Lichamen *****

Eerste zin Er was eens zwart.

Een man dwaalt door een verweerd flatgebouw. Het staat al jaren leeg en lijkt plots verlaten te zijn. Er liggen immers nog overal conserven met voedsel. De woonunits zijn opengebroken en overhoop gehaald. Ramen zijn stuk, overal zit vocht. Er groeit mos op de muren en hier en daar ook grote kelkvormige planten die aan lampenkappen doen denken. De man klopt op wanden, zoekt holtes. Het levert hem geld, juwelen en zakjes drugs op, maar hij steekt alles terug. Wat heeft dit te betekenen? Peter Verhelsts novelle Lichamen lijkt in een postapocalyptische wereld te spelen waarin troepen honden de straten onveilig maken en de mens een wolf is voor zijn soortgenoten. De man om wie alles draait, is gewapend en bijzonder op zijn hoede. Achter iedere deur kan een beer schuilen, of een andere man. Waar hij is weten we niet, al doet het denken aan een gecontamineerde zone à la Tsjernobyl. Op het platteland rond de stad wachten een paar oude vrouwtjes eenzaam op hun dood. Hoe de man hier gekomen is, weten we wel. Met een taxi, leren we, waarna hij even later zijn verhaal verandert, want de chauffeur wilde hem voor geen geld naar het flatgebouw brengen. En zo krijgen we nog een paar versies te lezen, steeds gewelddadiger. ‘Waar ben je?’ fluistert van tijd tot tijd een stem. Het is een vroegere geliefde, die de man laagje na laagje een verhaal geeft, waarbij hij een voorbeeld neemt aan iemand die jarenlang gegijzeld werd en die om zijn geest levend te houden in gedachten zijn huis helemaal afbrak en weer opbouwde. En dan vindt de man lichamen. Ze ademen niet meer, maar ze zijn ook niet in staat van ontbinding.

Lichamen bestaat uit korte tot ultrakorte scènes, soms maar een paar zinnen lang. Het zijn foto’s gemaakt van woorden. De lens gaat open en weer dicht. Wat niet getoond wordt, lijkt soms belangrijker dan wat je wel te zien krijgt. Zoals wel vaker bij Verhelst lijkt zijn boek een zoeken naar de kern van het numineuze in ons bestaan, het mysterium tremendum et fascinans dat tegelijkertijd aantrekt en afstoot, zoals de miljarden cicaden die eens om de zeventien jaar uit de aarde kruipen en die hij beschrijft als ‘wriemelende, piepkleine, roodogige, gevleugelde, krijsende embryo’s van een gemuteerde mensensoort’.

Peter Verhelst, De Bezige Bij, 140 blz., ? 22,99.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content