Hij steelt als schoonbroer Maurice elke week de show in Van Vlees en Bloed en staat ondertussen ook aan het hoofd van een van de belangrijkste theatergezelschappen van Vlaanderen. Een gesprek met Peter Van den Eede. ‘Als je ziet wat voor figuren er soms in Man Bijt Hond rondlopen, blijven wij nog braaf’.

Herman mag dan wel Facebook veroverd hebben – de fanclub van de opdringerige buurman telt ondertussen al ruim zesduizend virtuele vrienden – wij vinden Maurice De Brabandere toch het leukste personage uit Van Vlees en Bloed. De ex-schoolinspecteur die met vervroegd pensioen is en een nieuwe carrière als natuurgids ambieert, zorgt telkens weer voor scènes vol pijnlijke humor en stille tragiek, en ook al leven we sinds weken danig mee met de familie Vangenechten, toch betrappen we ons erop dat we vaak stilletjes zitten te wachten tot hij komt binnengestapt.

De man die gestalte geeft aan de pompeuze De Brabandere is Peter Van den Eede, een gezicht dat maar weinig op televisie te zien is. Van den Eede (46) speelde ruim tien jaar geleden een hoofdrol in Terug Naar Oosterdonk als meester Moens, en is ook vaste gast in de comedyprogramma’s van (pdw), zoals Kijk eens op de Doos en SPAM. Maar zijn hart ligt vooral in het theater: precies twintig jaar geleden richtte Van den Eede zijn eigen theatergezelschap op, Compagnie De Koe, waarmee hij een frisse wind door het verdorde Vlaamse landschap wilde laten waaien. Met zo’n naam is het maar logisch dat hij ooit in een serie over slagers zouopduiken.

Dit is de eerste keer dat je in eentv-programma zit dat zoveel kijkers haalt. Merk je dat?

Peter Van den Eede: Ik voel het wel. Toen ik in Terug Naar Oosterdonk of SPAM speelde, werd ik ook herkend, maar mensen die naar Canvas kijken, hebben iets meer pudeur om op je af te stappen. Als je op één zit, word je blijkbaar plotseling meer aanspreekbaar en word je vlugger beschouwd als iemand die ze kennen.

Je zou nochtans denken dat je door die pruik niet zo snel herkend zou worden.

Van den Eede: Ik dacht ook dat het zou meevallen, maar daarin heb ik me toch vergist. Nu, ik vind het wel leuk als mensen komen zeggen dat ze de serie mooi vinden: ik zou het erger vinden als dat níét zou gebeuren. Maar tegelijk ben ik ook blij dat de serie maar zeven afleveringen telt:als het altijd zo zou zijn, dan zou ik het lastiger hebben.

Ben je daarom zo kieskeurig overde tv-programma’s waaraan jemeedoet?

Van den Eede: Dat heeft ermee te maken, maar er spelen nog andere factoren mee. Bepaalde dingen interesseren me gewoon niet: een soap wil ik bijvoorbeeld niet doen, omdat dat – zonder erop neer te kijken – mijn biotoop niet is en ik daar heel ongelukkig zou zijn. En ik moet ook tijd hebben. Compagnie De Koe is een fulltimejob, waarmee ik het hele jaar door bezig ben. Als ik een vraag krijg, is de kans dus vrij groot dat ik met iets anders bezig ben en moet weigeren. Tenzij het heel aantrekkelijk is, want dan zal ik wel proberen om dingen te verschuiven.

Was dat zo bij ‘Van Vlees en Bloed’?

Van den Eede: Ik heb wel wat toeren moeten uithalen, ja. Ik heb niet meteen iets verschoven, maar vorig jaar was toch uitzonderlijk druk. Tijdens de opnames van Van Vlees en Bloed moest ik ook een theaterproductie klaarstomen, en omdat we vlak daarna op tournee door Frankrijk gingen, heb ik de tekst van die voorstelling acht maanden op voorhand moeten instuderen, wat absurd vroeg was. 2008 was dus heel leuk, maar het moet niet ieder jaar zo zijn. Maar Van Vlees en Bloed kon ik natuurlijk niet weigeren. Michiel en Tom waren zo enthousiast toen ze me de serie voorstelden dat ik niet neen kon zeggen. Daarbij voelde ik ook ontzettend veel binding met wat ik zelf doe, met hoe ik over dingen nadenk.

