‘JE MAG FILMS NIET TE SNEL MAKEN’
Patricio Guzmán is 74 en al zowat zijn hele leven dé chroniqueur van de woelige geschiedenis van zijn geboorteland Chili. Met de lyrische docu El botón de nácar bevestigt de regisseur van Nostalgia de la luz (2010) zijn geloof in de kracht en de noodzaak van film. ‘Een land zonder documentaire cinema is als een familie zonder familiealbum.’
Filmen alsof je leven ervan afhangt. De mensen op wie die uitspraak letterlijk van toepassing is, hebben meestal geen enkele reden om daar blij mee te zijn. Patricio Guzmán is een van hen. Eind 1973 ontvluchtte hij Chili met enkele filmrollen onder zijn arm. Generaal Augusto Pinochet had net de democratisch verkozen socialistische regering van Salvador Allende omvergeworpen en de uitgesproken linkse Guzmán werd met vele anderen twee weken lang vastgehouden in het nationale voetbalstadion. De filmspoelen die hij daarna het land uit smokkelde, zouden uiteindelijk La batalla de Chile worden, een indrukwekkende documentaire in drie delen over de regeerperiode van Salvador Allende en de staatsgreep die daar een gewelddadig, en voor Allende dodelijk, einde aan breide.
Het duurde meer dan twintig jaar voor de film in Chili vertoond kon worden. Die ballingschapsjaren bracht Guzmán door in Cuba, Spanje en Frankrijk, waar hij nu nog altijd verblijft. Zijn bezigheid? Filmen alsof zijn leven er nog steeds van afhangt. Over de katholieke kerk in En nombre de Dios (1987), over religiositeit in La cruz del Sur (1992), over het proces van Pinochet in El caso Pinochet (2001) of over het geheugen, de tijd en de kosmos in Nostalgia de la luz (2010).
MAAR WAAR HIJ ZE OOK MAAKT EN
wat het thema ook moge zijn, Guzmáns films gaan altijd over Chili. In El botón de nácar vertelt hij de rijke maar tragische geschiedenis van zijn land via poëtische omwegen, in dit geval een parelmoeren knoop die teruggevonden wordt, vastgeroest op een van de spoorrails die de beulen van Pinochet destijds gebruikten om tegenstanders van zijn regime in zee te gooien. ‘Ik zoek steeds andere manieren om hetzelfde verhaal te vertellen’, zegt de cineast. ‘Wanneer je over een specifiek probleem praat, praat je tegelijkertijd over de hele wereld. Geen enkele film ontsnapt daaraan. Net daarom is cinema een universeel medium, dat als roeping heeft om wereldproblemen uit de doeken te doen. Om herinneringen vast te leggen. Dat is waar alle documentaires de laatste zestig jaar mee bezig geweest zijn. Een land zonder documentaire cinema is als een familie zonder familiealbum.’
Volgens Guzmán moeten films niet per se politiek zijn, dat worden ze sowieso omdat ze steeds een relatie met mensen hebben, en dus ook met wat er fout gaat in de wereld. ‘Vandaag zijn de problemen in Chili groter dan in de tijd van Allende. De rijken zijn rijker geworden en de armen armer. Allende droomde ervan de natuurlijke rijkdommen van het land, zoals koper, te nationaliseren. Niet noodzakelijk om van Chili een heel rijk land te maken, maar wel een land met genoeg geld voor sociale hervormingen. Welnu, vandaag is er opnieuw koper gevonden, zijn er meer mijnen en is er meer kapitaal, maar ook meer armoede.’
Guzmán blijft kritisch voor de Chileense staat, ook al eindigde de militaire dictatuur van Pinochet in 1990. In El botón de nácar keert ook een van zijn andere stokpaardjes terug: het selectieve geheugen waar de democratisch verkozen regeringen van het land sindsdien mee worstelen. ‘Mijn films zijn altijd kritisch geweest voor de overheid, voor het onderwijs, voor de leugens waarmee bepaalde zaken weggemoffeld werden. Chili heeft veertig jaar lang tussen waarheid en leugen geleefd. Mijn band met wat in Chili de transición política of de overgangsperiode naar democratie genoemd wordt, is nooit goed geweest. De mensen die daarin een rol speelden, kwamen wel naar de premières van mijn films, schudden me de hand en gaven me schouderklopjes, maar nooit subsidies. El botón de nácar is de eerste film waarvoor ik geld kreeg van de Chileense overheid. Zonder financiële hulp uit landen als Spanje, Frankrijk, Duitsland en België had ik mijn films nooit kunnen maken.’
EN TOCH IS GUZMÁN OOK VOOR DIE
landen streng, zeker voor de manier waarop ze de vluchtelingencrisis aanpakken. ‘Wat vandaag in Europa gebeurt, is compleet irreëel. Mensen willen een beter leven, een beter salaris en meer comfort, maar tegelijkertijd denken ze dat ze door immigratie alles zullen verliezen. In die situatie kan extreemrechts enorm groeien. Het communistische spook dat vroeger rondwaarde, wordt afgelost door het spook van de immigratie. Hopelijk verdwijnt die schijnvertoning de komende jaren van het toneel want niemand zal immigratie kunnen tegenhouden.’
Toch blijft Guzmán optimistisch. ‘Ik ben er zeker van dat we een betere, menselijkere politiek kunnen creëren. Cinema kan daarin een rol spelen, door mensen tot nadenken aan te zetten.’ Dat er eerst geld moet zijn om die cinema te blijven maken, wat niet evident is in crisistijden, ziet hij niet eens als het grootste obstakel. ‘Films maken is altijd moeilijk. Door het geld, maar ook door het creatieve proces zelf. Je moet eerst goed nadenken, vooruitkijken, achteromkijken en dan verder nadenken. Dat denk- en schrijfproces duurt al snel een jaar, en dan heb je nog eens een jaar nodig voor de montage. Maar dat is goed zo. Je moet je tijd nemen om tot een conclusie te komen. Je mag films niet te snel maken. Ik denk liever lang na. Dat is beter. Aangenamer ook, want uiteindelijk is het een mooie stiel.’
EL BOTÓN DE NÁCAR
Vanaf 11/11 in de bioscoop.
DOOR SAM DE WILDE
‘HET IS IRREËEL HOE EUROPA OMGAAT MET DE VLUCHTELINGENCRISIS. NOCHTANS ZAL NIEMAND IMMIGRATIE KUNNEN TEGENHOUDEN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier