Mijn fiets is een verlengstuk van mijn lichaam, vandaar dat hij deel uitmaakt van mijn zelfportret. Sinds we de auto uit ons leven banden, zitten mijn vrouw en ik bijna constant op onze fiets. En meestal ben ik net zo zwaar geladen als op mijn tekening. De viool verwijst naar het instrument waar ik mijn huisgenoten en mijn buren vaak mee martel. De koffiezet naar mijn cafeïneverslaving. En de oude stoel en jerrycans naar de afdankertjes die ik van overal meeneem. Ook een boom en bloemen mochten niet op mijn zelfportret ontbreken. Daarvan moet ik er altijd een paar om me heen hebben om me goed te voelen.
Ik ben om den brode al van alles geweest. Chauffeur. Postbode. Tuinier. Leraar. Begeleider van psychiatrische patiënten. Zelfs jobcoach. Maar het enige wat ik ooit écht heb willen zijn, al van toen ik nog een kleuter was, was tekenaar. Sinds een paar jaar ben ik parttimebibliotheek-assistent, en dat ben ik gráág. Ik kan niet van mijn potlood alleen leven, daarvoor is mijn werk niet toegankelijk genoeg. Maar zolang ik kan doen wat ik graag doe, zonder toegevingen, hoor je me niet klagen.
Ik ben geen typische striptekenaar. Ik maak vrij moeilijke en expressionistische tekeningen, en mijn teksten zijn vaak schots en scheef in plaats van keurig uitgelijnd. Maar in het echte leven is ook niets simpel en rechtlijnig. En precies dat wil ik vatten in mijn tekeningen. Collega’s naar wie ik opkijk? Craig Thompson. Chris Ware. David B. En dichter bij huis: Judith Vanistendael. Met haar voel ik me verwant. En ook Jacques Brel is een grote held van me. En schilder Paul Gauguin. Al was het maar om de manier waarop hij de kleuren van het zuiden van zijn doeken deed spatten.
Afrika heeft een ander mens van me gemaakt. In 1990 trok ik naar Rwanda. Lesgeven op L’École d’Art, een kunstschool in Nyundo. Daar begon ik voor het eerst gebeurtenissen op te tekenen in stripverhaaltjes. Omdat ik voelde dat er iets op til was. In 1994 heb ik moeten lopen voor mijn leven, toen de genocide uitbarstte. Ik had altijd al geweten dat ‘Eigen Volk Eerst’ een vreselijke slogan was. Maar dat hij zo gruwelijk was, had ik niet eens durven denken.
Afgelopen zomer ben ik voor het eerst sinds de genocide naar Rwanda teruggekeerd. Na dertien jaar. Om te zien wie was kunnen ontkomen. En wie het niet had overleefd. Ik ben er nog altijd van aan het bekomen. Het heeft ontzettend veel indruk op me gemaakt. Maar aan mijn liefde voor Afrika en de mensen daar heeft het gelukkig niets afgedaan. Ik kan niet wachten tot ik weer mag vertrekken.
Jeroen Janssen (44) is striptekenaar. In 1997 debuteerde hij met ‘Muzungu – Sluipend Gif’, een strip over de genocide in Rwanda. Het verhaal van zijn terugkeer naar Nyundo kan u vanaf 29/11 lezen in Knacks boekenspecial ‘Boek 07’, verkrijgbaar bij de betere dagbladhandel. En op 6/12 verschijnt bij uitgeverij Oogachtend ‘De Kruisweg van Mpyisi’, het eerste deel van ‘De Grote Toveraar’, zijn nieuwe boek met Pieter van Oudheusden. Alle info: www.bakame.be.
Opgetekend door Wouter Van Driessche
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier