JOHAN TAHON. ‘EEN GEBED IN GIPS’

Zondag 19/12, 21.30 – Canvas

Voor een zichzelf respecterende Belgische kunstenaar lijkt de waardering van Jan Hoet het hoogst haalbare binnen de eigen landsgrenzen. Beeldhouwer Johan Tahon (45) moest er niet eens veel moeite voor doen: zijn grote gipsen beelden vielen bij de kunstpaus zodanig in de smaak dat die hem over de rest van de wereld aanprees. In Een gebed in gips speurt Luc Lemaître – ook verantwoordelijk voor de veel geprezen docu over schilder Sam Dillemans – naar Tahons drijfveren. ‘Kunst is voor hem als therapie.’

Ben je zelf een fan van Tahons werk?

Luc Lemaître: Eerlijk: ik kende het niet voor ik aan de docu begon. Vandaar misschien dat ik zo onder de indruk was van de grootte van zijn beelden toen ik de eerste keer in zijn atelier kwam. Monumentaal, zou ik zijn figuren durven te noemen. Bevreemdend ook, wat apart. Een correcte anatomie hoef je niet te verwachten. Tahon kán zulke sculpturen wel maken, maar dat interesseert hem niet.

Wat boeit hem dan wel?

Lemaître: Tahon werkt heel intuïtief. We hebben hem in zijn atelier gefilmd, en hij lijkt dan haast in trance. Voor hem komt het erop aan zichzelf voortdurend te verrassen. Is hij niet tevreden, dan duwt hij zijn beeld gewoon tegen de grond. Soms blijkt dat dan te werken en herstelt hij die breuken weer. De periode dat wij gedraaid hebben, was hij bezig aan een opdracht voor de stad Genk. Omdat hij er iets aan wilde bevestigen, moest hij zijn oorspronkelijk liggende beeld recht takelen. Dat vond hij zo goed werken dat hij het beeld uiteindelijk heeft laten staan.

Werpt ‘Een gebed in gips’ ook een blik op ‘de mens’ Johan Tahon?

Lemaître: Absoluut, zijn sculpturen zijn ook heel persoonlijk. Voor hem is beeldhouwen een manier om te kunnen omgaan met zijn demonen. Zijn vader dronk en kon gewelddadig zijn, zodat Johan niet echt een fijne jeugd heeft gehad. Bovendien is hij hypersensitief en heeft hij veel twijfels. Hij vindt troost in zijn beelden, en hij hoopt dat dat voor anderen ook geldt.

Jan Hoet introduceerde hem in de internationale kunstwereld. Een aanpassing?

Lemaître: Nogal ja. Tahon heeft echt op zwart zaad gezeten, zonder geld of een huis die naam waardig. Toen Hoet vroeg of hij hem mocht tentoonstellen, dacht hij: ‘Ja, waarom niet?’ Pas nadien begreep hij waarom die dat vroeg: plots moest hij zijn overall vol gips inruilen voor een chic kostuum en handjes gaan schudden met koningin Beatrix en andere notabelen. Compromissen wil hij niet sluiten, maar hij beseft wel dat hij die actes de presence noodzakelijk zijn om zijn kunst te kunnen tonen.

Vond Tahon het dan wel fijn om door een cameraploeg te worden gevolgd?

Lemaître: Goh, het was niet zozeer dat hij ons niet vertrouwde, hij vertrouwde veeleer zichzelf niet: hij had schrik om de verkeerde dingen te zeggen. Onze bedoeling was ook niet om zijn privéleven bloot te leggen, enkel wat relevant is voor zijn kunst. Toch praat hij erg open over zijn gevoelens en angsten. Hij vindt dat hij als kunstenaar ook een sociale functie heeft: misschien kan zijn genezingsproces ook voor anderen gelden.

Je documentaire over Sam Dillemans – ‘De waanzin van het detail’ – werd internationaal bekroond. Is het daardoor makkelijker geworden een programma over kunst te maken?

Lemaître: Makkelijker zou ik niet meteen zeggen, al ben ik Woestijnvis en Canvas wel erg dankbaar dat we de kans krijgen zulke docu’s te draaien. Intussen zijn we bezig met enkele reportages over andere kunstenaars uit erg uiteenlopende takken, hopelijk kunnen we er een reeks van maken. Dat de docu over Dillemans nog steeds in scholen vertoond wordt, vind ik fantastisch. Mensen warm maken voor kunst: dát is onze bedoeling.

BARBARA DE CONINCK

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content