Julien Vrebos loopt momenteel druk te telefoneren om zijn nieuwste film ‘The Emperor’s Wife’ te promoten. Hij is apetrots, maar voelt dat de distributeur niet goed weet wat hij ermee moet doen. ‘De film valt tussen twee stoelen, zeggen ze.’ Hij trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Ik zal dat maar beschouwen als een compliment.’

The Emperor’s Wife

Vanaf 3/9 in de bioscoop

Het is toch altijd hetzelfde’, foetert Julien Vrebos. ‘Je werkt met hart en ziel aan zo’n film. Je stopt er bloed, zweet en tranen in. Je toont het eindproduct aan de mensen die hem moeten verkopen en dan zie je ze twijfelen en aarzelen en zoeken naar de juiste woorden. Tot nu ben ik niemand tegengekomen die de film kan definiëren en hem zo aan de man kan brengen. Ik zeg altijd: verkoop mij dan! Ik heb er niets op tegen een product te zijn. Ik zal nooit vergeten dat men op de marché in Cannes minder gefascineerd was door Le Bal Masqué zelf, maar des te meer door mijn achtergrond. Ze vonden het ongelooflijk dat ik 51 jaar was, dat het mijn eerste film was en dat ik op mijn veertigste nog achter het loket van een gemeentebestuur stond. Ik ben een complete autodidact. Dat is een verhaal! Daar moet je mensen mee lokken. Dat durven ze niet. Ik geloof niet dat het is omdat ze te veel schroom hebben. Ze weten gewoon niet hoe je een film verkoopt.’

Een sprookje voor volwassenen noemde Cinéart The Emperor’s Wife uiteindelijk. Omdat het verhaal over een keizer gaat die na een kinderloos huwelijk van zeven jaar het recht heeft de keizerin te verstoten en te hertrouwen. De film schetst de spanningen en manipulaties tussen de keizer, zijn kamerheer en de keize-rin, en tussen de drie gevestigde waarden en de nieuwe keizerin, die zich aandient als een wilde kat. Vrebos hoort misschien liever koningsdrama dan sprookje, maar hij heeft zich bij de definitie neergelegd. ‘Het is een epos over macht en machtsmisbruik. In 1992 kwam het verhaal voor het eerst ter sprake. Op dat moment zou Antonio Banderas de hoofdrol spelen en moest het een zeer avontuurlijke superproductie worden met spectaculaire scènes. Zoiets is tof als je er het budget voor hebt, zelfs al is het niet helemaal mijn ding. Ik ben na Le Bal Masqué opgepikt door San Fu Maltha van de Nederlandse productiemaatschappij Fu Works. Hij beloofde met mij een film te maken binnen de twee jaar; het zijn er vijf geworden, maar ik heb in redelijke vrijheid kunnen werken en dat is al heel wat. Het enige wat me in het verhaal over de keizer interesseerde, was het spel tussen de vier hoofdpersonages, het gewicht van de traditie en hoe ze zichzelf erin verstrikken. In die zin heb ik het samen met Kurt Segers, een 29-jarige neuropsychiater, herschreven. Zo werk ik graag. Het interesseert me niet de auteur of de schepper van iets te zijn. Ik zet graag dingen van anderen naar mijn hand. Daarvoor huur je me in. Ik zou doodgraag eens een James Bond maken. Ik moet er niet van dromen, en ze zullen het me nooit vragen, want je zou Bond niet meer herkennen. Maar ik stap graag in het verhaal van iemand anders. Dat is het fijne aan cinema, in tegenstelling tot de fotografie waarin je constant alleen bent. Je moet het vergelijken met masturberen, dat is plezant, maar je kunt het niet je hele leven blijven doen. Op den duur verveelt het.’

Toch zit er nog veel fotografie in de films van Vrebos. Dialogen durven wel eens te haperen of zijn soms te doorzichtig, maar qua beeldtaal benadert Vrebos de perfectie. ‘Fotografie heeft me alles geleerd. Op filmscholen zouden ze leerlingen eerst moeten verplichten op stap te gaan met een fototoestel om te kijken, alleen maar te kijken. Als je lang genoeg naar een stilstaand beeld staart, en dat beeld is sterk genoeg, zie je het uiteindelijk bewegen. Fotografie is de basis van alle beeldtaal. Ik gebruik weinig materiaal, maar ik sta wel met meer dan twintig verschillende lenzen op de set. Voor we aan de opname beginnen, weet ik perfect welke lens ik zal gebruiken. Ik vergis me zelden. Filmen is pure concentratie. Het budget voorzag 45.000 meter film voor The Emperor’s Wife, ik heb er 31.000 meter van gebruikt. Omdat ik op de set al weet waar ik ga knippen en hoe ik zal monteren. Als ik film, is er enkel dat. De wereld buiten de studio verdwijnt. Ik sluit me op in de film, kijk geen tv, luister niet naar de radio, ik zet enkel cd’s op en ik ontspan volledig. Het is een onwaarschijnlijk gevoel: het ontspannende van niets. Geen vakantie kan dat betalen, geen vreemd land. Voor mij is er niets meer in dit leven dan die drie maanden op de set.’

‘Ik ben een kind van de hippietijd. Love and peace, ik vond dat fantastisch. Drie maanden heb ik het volgehouden. We leefden allemaal samen ergens in Oostende. Tot ik op een dag tegen mijn copains zei: dit marcheert niet. Het blijft niet duren. We doen hier niets, het moet kapot en dan stap ik er liever uit voor het in elkaar stuikt. Dat heb ik ook geleerd: aan alles komt een einde. Dan sta je daar, met je film in je armen en je moet hem overlaten aan verkopers. Plots bots je weer op de wetten en de werkelijkheid die tussen je dromen staan.’ Hij bestelt een pint en recht zijn rug. ‘Weet je waar ik het meest trots op ben in deze film? We stonden met veertien nationaliteiten op de set en nooit is daar een woord over gezegd. Het stoorde niet dat de lichtman een Griek was en de actrices Spaans. Iedereen stond op gelijke voet. Ik heb altijd een hekel gehad aan geflirt met nationaliteit en vlaggen. Ik herinner me als klein manneke dat iedereen een vlagje aan zijn fiets had hangen. Mijn ouders hebben me er ook een gekocht. Het eerste wat ik deed, was het eraf trekken. Ik kon het niet. Ik gruwde ervan. Ik vond het vreselijk om mensen op het podium van de Olympische Spelen te zien staan, met tranen van ontroering in de ogen als de nationale hymne klonk. Ik begreep niet hoe je je zo kon laten gebruiken. Ik kan geen vlaggen verdragen. Ze zijn de pest van de wereld. “Ja, maar en je land dan?” vragen de mensen. Wat is dat? Je land? Het schijnt dat ik een anarchist ben. Als dat betekent: vrij van denken, ben ik graag een anarchist. Maar niet zoals de reporter van La Libre Belgique die me na Le Bal Masqué de nieuwe paus van de anarchisten noemt. Daar hou ik me niet mee bezig. Ik zal altijd door macht gefascineerd zijn. Ik wil storen. In het systeem ben ik graag de kortsluiting.’

Voor The Emperor’s Wife ging Vrebos volledig internationaal. Alsof hij na Le Bal Masqué de Belgische kleinburgerlijkheid voor gezien hield. ‘Ach suske, dat heeft er allemaal niets mee te maken’, reageert hij. ‘Je wilt gewoon het beste voor je film en de producent maakte het deze keer voor me mogelijk. Hij heeft de mannen gekozen.’ Even was er sprake dat David Bowie zou meedoen. Dat ging niet door, en in zijn plaats kwam Jonathan Rhys-Myers. ‘Een schitterende gast. Tijdens de film ben ik verliefd op hem geworden. Dat is realisatie. Verliefd worden. Ik moet dat gevoel hebben om iets te maken. Mij interesseert de technische bagage van een acteur niet. Ik hoef geen trucs op de set, ik wil een persoonlijkheid. Voor deze film heb ik bijvoorbeeld nooit gerepeteerd. Ik wilde dat de acteurs kwamen zoals ze waren. Ze moesten naakt zijn en oprecht. Het leven is toch ook niet gemonteerd?’

‘De vrouwen mocht ik zelf kiezen. De foto van Leticia Dolera zag ik in een tijdschrift op de luchthaven in Madrid. Ik zeg: “Dat is ze. Dat is de nieuwe keizerin.” Op mijn laatste dag in Madrid heb ik haar ontmoet. Ik zag haar en wist dat ik gelijk had.’ Hij glimlacht. ‘Als ik dat vertel aan mannen, krijg ik of vettige knipogen of jaloerse blikken. Wat een job, hé Julien. Je mag de halve wereld afreizen op zoek naar schone vrouwen.‘ Julien de vrouwenkenner, zeggen ze dan. Wat een onzin. Ik zou niet zo gefascineerd zijn door vrouwen als ik ze al kende. Wat staat het dichtst bij een man en is toch zo anders? Een vrouw. Als kind boeide het wezen vrouw me al. Maar ik heb één voordeel: ik kan er heel goed afblijven. Ik krijg niets van een actrice gedaan als ik er morgen de lakens mee deel. Ik ben hun vaderfiguur, hé.’ Ik zeg dat zijn vrouwen erg wreed zijn in de film en vraag of hij een zwak heeft voor meedogenloze vrouwen. ‘Sommige mannen houden niet van de film omdat de vrouwen de grote overwinnaars zijn. Ik hou van sterke vrouwen. Vraag me niet waar het vandaan komt. Ik weet het niet. Ik ben een ontzaglijke bewonderaar van François Truffaut en ik zal nooit dat ene zinnetje van hem vergeten: il n’y a que des femmes. Daar geloof ik zeer sterk in en ik was me daar erg jong heel bewust van. Al wat met gevoel en beeld te maken heeft, is zeer vrouwelijk. The Emperor’s Wife is een zeer vrouwelijke film en ik vind het fijn dat in film mijn vrouwelijke kant naar boven kan komen. Dat heeft niets te maken met jezelf in vrouw verkleden of biseksualiteit, wel met een bepaalde gevoeligheid toelaten.’

‘En dat wrede van vrouwen. Hebben ze niet allemaal iets meedogenloos? Precies door het feit dat ze meer op hun emoties drijven. Een vrouw zal het je recht in je ogen zeggen, ze maakt je in je gezicht af. Een man heeft omwegen nodig. Het zijn mannen die oorlogen in gang steken, een vrouw heeft zoveel middelen niet nodig. Een woord, een blik volstaan.’ Idealiseert hij niet? Zijn vrouwen niet minstens even heimelijk, zo niet heimelijker? ‘Misschien tegenover elkaar.’ Hij haalt de schouders op. ‘Het komt altijd op hetzelfde neer. Walter Grootaers zei het me zo: als je een kasteel hebt en je nodigt de mensen gratis uit, roven ze binnen de kortste keren je meubels en huisraad. Laat je ze betalen voor een bezoek, dan raken ze niets aan. Met andere woorden: als je open en extravert bent, wordt er na een tijd misbruik van gemaakt. Zowel door mannen als door vrouwen. In het leven heb je de keuze: je geeft je bloot of je sluit je af. Het is een kwestie van: vertrouw je de mensen of vertrouw je ze niet? Ik heb ervoor gekozen de mensen te vertrouwen. “Hoe vaak ben je bedro-gen uitgekomen”, wordt er me dan gevraagd. Ik ben nooit bedrogen uitgekomen. Dat ligt alleen aan mezelf. Ik zeg altijd: als ik me vergis in het leven, is dat het mooiste wat me kan gebeuren, dan leer ik iets bij. Wat is er interessant aan gelijk hebben?’

‘Trouwens, als je nadenkt over dat systeem van liegen en bedriegen. Wie voelt er zich het slechtste bij? De bedrieger of de bedro-gene? Ik geloof de bedrieger. Ik heb acht jaar een relatie gehad met een schoon madame. “Amaai, Jules, gij hebt toch chance“, zeiden de mensen me. Ik zeg: “Ik weet dat niet. Ik zie dat niet.” Achteraf was ik het grootste hert van het bos. Dat is haar probleem voor de rest van haar leven. Na acht jaar hadden we het gehad en dat was oké. Mensen gunnen elkaar die vrijheid niet meer. Ik ben getrouwd met mijn eerste lief. Voor de wet, voor de kerk, alles erop en eraan. Na tien jaar was het voorbij. Ik wilde uitbreken. Het was een goed mens, maar ons verhaal was verteld. Volgens mij zit het leven zo in elkaar: het bestaat uit verschillende hoofdstukken, uit altijd andere episodes en het is een kunst om bladzijden van het boek om te slaan. Ik ken geen wrok of rancune. Dat interesseert me niet. Het enige wat ik wil, is vrij zijn. Als kind al heb ik voortdurend gevochten tegen alles wat die vrijheid inperkte. Ik werd bijvoorbeeld opgezadeld met het begrip leugen. Ik wist niet wat het was. Ik ging op in mijn fantasie, voor de buitenwereld loog ik. Kinderen liegen niet, volgens mij, kinderen gebruiken hun fantasie om zich te verdedigen tegen de grote mammoets die tegenover hen staan, die volwassenen. “Je liegt”, zeggen ze. En zo praten ze je een schuldgevoel aan.’ Hij glimlacht. ‘Macht, opnieuw macht. Ik herinner me nog heel goed een moment in de klas. We hadden een tekenleraar. Een vreselijke man, een echte smeerlap. Iedereen was er bang voor. Ik daagde hem uit. Hij kwam binnen. Alle jongens sprongen recht naast hun bank. Ik lag achter in de klas op mijn buik te knikkeren. Ik keek niet op. Ik bleef liggen en ik dacht: je zult me komen rechttrekken. Hij wandelde langzaam op me af. Ik wist dat ik een hemd aan had dat tot op de draad versleten was. Ik bleef liggen. Hij sleurde me aan mijn hemd recht, op dat ogenblik wring ik tegen en hij scheurt mijn hemd in stukken. Ik spring recht, loop naar de prefect en kreeg het voor elkaar dat de leraar een week geschorst werd. Ik kon niet verdragen dat hij zinloze macht op ons uitoefende. In wezen is macht een fantastisch instrument. Als producent heb je een ontzettende macht, het is de manier waarop je ermee omgaat. Ik vind macht mooi als het gedeelde macht is. The Emperor’s Wife is het resultaat van gedeelde macht. Ze noemden me daddy jules op de set en na afloop zei Jonathan Rhys-Myers me: “Ik heb 25 films gemaakt, maar heb nooit zo mezelf kunnen zijn als bij jou.” Dat is fantastisch. Niet in de zin van: kijk eens wat ik voor elkaar krijg. Nee, het is het bewijs dat het kan: een film maken zonder het leiderschap van de chef indiaan.’

‘Misschien heb ik wel het meest geleerd van mijn pa. Hij was een stil, intelligent man. Mijn moeder bestierde het huishouden. Hij volgde. Ik zal maar doen wat ze zegt, dacht hij. Dan heb ik mijn rust. Hij verslond boeken. Ik kan het niet. Stilzitten en lezen. Ik vind het zalig als mijn vriendin me voorleest, maar zelf langer dan tien minuten lezen, lukt me niet. Van mijn vader heb ik geleerd dat je niet op reis gaat, maar reist in je hoofd. Dankzij hem heb ik enerzijds de leugens van de geschiedenis en anderzijds de cinema ontdekt. We hadden drie wijkbioscopen in de buurt. De Metro, de Brazil en de Woluwe. Ik zat altijd in de Woluwe omdat er een balkon was. Ik was een ventje van zeven, acht jaar en keek recht in de ogen van Michèle Morgan. Vraag me niet welke film het was. Ik weet zelfs niet hoe een camera werkte, maar ik wist wel: als ik in de ogen van Michèle Morgan wil kijken, moet ik achter die camera gaan staan. Ik kwam thuis en zei tegen ons ma: op een dag ga ik films maken, moeder, en wij gaan naar Amerika. Ik koop je een huis met een volledig uitgeruste keuken en een zwembad. “Maar jongske“, zegt ze. “Ik kan niet zwemmen en ik heb schrik van de vlieger.” Maar mijn vader zei: “Je moet altijd achter je dromen aangaan. Ook al kom je er via een omweg.” Ik heb een fameuze bocht genomen. Toen mijn liefde voor Michèle Morgan bekoeld was, had ik twee ambities: advocaat worden of filmschool. Advocaat was niets voor ons vader. “We zullen schoon uw stage betalen terwijl jij achter de meisjes zit”, zei hij. “Nee, nee, kies maar iets anders. Iets met wiskunde. Ingenieur of zo.” Daar had ik geen zin in. Het leek me een saai beroep waarbij je de hele dag achter een bureau zat. Ik dacht aan het Rits. Maar mijn toenmalig lief en mijn toekomstige vrouw zei: “Als je naar het Rits gaat, maak ik het af.” Tja, ik was een brave gast die zei: “Dan ga ik voor landmeter studeren.” Dat was buiten, ik was gek van driehoeksmeetkunde. Nog altijd trouwens. In mijn films is dat onbewust aanwezig. Via een stage raakte ik op de gemeente, en daar heb ik bijna twintig jaar gezeten. Nu begrijpt mijn moeder allang niet meer waar ik allemaal mee bezig ben. “Wat doe jij toch, jongen”, vraagt ze. Het mens is tachtig jaar. “Je hebt een boekentas, een telefoon, maar ik zie je nooit thuis of aan het werk.” Ik zeg: Ik doe niets, ze doen het allemaal voor mij. Actie en cut, dat is al wat ik doe.’

Door Tine Hens Foto Guy Kokken

‘Het interesseert me niet de auteur of de schepper van iets te zijn. Ik zet graag dingen van anderen naar mijn hand. Ik zou bijvoorbeeld wel eens een James Bond willen maken.’

‘In het leven heb je de keuze: ofwel geef je je bloot, ofwel sluit je je af.Ik heb ervoor gekozen de mensen te vertrouwen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content