KLEINER, SLIMMER, GEESTIGER

Kunstenaarschap en tentoonstellingen zijn twee totaal verschillende dingen. Gelukkig vonden we van het eerste net dat ietsje meer.

Het was – echt waar – een kleurig jaar. Verrassend veel kunst bleek kordaat naar de diepte te rukken. Er verschenen freaks en weirdo’s op het toneel, maar er zat ook subtiliteit in het kraantjeswater. Over de landsgrenzen gingen grote tentoonstellingen van start (de biënnale van Venetië, Quinn, Kelley), al was daar haast altijd iets ongewoons mee aan de hand. In eigen land leek bijna niemand geneigd om pompeuze blockbusters in elkaar te zetten. Expo’s waren kleiner maar ook fijner, meestal omdat kunstenaars, die wat slimmer zijn dan de rest, meer in de pap te brokken hadden.

We zochten naar het parfum d’artiste in louche bars, pikdonkere krochten (Glory Hole in Antwerpen) en weelderige salons (van La Maison Particulière in Brussel). Waar eens te meer bleek dat alleen Zij Die Naar Niemand Luisteren naar behoren de bloemetjesgeur verspreiden. Gestaalde managers en andere assertieve types die zich nu aangesproken voelen: écht niet. Dit stukje handelt over mensen die zich in bochten wringen om iets bijzonders over het leven te formuleren. Lieden die iets geven, quoi, niet nemen. Erg tekenend in dat verband was Marc Quinn, een Brit die grote embryo’s uit marmer kapte en ze voor de Biënnale aan een zacht klotsende Venetiaanse oever neerzette. Dat het begin van het leven zo groots en surrealistisch kan zijn, weinigen hebben er ooit zo overtuigend op gewezen. Nonnen en reactionairen die nu meeknikken: écht niet. Dit stukje gaat over kunst, en niet over wat wel en niet zou mogen. In dezelfde Fondazione Giorgio Cini aan dezelfde waterkant hing Quinn ook een gigantisch schilderij van een zwembad op, het onderwaterplezier van de kinderen was zo tastbaar dat je geneigd was mee in het rond te zweven.

De Fransman Parreno vulde een museum met dingen die nauwelijks tastbaar zijn – muziek, licht, geesten. Zo bracht hij nog eens voor het voetlicht dat kunst eigenlijk vooral een geestestoestand is – to be -, een attitude die ervoor zorgt dat vreemde, gekke, grappige, verontrustende, vreselijke en troostende dingen komen bovendrijven. Een vergelijkbaar geluid klonk op het intens dramatische In alle staten in Gent en op Mijn kleine paradijs in het Middelheim, waarvoor Hans Op de Beeck vakkundig andere werelden had uitgezocht.

Maar als het erop aankomt, blijken tentoonstellingen met werk van één kunstenaar altijd nog ietsje krachtiger. Zo gooide Mike Kelley de vele angsten op tafel die hem uiteindelijk ook het leven hebben gekost. Ron Mueck deed ons het meest versteld staan, terwijl de nog maar net afgestudeerde Gerard Herman ons het hardst deed lachen. Op zijn tentoonstelling in M toont hij Alles – echt waar – en dan nog een keer Alles. Exact wat we bedoelen met iets geven, quoi. En niet nemen.

ELS FIERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content