LA VIE SEXUELLE DES BELGES

Cast en crew van vaderlandse filmklassiekers keren terug naar de plekken waar zij destijds hun moment de gloire op pellicule vastlegden. Deze week: Jan Bucquoy, bestormer van paleizen en chroniqueur van La vie sexuelle des Belges. ‘Ik volg zogezegd mijn eigen leven. Maar zelfs in Singapore herkenden de mensen zichzelf.’

David Bowie zingt van ‘Rebel rebel, how could they know?‘, maar eeuwige rebel Jan Bucquoy (67) moet er niet van weten. ‘Zet die muziek maar weer af. Zo kan ik niet nadenken’, roept hij naar de barman. Die heeft te luisteren. De Dolle Mol was al vier jaar dood en begraven, verloederd en kapot geprocedeerd, toen Bucquoy in 2006 met een paar sympathisanten de deur forceerde, de bierpomp herstelde en de legendarische kroeg weer opende. De kraakactie verliep niet zonder slag of stoot, niet zonder enkele nachtjes brommen. Maar voor een keer liep de bezetting goed af. De toenmalige minister van Cultuur bereikte een akkoord met de eigenaar en nam de huur over. Het verklaart waarom er in het anarchistische bolwerk een foto van godbetert Bert Anciaux hangt. Stil wordt het niet. Op het terras verkracht een klant met een gitaar Neil Young.

De Dolle Mol is de as van het tweede deel van La vie sexuelle des Belges, het langspeelfilmdebuut van Jan Bucquoy. Na een geslaagde evocatie van de jeugdjaren houdt het personage Jan Bucquoy Harelbeke voor bekeken en ziet in De Dolle Mol een nieuwe wereld opengaan. Barmeid Greta leert hem de Kamasutra, wat enkele maanden duurt. De marxistisch-leninistisch-libertaire militante Esther leest naakt voor uit Het Communistisch Manifest. ‘De Dolle Mol was een initiatie, het werd de bestuurshut van mijn planeet. De variëteit aan mensen en hun convivialiteit spraken me meteen aan. Er zaten anarchisten, schrijvers, dichters én bankdirecteurs. Jeroen Brouwers was er klant. Simon Vinkenoog en de volledige Amsterdamse undergroundscene kwamen langs als ze in Brussel waren. En de barmeiden waren altijd heel mooi.’

Vreemd genoeg filmde Bucquoy niet in De Dolle Mol zelf. ‘We hebben alleen de gevel gefilmd. Hadden we écht in De Dolle Mol gedraaid, het publiek zou het nooit hebben geloofd. Een studenten-vzw zwaaide toen de plak en had planché aan de muren gehangen. Het leek hier wel een Zwitsers chalet.’ Café Het Narrenschip werd de stand-in. Stamgasten en imposante barmannen werden overgeplant. ‘Ik hou niet van beroepsacteurs. Je moet die alles afleren. Ik zocht naturel.’

DE GLAZEN WORDEN NOG EENS GEVULD en Bucquoy schenkt me de strip Het sexuele leven van Jan Bucquoy. Ik herken de ene filmscène na de andere. ‘Het is inderdaad bijna een storyboard’, grinnikt Bucquoy. ‘Ik had wel gestudeerd aan het Insas (Franstalige filmschool, nvdr. ) maar was in de stripwereld beland. Eind jaren zeventig richtte ik Spetters op: het eerste Vlaamse tijdschrift voor strips voor volwassenen. Ik werkte voor de uitgeverijen Loempia en Glénat: De paden van de roem, Frenchy, Le bal du rat mort… Voor één keer had ik een echte job. Jef Meert van Loempia, de uitgeverij van Urbanus, is trouwens in de film te zien tijdens de partouze. Die scène waarin ik, allez, mijn personage gepijpt wordt tot de ijzeren tandbeugel van de dame in kwestie de voorhuid compleet afsnijdt. Soit, de volwassenenstrip was toen nog le cinéma du pauvre. Ik had wel degelijk de bedoeling om ooit films te maken.’

Bucquoy was uiteindelijk al 49 toen hij zijn eerste langspeelfilm maakte. ‘Ik vind dat je mensen onder de veertig zou moeten verbieden films te maken en boeken te schrijven. Wie geen onwaarschijnlijk talent is als Arthur Rimbaud, moet eerst wat hebben geleefd. Al die gasten op de kunstscholen raad ik aan om eerst wat te leven en iets te leren. Elektriciteit of loodgieterij bijvoorbeeld. Probeer uw eigen huis te bouwen, overleef in de bossen, ga op expeditie naar Alaska of Congo. Lijkt me essentiëler dan wat je op school leert. Zeker nu we het einde van de consumptiemaatschappij meemaken. Mensen zullen opnieuw kaarsen moeten leren maken om licht te hebben. Wie dat nu nog niet weet, begrijpt er werkelijk niets van.’

TEGEN ALLE VERWACHTINGEN IN DEED La vie sexuelle des Belges het goed in het arthousecircuit. ‘Het budget was privé – met 100.000 euro moest ik het doen – dus moesten we de film op een of andere manier zien te verkopen. In Vlaanderen was er geen publiek voor het soort films dat ik wou maken. Bovendien waren Vlaamse films toen onverkoopbaar. Dus koos ik voor een Frans gesproken film. In België hebben we ‘m zelf verdeeld. De directie van de UGC zag dat er gevochten werd om binnen te geraken toen onze film het Festival van Brussel afsloot. De bal bleef rollen. We gingen naar Berlijn en Cannes en verkochten de rechten aan veertig landen. Zelfs in Engeland en de Verenigde Staten kwam de film in de zalen. Helaas is het wereldje zeer corrupt en wisten wij van toeten noch blazen. We zijn in de zak gezet. WDR, de Duitse televisie, legde 400.000 Duitse mark op tafel maar daar hebben we geen pfennig van gezien.’

Bucquoy betwijfelt dat de titel de verspreiding van de film geholpen heeft. ‘De mensen die aangetrokken werden door het woordje seks, waren ontgoocheld. En voor het arthousepubliek was dat er dan weer te veel aan. Vergeet niet dat artfilms in Vlaanderen begin jaren negentig nog altijd het terrein van paters waren. Ik overdrijf. Maar minder dan je denkt.’

HET DOOR JEAN-HENRI COMPÈRE vertolkte hoofdpersonage heet Jan Bucquoy. De Bucquoy van vlees en bloed putte voor het scenario uit zijn herinneringen aan de vele vrouwen in zijn leven. Maar La vie sexuelle des Belges blijft een verdichting. ‘Het verhaal is universeel en van alle tijden. Ik volg zogezegd mijn eigen leven. Maar zelfs in Singapore zeiden toeschouwers dat ze zich herkenden. Ik zie het als een poëtische optelling van dingen die ik meegemaakt heb.’

Slijmerige poëzie of nostalgische pathos ging hij uit de weg. Bij vlagen is de film keihard. Zijn ouders komen er niet goed uit. ‘Ik ben gemaakt toen ze al 40 en 45 waren. Volgens mij moeten ze heel zat zijn geweest. Abortus bestond nog niet. De meeste kinderen werden in Vlaanderen verwekt omdat de ouders zat waren, omdat de vaders zich niet op tijd terugtrokken. Zo banaal is het. Erg welkom was ik niet. Onbewust heb ik dat doorgetrokken: Jan Bucquoy is niet welkom, niet op tv, niet in de musea… Al kan dat natuurlijk ook te maken hebben met wat ik uitsteek’, grijnst Bucquoy.

De ingekaderde onderbroeken boven zijn hoofd herinneren aan wat de straks 68-jarige soixante-huitard zoal uitsteekt. De pronkstukken van zijn beruchte Slipmuseum sieren de muren van De Dolle Mol. Verder heeft hij de gewoonte jaarlijks het koninklijk paleis te bestormen en maakte hij strips waarin Kuifje wél een seksueel wezen is. ‘Wat onthouden de mensen van mij? Dat ik een stoot uithaal. Daardoor is er altijd veel miskenning en misprijzen geweest. Ik heb taboes aangekaart. Aan het koningshuis mocht / mag je niet raken en ik deed / doe dat wel. Felice vloog bijna buiten met zijn tv-programma, omdat ik de vijg van Fabiola had getoond. De kranten schreeuwden moord en brand. Tegen jonge filmmakers zeg ik: “Pas op”, want ik bevind me nu wel in een doodlopende straat. Mijn carrière is géén toonbeeld. Als kunstenaar ben je aangewezen op de staat. Maar waarom zou het gezag me erkennen als ik de poten onder hun stoel blijf wegzagen?’

TWEE JAAR NA LA VIE SEXUELLE DES Belges kwam de sequel in de zalen. In Camping Cosmos – of La vie sexuelle des Belgesn°2 – vertelt Bucquoy over een kustcamping in de jaren tachtig. Arno, Jan Decleir en Herman Brusselmans spelen een gastrol, maar de film werd vooral gevampiriseerd door de zeer rondborstige pornoactrice Lolo Ferrari. ‘In het buitenland is dat een bekendere cultfilm dan deel 1.’ Bucquoy bleef films maken en bleef die steevast La vie sexuelle des Belges noemen en nummeren. De reeks zakte hopeloos weg in de obscuriteit.

‘Je moet het leven zelf plezant maken: door films te maken, door er alles aan te doen om te ontsnappen aan de concentratiemaatschappij van fabrieken en bureaus. Er is geen god en we hebben geen contract getekend. Je mag tegen schenen schoppen, ingaan tegen de dominante ideologie en de dingen anders doen. Ik vind dat we ook mogen beslissen om eruit te stappen. Maar wat met die theorie als het over uw dochter gaat? Mijn dochter heeft zelfmoord gepleegd. Daar zal mijn volgende film deels over gaan: Luik-Bastenaken-Luik, de tiende in de reeks La vie sexuelle des Belges, maar eigenlijk ook de derde, want het vertelt wat me na Camping Cosmos overkomen is. Verwart de nummering je? Het is een beetje zoals bij Star Wars. Een vierde deel is voor binnen twintig jaar en kan Home Fabiola heten. Over mannen die in een home opgesloten zijn; Herman Brusselmans die met taart naar de muren gooit, Jan Decleir met een jonge verpleegster. Voorwaarde is natuurlijk dat ik straks niet dood val. Dat kan ook gebeuren.’

