Er zit muziek in de films van Martin Scorsese. Dat merk je aan de geweldige soundtracks die hij steevast samenstelt en ook aan de documentaires die hij maakt. Zoals ‘Shine a Light’, een liveregistratie van de meest legendarische rockgroep aller tijden: The Rolling Stones.

‘Bijna alles wat ik vandaag doe, heeft zijn wortels in de jaren 60.’ Martin Scorsese kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk dat ene decennium is geweest in zijn leven. Het valt ook niet zo moeilijk te begrijpen. Tenslotte was hij 18 toen de sixties begonnen en verdiepte hij zich toen pas echt in de film- en muziekcultuur. Het was de tijd dat hij de invloeden opslorpte die naar zijn eerste kortfilms (zoals The Big Shave) en zijn langspeeldebuut Who’s That Knocking at My Door? zouden leiden. Het was ook de tijd dat hij The Rolling Stones ontdekte. ‘Ze werden voortdurend gedraaid op de radio en ik luisterde gretig mee’, herinnert hij zich. ‘The Stones waren natuurlijk niet de enige groep die ik graag hoorde, maar hun muziek sprong er toch uit. Daarom dat ik zo makkelijk naar hun muziek teruggrijp. Ze waren letterlijk een deel van mijn leven toen. Ik leefde met hen. Ze waren niet weg te denken.’

Can’t get no cooperation

Het zou tot 1970 duren voor hij ze live aan het werk zag, maar de blijvende impact was toen al lang gemaakt. Het zegt genoeg dat hij zowel in Goodfellas, Casino als The Departed hun Gimme Shelter op de soundtrack zette. Die song staat vreemd genoeg niét op de setlist van Shine a Light, de documentaire die Scorsese heeft gemaakt van een Stonesconcert begin november 2006 in het New Yorkse Beacon Theater. Maar dat heeft dan weer alles te maken met het frustrerende gebrek aan controle dat Scorsese had over de show die Jagger aan zijn collega-Stones zou voorleggen. Dus besliste de cineast om daar maar een running gag van te maken en te doen alsof hij finaal pas een half uur voor het begin van het optreden de setlist in de handen kreeg gestopt.

Martin Scorsese: Het is een grap, maar het had even goed waar kunnen zijn. Ik had Mick er al zo vaak om gevraagd dat ik op de duur zei: ‘Waarom geef je me je lijstje niet gewoon vlak voor je op het podium stapt? Of geef het me niet. Het kan me niks meer schelen!’ We hebben pas de tweede avond gefilmd dus ik ging ervan uit dat we wel zouden weten waar de camera’s naartoe moesten. Ha, dat wisten ze zelf ook, en dus had Mick vijf andere songs op het programma gezet. Zonder me te vertellen waar die zouden komen. En het begon al met de eerste song. De eerste avond openden ze met Start Me Up, de tweede gingen ze plots van start met Jumpin’ Jack Flash. Groot verschil. (lacht)

Het is ergens grappig dat ‘Gimme Shelter’, een song die zo’n beetje jouw handelsmerk is geworden, niet te horen is in de film. Heb je het niet voorgesteld?

Scorsese: Toch wel, maar het antwoord was: ‘Misschien niet. Sorry’. Ik wou het hen ook niet opdringen. Ik wou hun stemming volgen, hoe zij zich voelden met elkaar. Ze veranderen elke avond hun setlist. Ze weten zelf niet waarmee ze zullen beginnen tot een half uurtje voor ze opkomen. Ze doen wat hen op dat moment het beste lijkt. Ze testen de temperatuur van de zaal, van het publiek en dan kiezen ze. Mick vertelde me ooit dat ze een optreden zien als één lange song die telkens verandert. Ze beginnen met iets energieks, gaan daarna over naar iets zachters en spelen vervolgens iets wat meer bluesy is. Heel organisch allemaal.

Is dat het grote verschil tussen een rockmuzikant en een filmmaker, dat jij als filmmaker zo weinig mogelijk aan het toeval wil overlaten?

Scorsese: Het is eerder eigen aan mezelf. Er zijn regisseurs die niet weten wat ze gaan draaien tot ze op de set staan. Ze dokteren de shots uit en bouwen daarop verder. De Koreaan Hong Sang-soo schrijft zijn dialogen bijvoorbeeld ’s ochtends, geeft ze aan zijn acteurs en draait de scène. Zo werk ik nu eenmaal niet. Ik heb het ooit geprobeerd, maar ik merkte dat ik vooral veel tijd verspilde. Ik moet het op mijn eigen manier doen. Ik denk dat ik te veel angst voel om alles vrij te laten. Ik kan spontaniteit waarderen, maar ik weet liever precies waar ik aan toe ben. Anders word ik kribbig.

Lights, camera, satisfaction

Loop je veel te klagen op de set?