Op welk vlak?

Van den Eede: Die zeer herkenbare situaties, die tegelijk tragisch en komisch kunnen zijn. Voor mij moet komedie altijd uit iets tragisch voortkomen, omdat het dan menselijk wordt, en omdat je zo het publiek ook meekrijgt op het moment dat het verhaal een absurdere wending neemt. Dat vond ik ook zo ongelooflijk aan Twin Peaks: die serie was vaak heel surrealistisch – denk maar aan de scènes rond de Red Room of de Black Lodge – maar je ging er als kijker toch in mee, in die mate zelfs dat David Lynch erin slaagde om je de stuipen op het lijf te jagen. Van Vlees en Bloed heeft dat op een andere manier ook.

Jouw personage leunt samen met Herman het dichtst tegen de karikatuur aan. Was je op je hoede voor overacting?

Van den Eede: Ja, maar dat was ook de uitdaging: hoe ver kun je gaan zonder de geloofwaardigheid te verliezen? Maar naar mijn gevoel is Maurice geen karikatuur: als je bijvoorbeeld ziet wat voor figuren er soms in Man bijt Hond rondlopen, blijven wij heel braaf. De werkelijkheid is meestal nog extremer.

Waar komt die pruik eigenlijkvandaan?

Van den Eede: Tom kwam af met het idee om hem een ‘Willy De Clercq-achtige pruik’ te geven, zoals hij het noemde, en Appie Gorter, de grimeur, heeft die dan gemaakt. Zo’n pruik helpt wel, want je voelt je meteen een heel ander mens en ze past natuurlijk perfect bij het personage. Toen ik ze trouwens tijdens de opnames ophad en een bril droeg, zei iedereen dat ik erg goed op Harry Mulisch leek.

Maurice heeft ook een bijzondertragisch kantje: van zijn vervroegdepensioen bijvoorbeeld zou je gezien zijn gedrag kunnen vermoeden dat het van moeten was.

Van den Eede: Dat is ook zo mooi aan het scenario van Tom en Michiel, dat ze zoveel aan de verbeelding overlaten. Je kunt je inderdaad voorstellen dat hij bij zijn collega’s niet echt populair was, omdat hij zo’n betweter is. En je voelt dat hij erg gierig is, ook al wordt die karaktertrek nergens extreem uitgespeeld.

Hebben jullie het daar vooraf over gehad?

Van den Eede: Uiteraard, maar dat zijn ook zaken die je niet hoeft te spelen, of beter gezegd: je kunt ze alleen spelen door ze te negeren. Ik maak vaak de vergelijking met een zelfportret van Van Gogh: als je dat van op een afstand bekijkt, zie je één overheersende kleur, oranje bijvoorbeeld. Maar als je dichterbij komt, blijkt die ene kleur te bestaan uit allemaal vegen van verschillende kleuren die elkaar corrigeren. Dat is bij acteren hetzelfde, en dat maakt het ook zo leuk. Je kunt jezelf blijven verfijnen.

Ik las ook dat ‘Van Vlees en Bloed’de eerste tv-serie is waarin je jehelemaal aan het scenario hebtgehouden.

Van den Eede: Ja, meestal durf ik mijn dialogen wel eens onder handen te nemen, zeker als ik de vrijheid krijg. Bij Compagnie De Koe schrijven we het grootste deel van onze stukken zelf en als we die later opnieuw opvoeren, dan moet ik ook vaak de dialogen ‘kraken’ om ze weer wat levendiger te krijgen. Ik geloof dat ik zo voor een meerwaarde zorg als ik in een tv-serie meedoe. Terug Naar Oosterdonk was in dat opzicht een onwaarschijnlijke ervaring, want daar kreeg ik van Frank Van Passel alle ruimte om mijn dialogen aan te passen Hier was dat anders, maaromdat Van Vlees en Bloed zo goedgeschreven is, voelde ik me zekerniet gefrustreerd. Ik vond het zelfs een bijzondere ervaring.

Over ‘Terug Naar Oosterdonk’ gesproken: in de eerste aflevering van ‘De Smaak van de Keyser’ dook je even op als meester Moens, je personage uit ‘Terug Naar Oosterdonk’, en Frank Van Passel zei daarover dat hij ooit nog een serie rond hem zou willen maken. Zie jij dat zitten?

Van den Eede: Ik heb daar eigenlijk nooit over nagedacht. Meteen na de opnames van Terug Naar Oosterdonk hadden Frank, Katelijne (Damen; die in ‘Terug Naar Oosterdonk’ de rol van Gusta Bosmans speelde; nvdr.) en ik wel het plan opgevat om enkele dagen naar de Ardennen te trekken en daar een paar dingen op film te zetten. We hadden op de set zoveel sterk materiaal bij elkaar geïmproviseerd dat we het gevoel hadden dat we aan een langspeelfilm konden beginnen. Het is er uiteindelijk niet van gekomen, en dan is het moment natuurlijk gepasseerd. Maar ik zou het absoluut zien zitten, zeker als ook Guido Van Meir (de scenarist van ‘Terug Naar Oosterdonk’; nvdr.) meedoet en we er onze tijd voor kunnen nemen.

Iets anders: je theatergezelschap Compagnie De Koe bestaat in 2009 twintig jaar. Je hebt De Koe indertijd opgericht om ‘rock-‘n-rolltheater’te maken en ‘de heilige huisjesomver te schoppen’. Hoe zit hettwee decennia later met je rock-‘n-rollgehalte?

Van den Eede: Dat is er nog altijd. Ik ben er nu 46 en soms denk ik: het is toch ongelooflijk dat je je dan nog altijd een snotneus kunt voelen. Maar dat is ook nodig: je moet altijd kunnen spelen en zeveren in het leven.

Wanneer is die liefde voor speleneigenlijk begonnen?

Van den Eede: Waarschijnlijk heeft het er altijd ingezeten, maar ik herinner me dat ik op mijn 6e voor de eerste keer een toneelstuk zag in de gemeenteschool van Wemmel, waar ik woonde. In de turnzaal kwam een jeugd-theater optreden en toen wist ik: dat wil ik doen. En van de ene op de andere dag is toneel een bezetenheid geworden die mijn leven in beslag nam. Daarvoor was ik de hele tijd aan het schilderen en aan het tekenen – wat dan als uitlaatklep voor mijn creativiteit fungeerde – maar zodra ik toneel ontdekt had, is dat gestopt. Al moet ik toegeven dat het de laatste jaren toch weer begint te kriebelen om het penseel weer op te nemen.

Zijn er speciale plannen voor de 20e verjaardag van De Koe?

Van den Eede: Plannen wel, maar we hebben er het geld niet voor. We lopen al lang rond met het idee om wat oude evergreens uit de kast te halen en die dan met de originele cast op te voeren, maar dat is financieel gewoon niet mogelijk. We gaan in het najaar wel De Gebiologeerden, het stuk waarmee we begonnen zijn, nog eens hernemen, maar dat is vooral om geld in het laatje te brengen.

Raak je nooit ontmoedigd door die voortdurende zoektocht naar geld?

Van den Eede: Dat is lastig, ja. Zeker in ons geval, omdat we ondertussen toch al zolang bezig zijn. Negen jaar geleden kregen we een heel negatief advies en was onze toelage bijna geschrapt, maar na massaal protest uit de sector en de bijbehorende media-aandacht heeft Bert Anciaux ons toen weer opgevist. Alleen kregen we toen gewoon hetzelfde bedrag als voorheen terwijl we om een verhoging hadden gevraagd. Vier jaar geleden was het advies dan weer lovend en kwam zelfs de suggestie om onze subsidie op te trekken. Toen hebben we echter de fout gemaakt om de minister de noodzaak daarvan niet duidelijk te maken. Met als gevolg dat men dacht: ze zullen nog wel even zónder verhoging verder kunnen. Daarom probeer ik nu ons financieel probleem wat meer onder de aandacht te brengen en met het ministerie te communiceren, in de hoop dat we in 2010, als de nieuwe subsidies worden verdeeld, eindelijk meer zullen krijgen. Met andere woorden: ik hoop dat we een heel leuke 25e verjaardag zullen kunnen vieren.

Door Stefaan Werbrouck l foto: charlie de Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content