AAN EEN HOOFDSTUK POLITIEK VALT IN De Dolle Mol niet te ontsnappen. In La vie sexuelle des Belges wordt Karl Marx geciteerd en zien we Bucquoy pamfletten uitdelen. Maar zodra een vrouw in het vizier komt, moet de revolutie even wachten. ‘Mijn generatie kon kiezen tussen diverse groeperingen die de maatschappij wilden veranderen, desnoods op een radicale manier. Ik had er een Baader-Meinhof-film van kunnen maken. (lacht) Er was heel veel kritiek: op de consumptiemaatschappij, het kapitalisme, het onderwijs, alles eigenlijk. Das Kapital en Het Communistisch Manifest verkochten bijna beter dan de Bijbel. Links zijn was toen zo modieus als voor de N-VA supporteren vandaag. Het waren andere tijden. Links zijn, extreemlinks zijn, was ook erotisch. Vrouwen die naakt Marx voorlezen, kom je niet vaak meer tegen.’ (lacht)

‘Het seksuele is onderschat. Marx had Freud niet gelezen. Hoe libertair bewegingen ook zijn, er ontstaan telkens weer nieuwe machtsverhoudingen, nieuwe pikordes. Stalin in plaats van de tsaar bijvoorbeeld. Plat gezegd: veel bewegingen zijn gestrand omdat twee idealistische jongens hetzelfde meisje wilden. Dat had ik snel begrepen. Het hield me tegen om de laatste stap te zetten en in het gewapend verzet te gaan.’

Toch onderbreekt Bucquoy zijn filmkroniek met een scène waarin eerst een knappe schooljuf en vervolgens hijzelf uitlegt hoe je een molotovcocktail maakt. ‘De BBC heeft die scène eruit geknipt. Dat de molotovcocktail het favoriete wapen van het IRA was, zal daar wel in hebben meegespeeld. Die scène is een voorbeeld van de ruptuur waar Jean-Luc Godard voor pleit. De kijker wil het verhaal volgen en meeleven met het personage, maar je moet daartegen durven in te gaan: hem even uit het verhaal halen en met de realiteit confronteren. In die scène meng ik de erotiek van de lerares met een idee van wat school nog zou kunnen zijn. We worden heel naïef opgevoed. We krijgen een literaire, wetenschappelijke en filosofische opvoeding, maar waarom wordt er nooit uitgelegd hoe we ons kunnen verdedigen tegen de echte schurken? Bankiers bijvoorbeeld. We krijgen wel kennis maar geen wapens om ons te verdedigen. Vandaar die molotovcocktail. Ikzelf volg geen ideologische lijn. Ik ben geen communist, geen anarchist. Ik heb af en toe deelgenomen aan partijen, maar vloog na twee vergaderingen meestal buiten. Mijn voorstel om woningen via een loterij te verdelen werd nooit ernstig genomen.’

OP HET EINDE VAN LA VIE SEXUELLE DES Belges concludeert Bucquoy dat alle vrouwen hem fascineren. Grote, kleine, dikke, graatmagere… Walvissen, zeehondjes, Russinnen, serpenten, canapétypes, nachtvlinders, secreten… Niks ter wereld is mooier dan een vrouw. Denkt hij er nog zo over? ‘Als er een vrouw voorbijkomt die mij interesseert, dan laat ik Luik-Bastenaken-Luik meteen een paar jaar vallen. (lacht) Na een tijdje is die liefde toch weer voorbij. Zo gaat dat in het leven. “All things must pass“, zong George Harrisson. Dat geldt zéker voor vrouwen. Natuurlijk zijn er koppels die wél bij elkaar blijven, maar dat zijn verzamelaars: mensen die obsessioneel bij hetzelfde blijven.’

Bucquoy vindt wel dat de vrouwen veranderd zijn. ‘De cultuurwebsite Feever vroeg me vorige week voor een signeersessie slips. Jonge vrouwen vroegen me de slips te tekenen die ze aanhadden. Dat had ik niet verwacht. Maar mijn hand heeft niet gebeefd. De nieuwe generatie is ongelooflijk. Ze wachten niet tot ze gevraagd worden. Ze vragen zelf. Ze zijn sterk, zonder gêne en gelukkig met hun lichaam. In de film zeg ik met een opblaaspop in mijn armen: “Les femmes ont changé, donc moi aussi.” Daar zou ik nu van maken: “Les femmes ont changé et moi non plus. “

NIELS RUËLL — FOTO KRIS DEWITTE

JAN BUCQUOY ‘VERGEET NIET DAT ARTFILMS IN VLAANDEREN BEGIN JAREN NEGENTIG NOG ALTIJD HET TERREIN VAN PATERS WAREN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content