Scorsese: O ja. (lacht) Ik klaag heel graag, in die mate dat het op de duur grappig wordt. Ik heb twee of drie vaste medewerkers tegen wie ik voortdurend loopt te klagen en te zeuren, dag en nacht. Maar zij kennen mij en kunnen uitmaken wat belangrijk is en wat niet. Ze lachen erom. In het geval van Shine a Light maakte ik het mezelf natuurlijk ook extra moeilijk omdat ik iets onvatbaars wou vastleggen: de manier waarop een performer zijn publiek bij het nekvel grijpt. Dat heeft alles te maken met spontaniteit en het is dus onmogelijk te plannen. Het beste wat je kan doen, is je camera’s zo strategisch mogelijk plaatsen en de rest oplossen in de montagekamer. Daar leef ik me pas echt uit. Shine a Light mag dan een concertfilm zijn, ik wou toch pure cinema maken, iets waarvan je ook zonder geluid kan genieten.

Waarom heb je gekozen voor een concertfilm en niet voor een ander soort documentaire?

Scorsese: Omdat het de optredens zijn die de Rolling Stones nog steeds zo bijzonder maken. Ik werk al een jaar of negen met Mick Jagger aan een ander project en dus heb ik al wat concerten bijgewoond. Maar het was van de vroege jaren 70 geleden dat ik ze voor een kleiner publiek had gezien, toen ze in de New Yorkse Academy of Music speelden in 14th Street, een zaal die niet meer bestaat. Daarna waren het enkel stadionoptredens, vier kleine figuurtjes op een gigantisch podium. De show was vaak indrukwekkend, maar ik kon hen niet zien. Soms mocht ik bij het podium en dan dacht ik ‘Man, als ik hier nu een camera had. En daar!’ Het probleem met stadionconcerten is dat je de Stones bijna nooit alle vier samen in beeld hebt op dat podium. Dus wou ik een zaal die hen dichter bij elkaar zou brengen.

Tussen de songs door laat je wel stukjes archiefmateriaal zien. Wou je toch een soort portret maken?

Scorsese: Dat was inderdaad mijn eerste idee. Toen we eraan begonnen, heeft mijn monteur 400 uur archiefmateriaal doorploegd en herleid tot 40 uur. Mijn eerste reflex was: ‘Hier kunnen we een fantastische film van 5 uur mee maken.’ Ik heb de Stones dat idee voorgelegd maar eind jaren 80 hadden ze al een docu gemaakt over de geschiedenis van de groep, 25 x 5: The Continuing Adventures of the Rolling Stones, en ze hadden geen zin om dat nog eens te doen. Dus heb ik het bij een paar fragmenten gehouden, om een soort impressie te geven van waar ze vandaan komen.

Onstuitbare drang

Je maakte eerder films over The Band en Bob Dylan en intussen ben je ook bezig met documentaires over George Harrison en Bob Marley. Vanwaar dat verlangen om al je favoriete muziek vast te leggen?

Scorsese: Het is geen verlangen, het is een onstuitbare drang. (lacht) Ik werk mezelf trouwens zwaar in nesten met al die muzikale plannen, want ze lopen mijn andere films voor de voeten. Maar het is sterker dan mezelf. Ik voel ook dat het me nieuwe zuurstof geeft, ook al kost het me soms verschrikkelijk veel moeite om zo’n documentaire af te werken. Ik heb bijvoorbeeld geweldig genoten van No Direction Home, mijn Dylanproject, maar omdat we over een paar honderd uren beeldmateriaal beschikten, schoot de montage maar niet op. In de tijd dat het geduurd heeft om die film in elkaar te passen, heb ik Gangs of New York afgewerkt, The Aviator volledig gemaakt en The Departed gedraaid. En dan moet je weten dat ik ook nog aan een nieuwe filmhistorische documentaire werk. Na de Italiaanse en de Amerikaanse cinema wil ik het hebben over de Britse cinema. Die hoop ik binnen anderhalf jaar klaar te hebben.

Muzikanten zoals de Rolling Stones, Bob Marley en Bob Dylan zijn al vaak in beeld gebracht. Wat hoop je daaraan toe te voegen?

Scorsese: Dat hangt af van de muzikant. In het geval van de Stones was het dus hun livereputatie, de kracht die ze in hun optredens leggen. Vooral voor de jongere generatie is het volgens mij indrukwekkend om te zien. De film over George Harrison kiest een heel andere invalshoek. Die gaat over hoe hij zoekt naar een soort innerlijke… Rust is niet het goeie woord. Het was eerder een manier om in het reine te komen met zijn eigen leven. Dat is altijd boeiend om te volgen, en zeker bij iemand die lid is geweest van The Beatles, een ongelooflijke ervaring die een nefast effect moet hebben op je zenuwstelsel. Wat brengt een mens ertoe om al die roem en glorie opzij te schuiven en in zijn eigen ziel te gaan graven? Daar hebben we volgens mij allemaal iets aan. Ik zeg niet dat het hem gelukt is, maar ik hoop dat de reis op zich de moeite loont. En Bob Marley is weer iets anders. Het wordt interessant om te zien wat iemand die op muzikaal, politiek en historisch vlak zo’n buitengewone figuur was, te betekenen heeft voor de wereld van vandaag.

Door Ruben Nollet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content