JANI GAAT

Eenvoudige ideeën zijn vaak de beste, maar zoals bij iedere regel bestaan ook hier uitzonderingen op. Jani gaat is er daar een van. Het is niet omdat je een archetypische homo als Jani bij de paracommando’s dropt dat de televisie die daaruit voortkomt even onweerstaanbaar, grappig of boeiend is als de fantasie erachter. Integendeel: de gimmick begint snel te vervelen. Al doet Jani er alles aan om in Jani gaat de perfecte Jani te zijn. Hij smeert de hemelsbrede verschillen tussen hem, de man die trots zijn gemanicuurde nagels torst, en hen, de para’s met onderbroeken van prikkeldraad, zo breed mogelijk uit.

Zo arriveert hij in het station van Marche-les-Dames nog net niet met een koffer op wieltjes, maar heeft hij zich voor de gelegenheid wel uitgedost als het toonzaalmodel van de verwijfde Feldwebel. In geweven wollen vest in kakitinten op een skinny broek met camouflageprint marcheert hij naar de jeep die hem opwacht. Om het met Bart De Pauw – de man van het plan achter Jani gaat – te zeggen: miaauwwkes.

Maar het leger heeft zo zijn eigen stijl en designers: bottinnes, thermisch ondergoed en een riem van vier euro. ‘Trek uw clownspakske maar uit’, buldert luitenant Filip, specialist overlevingstechnieken en sluipschutter, wanneer hij Jani zijn slaapplaats voor de komende twee nachten toont: een matje op een palet in een tent. Het enige waar Jani troost uit kan putten, is dat hij die tent met drie beren van heren deelt. Ook al had hij zich dat, zoals hij zelf tegen de camera fluistert, in zijn dromen lichtjes anders voorgesteld, hij geniet er toch van. Een opmerking die hij met slaperige ogen herhaalt als hij zich om zes uur ’s ochtends omringd weet door blote basten in de gezamenlijke badkamer van het paracommandoverblijf. Die hij nog eens bovenhaalt wanneer hij na de sessie close combat op zijn rug in het gras ligt en een paracommando bijna lieflijk zijn rechterbeen optilt en zachtjes naar achteren duwt. En die hij herhaalt wanneer ze hem bij wijze van oefening op een stretcher vastbinden.

Om maar te zeggen: de spanningsboog in Jani gaat verslapt duizelingwekkend snel. Iedere ‘activiteit’, zoals para’s hun dagdagelijkse bezigheden noemen en waar ze zich in lichte looppas naartoe reppen, toont een andere kant van dezelfde Jani. Of hij nu met kleren aan door een rivier spurt, een nachtdropping afwerkt of de wc’s kuist: hij klemt zijn tanden op elkaar en doet wat een man in de gegeven omstandigheden verondersteld wordt te doen: doorgaan tot hij sterren ziet.

Anders dan de para’s is Jani natuurlijk wel een prater. Waarom ze dit nu doen, wil hij boven een dampende gamel met macaroni en hesp weten. ‘Gewoon’, wordt er gemompeld. Of hij zijn vriendin niet mist, vraagt hij aan een andere para terwijl ze samen hun geweren schoonmaken. ‘Tuurlijk wel’, klinkt het. Of hij zelf al eens is afgevoerd, polst hij bij de ijzeren eerste korporaal Bosmans, terwijl ze een brancard van stokken en doek in elkaar knutselen. ‘Beroepsgeheim’, eindigt Bosmans punctueel de poging tot toenadering. Terwijl de andere para’s Jani nog het gevoel geven dat hij erbij hoort, maakt Bosmans duidelijk tot waar hij mag gaan. Om te spetteren had Jani gaat meer Bosmansen nodig. Want ondanks alle mannelijkheid die over het scherm rolde, bleek dat leger met lieflijkheid en galanterie aan elkaar te hangen. ‘Julie zijn kei-lief.’ Jani zei het niet, maar hij dacht het vaak.

**, VIER, elke maandag, 20.35

DOOR TINE HENS

EENVOUDIGE IDEEËN ZIJN VAAK DE BESTE, MAAR ZOALS BIJ IEDERE REGEL ZIJN ER UITZONDERINGEN. JANI GAAT IS ER DAAR EEN VAN.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content