Wat hebben Quentin Tarantino, Martin Scorsese en de gebroeders Dardenne met elkaar gemeen? Het zijn niet alleen magistrale cineasten pur sang, ze gaven ook masterclasses tijdens de voorbije edities van het Filmfestival van Cannes. Dit jaar aan de beurt: Philip Kaufman. Een blik op het leven en werk van een vergeten meester.

W ho the fuck is Philip Kaufman? Twintig jaar geleden was die vraag ongetwijfeld met hoongelach ontvangen, nu lijkt ze legitiem. Volwassen kost als The Right Stuff (1983), The Unbearable Lightness of Being (1988) en Henry & June (1990) botst immers frontaal met de wensen van de hedendaagse multiplexmassa. Twisted, Kaufmans laatste wapenfeit, dateert alweer van 2004 en wordt – niet geheel onterecht – als een derderangs Basic Instinct-afkooksel afgedaan. En zijn recentste project, Hemingway & Gellhorn (2012), werd gemaakt voor het kleine scherm.

‘Et alors?’, dachten filmfestivaldirecteur van Cannes Thierry Frémaux en de zijnen. Hemingway & Gellhorn maakt deel uit van de officiële selectie – dat hoofdacteurs Nicole Kidman en Clive Owen op die manier de rode loper bestijgen, is mooi meegenomen. Bovendien vroegen ze Kaufman voor de jaarlijkse masterclass, die gezien ’s mans opmerkelijke staat van dienst tot een van de cinefiele hoogtepunten van dit Cannesjubileum zou kunnen uitgroeien.

Kaufman in een hokje plaatsen is een ‘mission: impossible’. Van revisionistische westerns over het betere B-materiaal tot de hemel in geprezen literatuurbewerkingen: hij heeft ze allemaal op zijn naam staan. Hij is trouwens een van de weinige cineasten uit de Verenigde Staten die door en door Amerikaanse onderwerpen met een Europese sensibiliteit weten te benaderen – de Franse filmgrootmeester Jean Renoir noemde zijn debuut Goldstein uit 1964 niet voor niets de beste Amerikaanse film van de afgelopen twintig jaar.

Dat Kaufman – geboren op 23 oktober 1936 – een extreem eigenzinnige koers zou varen, werd al tijdens zijn uniefjaren duidelijk. Hij studeerde geschiedenis aan de University of Chicago en probeerde later rechten aan Harvard. ‘In tegenstelling tot bijvoorbeeld Steven Spielberg was regisseren geen jeugddroom van me. Ik wilde leerkracht worden en ooit eens een boek schrijven.’ De grote ommezwaai vond plaats in de vroege sixties, toen hij samen met zijn echtgenote Rose en hun jonge zoon Peter doorheen Europa reisde. ‘Ik werd verliefd op de Franse nouvelle vague en het Italiaanse neorealisme. Stiekem hoopte ik ooit zulke films te maken.’

Een gesprek met Anaïs Nin, muze van de taboedoorbrekende auteur Henry Miller, deed Kaufman de knoop doorhakken. Toen ging het snel. Het experimentele Goldstein (1965) werd in Cannes bekroond met de Prix de la Nouvelle Critique, waarna superheldensatire Fearless Frank (1967) hem een plaats in het Young Directors Program van Universal Studios bezorgde. In 1972 zette hij de Jesse Jamesmythe op zijn kop in de revisionistische western The Great Northfield Minnesota Raid en twee jaar later maakte hij indruk met het authentieke Eskimo-avontuur The White Dawn (1974).

Ondertussen lonkten de Groten der Aarde. George Lucas deed een beroep op Kaufman om de avonturen van archeoloog Henry ‘Indiana’ Jones uit te werken. Clint Eastwoord nam hem aan én ontsloeg hem als regisseur van de revisionistische western The Outlaw Josey Wales (1976). En seventiessupersterren Donald Sutherland en Leonard Nimoy speelden hoofdrollen in Kaufmans succesvolle remake van Invasion of the Body Snatchers (1978) , waarin de Koude Oorlogparanoia van Don Siegels origineel baan ruimde voor een ironische kijk op de toenmalige newagehype.

In de volgende decennia waagde Kaufman zich aan een reeks onmogelijk ogende literatuurbewerkingen. Met The Right Stuff vertaalde hij Tom Wolfes caleidoscopische kijk op de ‘space race’ naar een rechtlijnig epos. The Unbearable Lightness of Being bewaarde de meesterlijke mix van politiek, filosofie en erotiek van Milan Kundera’s gelijknamige Praagse Lente-elegie. En de voornoemde Henry Miller zou trots zijn geweest op Henry & June, de sensuele biopic die de Amerikaanse filmkeuring het NC-17-label in het leven deed roepen om zo het onderscheid tussen erotiek en pornografie te kunnen maken.

Nadien raakte Kaufmans carrière onverbiddelijk in het slop. Zijn Michael Crichton-adaptatie Rising Sun (1993) werd ondanks de nodige aanpassingen net zoals het boek als racistisch afgedaan. En Quills (2000), een donker-komische kijk op de laatste dagen van Markies de Sade, werd op zijn – bewuste – theatraliteit afgerekend. Gelukkig blijkt uit een recent interview dat de nu 75-jarige cineast nog steeds niets aan strijdvaardigheid heeft ingeboet: ‘Natuurlijk maak ik minder films. Hollywood wil alleen nog maar avonturen voor ‘kinderen van alle leeftijden’. Alles moet dus verdund geserveerd worden. En daar doe ik niet aan mee.’

Tot in Cannes, monsieur Kaufman!

DOOR STEVEN TUFFIN

PHILIP KAUFMAN’REGISSEUR WORDEN WAS GEEN JEUGDDROOM VAN MIJ. IK WILDE LEERKRACHT WORDEN, OF OOIT EEN BOEK SCHRIJVEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content