JAMBERS, HET LEVEN GAAT VOORT
Echte mensen. Authentieke verhalen. Daar is het Paul Jambers volgens de stem van de omroepster om te doen. Ding dong. De voordeur zwaait open. Een man met een snor in de krul en een vrouw met zorgvuldig gestifte lippen turen handenwringend in de camera. ‘Paul!’ Paul schuift hen aan de kant zoals je een paar overtollige stoelen wegzet. ‘Lang geleden, hé’, stotteren de man en de vrouw. ‘Twintig jaar’, constateert Paul met de empathie van een sprekende klok. Terwijl ik naar Jambers, het leven gaat voort kijk, moet ik er vooral aan denken hoe precies de persiflage in In de gloria was. Hoe Paul een huiskamer binnenloopt alsof die deel uitmaakt van zijn persoonlijke rijk, hoe hij even fijnzinnig als een betonmolen naar het lief en leed van de mensen informeert en hoe hij daarbij het lief systematisch negeert en het leed al even systematisch uitvergroot.
Het leed van de man en de vrouw is hun zoon. Twintig jaar geleden lag hij in coma. Twintig jaar geleden geloofden zijn ouders nog dat het allemaal goed zou komen. ‘Dat geloofden jullie echt, hé’, benadrukt Paul terwijl de camera inzoomt op de soepresten die van de tong van de half verlamde zoon druppen. ‘Echt goed kwam het toch niet.’ Nee, dat moeten de ouders ook toegeven. Maar ze doen er alles aan om van het leven van hun zoon een gelukkig leven te maken. Daarvoor offerden ze hun eigen leven op. ‘Schoon’, constateert Paul zoals een belastingcontroleur de achterstallige interesten noteert.
Was Paul een huisarts, je kwam steevast met meer ziektes buiten dan je binnenging. Paul voelt zich beter bij potdichte ellende dan bij glimpen van succes. ‘Is dit nu echt wat je wilt’, bleef hij vragen aan de dertig-jarige balletdanser die de droom die hij als dertienjarige koesterde – balletdanser worden – had waargemaakt. ‘Ja, ja’, herhaalde die even vaak. Maar zoals een miereneter pas tevreden is als de hele hoop omver is gewoeld, wroette Paul verder. ‘Maar je mist je familie toch wel? En wat ga je doen als je carrière voorbij is?’
Het liefst houdt Paul zich als een bed-wants op in de schilfers van de illusie van geluk. Het meest schrijnend dreef dat naar boven bij Filip, de ex-gedetineerde die nu door het leven hinkt met een enkelband. Twintig jaar geleden was Filip dolverliefd in de gevangenis. Dat werd niets. En hij belandde opnieuw in de gevangenis. Voor roofmoord. Bijna had Paul er in de krappe woonkamer van Filip een presentatiebord bijgehaald om de gruwel van de misdaad van Filip tot op de minuut te ontleden. ‘Dat was niet proper, hé.’ Nee, dat was niet proper. Filip had er spijt van. In de gevangenis was hij getrouwd en gescheiden. En opnieuw getrouwd. Deze keer voor echt. Zijn nieuwe vrouw leidde hem de kerk van de verlossing in. Met leren jas, strak achteruit- gekamd haar, zwarte jeans leunt Filip tegen de muur van de barak die zijn kerk is. Hij rookt een sigaret. Hij denkt dat hij gelukkig is, ja. ‘Ik hoop het’, zegt Paul. Het is de authenticiteit van de casino-uitbater die de gokkers geluk in het spel toewenst.
Woensdag 21.50 – vtm
Meer bedenkingen op www.knackfocus.be/testbeeld
TINE HENS
‘WAS PAUL JAMBERS EEN HUISARTS, JE KWAM STEEVAST MET MEER ZIEKTES BUITEN DAN JE BINNENGING.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier