‘Heel eerlijk? Ik hád vooral een enorme dada. Fiftiesmeubelen en -decoratiestukken. Toen ik acht jaar geleden in Brussel kwam wonen, was het een echte obsessie. Minstens twee keer per week schuimde ik het Vossenplein af op zoek naar een nieuwe occasievondst. Het was een soort wedstrijd die ik speelde met een meisje dat ik net kende: ‘wie vindt vandaag het meest unieke stuk?’

‘Ik ben een onrustig mens. Gedurende mijn acht jaar in Brussel ben ik al evenveel keer verhuisd. Ieder jaar een nieuwe stek, op zoek naar de ultieme woonplaats. Neen, ik heb m’n definitieve nest nog niet gevonden en mijn hele collectie fiftiesstuff ben ik nagenoeg kwijt. Weggegeven. Uitgedeeld aan vrienden, of kennissen die me al hielpen verhuizen. Waarom? Omdat ze zot waren van een of ander meubelstuk. En omdat ik die collectie als ballast begon te ervaren. Ik had gewoon te veel. Liever uitdelen dan her en der stockeren zodat je op den duur een punthoofd krijgt van de ‘wat-staat-nu-weer-waar’-gedachte.’

‘Aan bepaalde stukken denk ik nu wel met smart terug. Vooral mijn zwart-witte salon in kitscherig skai had mooi gestaan in mijn huidig appartement. Maar die zetels waren niet altijd even comfortabel. Bij hete temperaturen waren ze te mijden, je achterste bleef eraan plakken.’

‘Eigenlijk ben ik nog steeds verzot op meubels uit die periode, maar ze zijn schandalig duur geworden. Een paar jaar geleden kon je nog echte koopjes doen waar je weken euforisch van was. Nu val je vooral achterover als je de prijskaartjes ziet. Fiftiesdesign is tegenwoordig een exclusiviteit voor het smaakvolle rijke volkje. Helaas. Onlangs zag ik in een winkelvitrine een theepotmodel dat ik ook ooit had gekocht. Twintig euro vroegen ze ervoor. De mijne had ik destijds aangeschaft voor vijftig frank.’

‘Ik dacht dat ik het verzamelen definitief adieu had gezegd, maar de laatste jaren lijd ik toch wel aan een zekere vorm van T-shirtmanie. Je zult me nooit meer spotten in een H&M-exemplaar. Vroeger wel, en ook al vinden sommige mensen het een uiting van ‘dikkenekkerigheid’: ik baal ervan om een paar keer per dag kerels tegen het lijf te lopen die getooid zijn in hetzelfde T-shirt als ik. Kledij is toch een uiting van persoonlijkheid? Geef mij dus maar uniekere exemplaren. Ik heb graag spullen die niet al te veel andere mensen hebben. Daarom wacht ik liever tot ik voldoende centen heb voor een origineel exemplaar dan dat ik me het zoveelste mainstream T-shirt zou aanschaffen.’

‘Momenteel heb ik er zo een stuk of vijftig. Mijn favoriet is ongetwijfeld die met de zwijnenkop, een lief varkentje met een dichtgeplakt oog. Het is het T-shirt dat de medewerkers van het Antwerpse Villanellafestival droegen. Ik heb daar opgetreden, dus hangt er een herinnering aan vast. Maar wat meer is: welke Marokkaan draagt nu een varken op zijn borst? Andere Marokkanen durven me vreemd aanstaren of geven me al eens een remarque als ze me in dat shirt zien rondlopen. Alsof ik een dissident zou zijn omdat ik de beeltenis van een zwijn op m’n borst heb plakken. Ik heb absoluut niet de intentie om mensen te choqueren, maar ik vind het wel verfrissend als zoiets controverse oproept. Net zoals mijn T-shirt met het Arabisch-kalligrafisch opschrift ‘halka’. Sommige mensen vragen me dan angstig of het een extreemreligieuze boodschap is. ‘Kom niet te dichtbij of ik blaas mezelf op!’, durf ik dan al eens te repliceren. Alsof wij alleen maar bezig zouden zijn met religie. De vertaling van het opschrift? Een halka is een feestmarkt, zoals de overbekende in Marrakesh, waar ze slangen uit hun nest lokken met hypnotiserend fluitspel.’

Opgetekend door Johanna Vlaminck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content