In zijn tweede roman over Jezus’ jeugd viert J.M. Coetzee de teugels te veel en verliest hij zich in esoterisch gewauwel. Misschien moet de Nobelprijswinnaar een beter onderwerp zoeken.
Hoewel het origineel een samengeflanste verzameling van langdradige en slecht geschreven verhalen is, blijft de Bijbel boeien. Veel literaire auteurs voelen zich geroepen om alsnog de krenten uit de brakke pap te plukken en wenden hun talent aan om de sterkste Bijbelverhalen te hervertellen. Zo zit de Nederlandse auteur Guus Kuijer al aan het vijfde boekdeel van zijn reeks De Bijbel voor ongelovigen en dichter bij huis stortte Dimitri Verhulst zich met diabolisch genoegen op de oudtestamentische avonturen van Mozes. Maar met de Bijbel knoei je niet ongestraft. Zo kreeg José Saramago de katholieke wind van voren toen hij het levensverhaal van Jezus naar zijn hand zette: de latere Nobelprijswinnaar ging in vrijwillige ballingschap nadat Portugese bisschoppen zijn Evangelie volgens Jezus Christus (1991) als godslasterlijk hadden bestempeld.
Collega J.M. Coetzee hoeft op dat vlak weinig te vrezen: zijn hervertelling van Jezus’ jeugd staat mijlenver af van het geijkte verhaal en zijn milde toon smoort elke mogelijke christelijke toorn meteen in de kiem. Drie jaar geleden introduceerde hij in De kinderjaren van Jezus het wonderkind David, een wees die in een massa vluchtelingen onder de waakzame vleugels van de goedige Simon terechtkomt en later de rijke Inés als vervangmoeder aanduidt. David was toen al een eigenwijs baasje en nu zijn schooljaren aanbreken, is zijn tong er niet minder rad op geworden. Vaak drijft hij zijn ouders naar het randje van de waanzin met zijn eindeloze waarom-vragen en zijn raadselachtige vertelsels, waarmee hij ook zijn leraren op de kast jaagt. Pas wanneer David op een esoterische dansschool terechtkomt, lijkt hij enigszins zijn draai te vinden. Lerares Ana Magdalena en conciërge Dmitri krijgen vat op de tegendraadse David en wijden hem in in een mysterieuze getallenleer die enkel via de dans uitgedrukt kan worden.
Zeker in het begin weet Coetzee te boeien. Met verbazend gemak vermengt hij Bijbelse taferelen als de volkstelling en de zondvloed, met exposés over numerologie en verwijzingen naar Bertrand Russell en Martin Heidegger. Wanneer een passionele moord Davids leven op zijn kop zet, waan je je zelfs even in een moderne Dostojevski – de uitgebreide dialogen over moraliteit lijken zo weggeplukt uit Schuld en boete.
Maar net als Simon en Inès verliest Coetzee op het einde de controle over David en verzandt zijn roman in esoterisch gewauwel en lusteloze scènes. In De kinderjaren van Jezus speelde hij nog slim in op de vluchtelingencrisis en tackelde hij de moderne kafkaëske bureaucratie die elke vrijheidsdrang fnuikt. Nu lijkt zelfs hij uitgekeken op zijn irritante kindsterretje en hoewel hij zijn best doet om het verhaal van psychologische diepte te voorzien, haalt hij nergens het niveau van In ongenade (1999) of Wachten op de barbaren (1980). Als Coetzee van plan is verder te schrijven aan de alternatieve biografie van Jezus, dan belooft dat weinig goeds.
DE SCHOOLDAGEN VAN JEZUS **
J.M Coetzee, Cossee (originele titel: The Schooldays of Jesus), 320 blz., ? 19,95.
RODERIK SIX
CENTRALE ZIN Zou de aarde onder onze voeten trillen als zijn echte naam werd onthuld, zouden de sterren uit de hemelen vallen?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier