JULIEN VREBOS BOKSEN
‘Ik heb het zelf nooit gedaan, ik zou het nooit durven. Maar wellicht is het net datgene wat me er zo in fascineert. Waar halen twee mensen het lef vandaan om zich zo kwetsbaar op te stellen? Om en plein public bijna naakt tegenover elkaar te gaan staan, en dan uit te maken wie de sterkste is? Het heeft iets heroïsch – Twee Krijgers Die Zich Met Elkaar Meten – maar er zit ook een diepmenselijk kantje aan. Want boksers delen niet alleen slagen uit, hé. Ze ontwijken ook slagen, en ze incasseren slagen, net zoals in het echte leven. Daarom vind ik het ook zo mooi dat boksers handschoenen dragen. Eigenlijk zeggen ze daarmee: ‘We gaan elkaar pijn doen, maar niet meer dan strikt noodzakelijk.’ Plus: ze aanvaarden ook dat ze pijn doen, en dat ze pijn gedaan worden. Alleen al in dat opzicht kunnen we veel van hen leren.’
‘Mijn fascinatie voor boksen is begonnen toen ik een jaar of zes-zeven was. Mijn ouders hadden op zolder dozen vol Patriottes Illustrés, en daar knipte ik dan stiekem alle boksfoto’s uit. Floyd Patterson, Archie Moore, Cassius Clay – hun houding intrigeerde me, en hun grimassen, precies pantomime. Rond mijn tiende mocht ik met mijn vader naar mijn eerste kamp in het Sportpaleis in Brussel, aan het Josaphatpark. Pierre Cosemyns voor de Europese titel tegen Rollo, een of andere Italiaan. En daar heb ik het voor het eerst gevoeld: de magie van duizenden mensen die hun vechtlust projecteerden op twee ranke lichamen in de ring, onder een groot wit licht. Vechtlust die ze zelf niet hadden in het leven, of niet durfden hebben, dat kan ook.’
‘Ik ben ooit met mijn 2PK’tje vol koffie en soep van Brussel naar Kopenhagen gereden, om een bokser aan het werk te zien waar niemand in geloofde. Ik werkte toen als verslaggever voor Jan Wauters, en hij had gezegd: ‘Hier is vijfduizend frank, zorg maar dat je daarmee heen en terug geraakt.’ Intussen heeft die bokser een frituur in Malaga – zo gaat dat dan in het leven. Een andere onvergetelijke herinnering is de dag dat ik Jean-Pierre Coopman in Vorst Nationaal volgde als fotograaf voor zijn Europese titelkamp tegen Alfredo Evangelista, een ongelooflijke geweldenaar. Evangelista dronk voor de wedstrijd twee flessen goedkope cognac, en ging daarna alle spiegels en lavabo’s in de catacomben van Vorst kapotslaan. Die gast had echt beton in zijn vuisten – onwaarschijnlijk. In de eerste ronde sloeg hij Coopman zo hard dat zijn tandbeschermer dwars door zijn onderlip stak. Maar Coopman gaf geen krimp, ook niet toen hij in de kleedkamer genaaid werd door de dokter. ‘Geen verdoving,’ zei hij door die grote gapende wonde, ‘dan geneest het sneller.’ Ik was zo onder de indruk dat ik er zelfs geen foto’s van wilde maken.’
‘Tegenwoordig ga ik nog zelden naar bokswedstrijden. Maar ik heb door het boksen wel enorm veel over het leven geleerd, veel meer nog dan uit boeken of wat dan ook. Boksen heeft veel te maken met kunnen incasseren en leren doseren en het juiste moment afwachten. Een bokser die de ring in stapt met het idee: ‘Ik sla ‘m dwars door het canvas’, verliest gegarandeerd. Net als een bokser die schrik heeft om aan te vallen, en alleen maar verdedigt. Boksen is: zolang mogelijk op je benen proberen te blijven staan, maar weten dat je elk moment knock-out in de touwen kunt liggen. En in die zin lijkt het heel sterk op het leven.’ l
Regisseur/Bekende Snor Julien Vrebos maakt momenteel voor Vitaya portretten van politici, die eind deze zomer uitgezonden worden.
‘Boksers aanvaarden dat ze pijn doen, en dat ze pijn gedaan worden. In die zin kunnen we heel veel van hen leren.’
Opgetekend door Wouter Van Driessche
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier