als een medestander gedroeg. Eerder dan iets aan onze muziek te willen veranderen, dacht hij na over hoe hij haar het best kon dienen. Zoiets boezemt vertrouwen in.
IN PLASTIC CUP, DE OPENINGSTRACK VAN THE INVISIBLE WAY, stelt Sparhawk zich voor hoe een plastic beker, van het type waar je in moet plassen tijdens een drugstest, duizend jaar later door archeologen wordt opgegraven, met als conclusie: ‘This must be the cup the king held every night, as he cried.’ Het is dus officieel: Low heeft gevoel voor humor. Maar tegelijk levert de song kritiek op het gebrekkige historische besef van de doorsnee-Amerikaan en de stelligheid waarmee wetenschappers speculaties als feiten verkopen. ‘Zo’n beker symboliseert een samenleving waarin we gebruiksvoorwerpen produceren uit toxisch materiaal dat, omdat het niet afbreekbaar is, de planeet nog blijft vervuilen nadat we zelf al lang zijn verdwenen. Daar word ik behoorlijk cynisch van’, legt Sparhawk uit.
Een rockband wordt wel eens met een huwelijk vergeleken, maar Sparhawk en Parker zijn ook echt getrouwd.
SPARHAWK: Het voordeel is dat we bondgenoten zijn. Dankzij Mimi’s aanwezigheid durf ik me op het podium kwetsbaarder op te stellen. En als je onderweg bent, is het sowieso prettiger met je geliefde samen te zijn.
MIMI PARKER: Toch werkt het evengoed verstikkend. Thuis zijn we elk met ons eigen ding bezig, maar op tournee zitten we voortdurend met elkaar opgezadeld. Ook op dagen waarop alles fout loopt, helaas.
SPARHAWK: Afgesneden zijn van familie en vrienden, het brengt onvermijdelijk spanningen mee. Niet iedereen gaat daar op dezelfde manier mee om. Geen wonder dat we al vier bassisten hebben versleten. Zelf ben ik een poosje geestesziek geweest: ik probeerde het lawaai in mijn hoofd te negeren en tegelijk de songs recht te doen. Frustrerend. Ik besef dat ik niet altijd even aangenaam in de omgang ben. I can be an erratic bastard sometimes. In de loop der jaren ben ik een aantal goede vrienden kwijtgeraakt en daar ben ik niet trots op. Er zit veel razernij in mij. Dat zet onze relatie onder druk. De ene keer zitten we op elkaars golflengte, de andere keer niet.
PARKER: Ach, meestal zit jij gewoon op een andere planeet. (lacht)
IN DE VPRO-DOCUMENTAIRE YOU May Need a Murderer zei Parker ooit dat ze zich beter voelt op de achtergrond. Toch manifesteert ze zich op de nieuwe cd meer dan ooit als leadzangeres.
PARKER: Alan moedigt me al jaren aan om meer te gaan schrijven en nu de kinderen wat groter zijn is het er eindelijk van gekomen. Onze liedjes maken we elk apart: Alans songs zijn cryptischer dan de mijne en bovendien schrijft hij soms dingen die ik zelf nooit over mijn lippen zou krijgen. Dat ik vaker zing, komt omdat ik meer materiaal heb aangedragen.
SPARHAWK: Of we dialogeren via onze songs? Dat gebeurt. Op C’mon waren er zeker momenten waarop we elkaar rechtstreeks adresseerden.
PARKER: Zelf zie ik ieder nummer van Low toch veeleer als een eiland en iedere plaat als een archipel.
Wat is het belangrijkste dat de groep, na twintig jaar, heeft verwezenlijkt?
SPARHAWK: Dat we nog steeds genoeg mensen aanspreken om bezig te kunnen blijven. Toen ik opgroeide, hield muziek me overeind. Dat er mensen zijn voor wie onze platen van betekenis zijn, maakt me trots en dankbaar. Toen Robert Plant enkele van onze songs opnam, dacht ik zelfs even: ik heb alles bereikt wat er te bereiken valt. En voorts verbaast het me vooral dat Mimi me na al die jaren nog geen dolk tussen de ribben heeft geplant.
PARKER:(lacht) Hij mag van geluk spreken dat ik nooit met een mes in mijn bagage reis.
LOW
8/5, Koninklijk Circus, Brussel, in het kader van Les Nuits.
DOOR DIRK STEENHAUT
Alan Sparhawk ‘TOEN ROBERT PLANT ENKELE VAN ONZE SONGS OPNAM, DACHT IK EVEN: IK HEB ALLES BEREIKT WAT ER TE BEREIKEN VALT.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier