Vier films op elf jaar tijd, het is op het eerste gezicht geen geweldige prestatie (tenzij je in Vlaanderen werkt, natuurlijk), maar de Franse cineast Jacques Audiard neemt liever zijn tijd om iets memorabels te maken. Zo ook met zijn nieuwste ‘De battre mon coeur s’est arrêté’, een remake van het Amerikaanse ‘Fingers’. ‘Als ik klaar ben met een film, ga ik altijd op zoek naar iets totaal anders.’

vanaf 6/4 in de bioscoop

Een mens ontsnapt niet aan zijn lot, en dat lot heeft vaak te maken met je ouders. Het is een van de thema’s die Jacques Audiard behandelt in De battre mon coeur s’est arrêté, maar het zou even goed over hemzelf kunnen gaan. Dat de Franse cineast op zijn 52e pas aan zijn vierde langspeelfilm toe is, heeft immers voor een groot deel te maken met zijn vader, Michel Audiard. Die was vooral tijdens de jaren ’50 en ’60 de ongekroonde koning van de Franse scenaristen, beroemd om zijn kleurrijke dialogen en zijn voorliefde voor misdaadverhalen. Omdat zowat de hele familie Audiard in het filmvak zat, leek ook de jonge Jacques voorbestemd om vroeg of laat in vaders voetsporen te treden. Het werd uiteindelijk laat. Oorspronkelijk wou de jonge Jacques namelijk liever professor worden (eerst literatuur, later filosofie), al had het filmvirus hem dan al te pakken. Op zijn achttiende borg hij zijn academische dromen op en begon als een gek films te verslinden in het beroemde Parijse culturele centrum L’Entrepôt, waar hij onder meer de Neue Deutsche Welle van Fassbinder, Wenders en Herzog ontdekte. Aan een carrière in de filmwereld dacht hij echter nog niet, maar via de kleine klusjes die hij voor zijn vader opknapte, gleed hij het milieu binnen. Zijn eerste werk leverde hij als assistent-monteur, onder meer voor Polanski’s The Tenant. Toen Jacques Audiard de 30 naderde, vroeg zijn vader of hij zin had om mee een scenario te schrijven, een adaptatie van Marc Behms psychologische misdaadroman The Eye of the Beholder voor Claude Miller (de basis voor diens Mortelle randonnée). Het schrijven viel Jacques zo goed mee dat hij besloot om zich daar fulltime op te storten. De stap naar zelf films maken, volgde bijna automatisch.

‘Ik ben cineast geworden zonder ooit de minste roeping of weerstand te voelen, zonder erbij stil te staan’, zegt Audiard zelf, maar in de vier films die hij de laatste elf jaar heeft gedraaid, komt hij wel telkens op dezelfde vraag terug: in hoeverre een mens zijn eigen weg kan kiezen. In zijn debuut Regarde les hommes tomber verpakte Audiard het in een road movie, Un héros très discret werd een cynisch drama over een vermeende verzetsstrijder en Sur mes lèvres koos het thrillergenre, maar het thema bleef telkens opnieuw opduiken. Nu ook weer. De battre mon coeur s’est arrêté is een losse remake van Fingers, een rauw drama uit 1978 van James Toback, toen met Harvey Keitel in de hoofdrol. Nu speelt Romain Duris de rol van Tom, een 28-jarige kerel die net zoals zijn vader zijn brood verdient door met weinig scrupules huizen te verkopen. Als hij op een dag zijn vroegere pianoleraar ontmoet, neemt zijn leven een dramatische wending. Audiard zit dus weer op bekend terrein, al is het idee dat een Fransman een Amerikaanse film opnieuw maakt toch iets uitzonderlijks.

Gewoonlijk zijn het de Amerikanen die Franse films oppikken en nog eens overdoen. Had u nog een rekening te vereffenen?

Jacques Audiard: O nee, dat is nooit in me opgekomen. In de originele film zat veel wat me interesseerde, vooral op thematisch vlak, en dat heb ik allemaal behouden. De rest hebben mijn coscenarist Tonino Benacquista en ik naar eigen goeddunken opnieuw ingevuld. Eigenlijk hebben we hetzelfde gedaan als wanneer je een boek verfilmt. We hebben ons weinig aangetrokken van de problemen die de originele film stelde. Het was alsof Fingers geen film was maar een roman, als je begrijpt wat ik bedoel. Uiteindelijk hebben we vooral aan het hoofdpersonage gesleuteld, de definitie van die figuur.

Wat waren dan de thema’s die u zo aantrokken in ‘Fingers’?

Audiard: Hoe mensen zichzelf definiëren. Hoe we worden wie we zijn en of we in staat zijn om ons leven echt te veranderen. Welke rol onze ouders daarin spelen. Hoe de relatie tussen ouders en kinderen in elkaar steekt en welke verantwoordelijkheden beide partijen dragen. Verantwoordelijkheid in het algemeen ook, dat elke actie een gevolg heeft. Dat zat allemaal al in Tobacks film.

Eén groot verschil met een boek verfilmen is dat Toback de visuele kant al eens ingevuld had. Was het niet moeilijk om die beelden te vergeten?

Audiard: Toch niet, om verschillende redenen. Ik heb de film voor het eerst gezien in 1978, wat toch al een hele tijd geleden is. Fingers is bovendien niet vaak vertoond, zelfs niet in Parijs. Ik heb hem misschien nog één keer teruggezien in de Cinémathèque, ergens halverwege de jaren ’90. Bizar eigenlijk. Fingers mag dan geen meesterwerk zijn, hij verdient toch beter dan zo’n donkere hel. Ik weet niet goed hoe ik het moet formuleren zonder arrogant en ondankbaar te klinken tegenover James Toback, maar toen ik hem eindelijk nog eens kon bekijken aan de vooravond van onze versie was ik behoorlijk ontgoocheld. Had die ontgoocheling te maken met het feit dat ik al die jaren vergeefs had gewacht op een kans om hem terug te zien? Best mogelijk, maar je kan er niet omheen dat Fingers enorm getekend is door de esthetische poses van die tijd, de cinematografie van de late jaren ’70. De willekeur van de personages, hun extreme gewelddadigheid, hun onwaarschijnlijke buitensporigheid, het weerhield me er allemaal van om me echt aan die figuren te hechten. Dat was het grote gebrek dat we moesten herstellen, wat betekende dat we het hoofdpersonage opnieuw moesten uittekenen. Ik heb trouwens lang moeten aandringen bij Tonino Benacquista voor hij ermee instemde om mee te werken aan het scenario. Ik was dan wel ontgoocheld door Fingers, maar hij haatte de film hartsgrondig. (lacht)

De hele film door zit u met de camera in de nek van Romain Duris. Hoe beïnvloedde dat de sfeer op de set?

Audiard: Als ik klaar ben met een film, ga ik altijd op zoek naar iets totaal anders. Toen mijn producent, Pascal Caucheteux, me tijdens de postproductie van Sur mes lèvres een voorstel deed om een nieuwe film te maken, had ik zin in iets wat minder strak op papier stond, iets wat me meer speelruimte zou geven op de set. Tijdens de voorbereidingen van De battre mon coeur s’est arrêté dacht ik niet in shots die ik tijdens de montage aan elkaar zou puzzelen, maar in sequenties. Ik wou de acteurs de vrijheid geven om zich de scènes eigen te maken, hen de ruimte en tijd geven om voluit te acteren. Ik wou hen altijd het gevoel geven dat die momenten een bepaalde duur hebben. Daar heb ik me tijdens de opnames ook aan gehouden. Ik draaide een scène vanuit een bepaalde hoek, deed het vervolgens over vanuit een andere hoek, daarna eventueel nog eens met een andere lens. Maar elke keer liet ik de acteurs wel de hele scène spelen. Tegelijk probeerde ik ze ook zo dicht mogelijk op de huid te zitten met de camera, vooral in het geval van Tom, de hoofdfiguur. Op die manier kon ik een gevoel van levensechtheid en naturel scheppen en me volledig op zijn gevoelens en denkwereld concentreren. Het gevolg is dat wat zich buiten het kader en het scherm bevindt ook heel belangrijk wordt. Daar speelt het echte leven zich af, aan de andere kant. Ik wou dat Romain via zijn gezicht en zijn gebaren en zijn spel aan de kijker duidelijk maakte wat er buiten het scherm gebeurde. Daardoor creëer je een mysterie dat de spanning nog opdrijft.

Er zijn niet alleen heel veel dingen die u niet toont, maar ook die u niet zegt. Hoe ver wou u daarmee gaan?

Audiard: Zo ver mogelijk. Ik wou een script vol gaten en hiaten. In het Frans heb je de uitdrukking volonté en mouvement, de wil als drijvende kracht. Het komt erop neer dat de scènes geen begin hebben. Ze zijn altijd al bezig als de kijker ze te zien krijgt. Vaak is er ook geen einde aan die scènes. Wat telt, is de manier waarop ze zich ontwikkelen.

De film bevat een hoop elementen uit de Griekse mythologie, van Elektra tot Oedipus. Had u specifieke mythes in gedachten?

Audiard: Nee. Wat Toback ons aanbood met zijn film was pure Griekse tragedie. Daar had ik ook oog voor, de theatraliteit van Fingers. Maar dat is evengoed eigen aan genrefilms. Kijk naar The Godfather, daar vind je die klassiek tragische ideeën ook terug. Het grote voordeel en een andere reden waarom een remake van Fingers me aansprak, was dat het dankzij die elementen bijna niet nodig is om de personages psychologisch uit te bouwen. Ze zijn zo massief in hun verlangens en emoties dat ze zichzelf verklaren. Wat ik bijvoorbeeld zo ontroerend vind aan Tom en de reden waarom hij in mijn ogen een tragische held is, is dat hij zichzelf een doel stelt waarvan hij pertinent zeker weet dat hij het nooit kan bereiken. Daarom is hij zo’n mooi personage. Als hij één seconde nadenkt, als hij even de tijd neemt om stil te staan bij wat hij doet, moet hij beseffen dat hij aan een onmogelijke missie bezig is. Hij is dertig jaar oud, hij heeft zich al meer dan tien jaar niet meer ernstig beziggehouden met piano. Hij weet dus dat hij niet eens één kans op een miljoen heeft om concertpianist te worden. Maar toch gaat hij ervoor. Zoals de Amerikaanse dichter/filosoof Ralph Waldo Emerson het ooit formuleerde in een essay over beschaving: ‘hitch your wagon to a star’, haak je kar vast aan een ster. Dat is wat Tom doet. Daarom kiest hij ook een pianolerares die geen woord Frans spreekt. Anders had ze hem al na twee lessen verteld dat het niet de moeite is om verder te doen. (lachje)

‘In mijn films moeten de personages helden zijn’, zei u ooit. Waarom?

Audiard: Eigenlijk is het aan de critici om dat soort conclusies te trekken, maar ik heb alvast het gevoel dat ik van helden houd. Ik ben geïnteresseerd in de verschijning van helden, hoe iemand een held wordt en wat de vereisten zijn. Wat zorgt ervoor dat iemand zoals jij en ik onder bepaalde omstandigheden plots de kwaliteiten opbrengt die van hem een held maken? Dat is wat ik verken in mijn films, voor zover ik daar zelf zicht op heb. Het is namelijk heel moeilijk om op je eigen werk terug te kijken, maar ik merk wel dat het thema telkens opnieuw in mijn films sluipt. Het is volgens mij ook de reden waarom ik veel houd van een bepaald type western. Een van de films die me enorm getekend heeft, is Rio Bravo, en die behandelt in essentie dat thema. Daardoor krijgt die film plots ook een poëtische dimensie. Het is de broosheid van het hoofdpersonage die op de proef wordt gesteld. Dat is bijna het enige dramatische argument van de film, of dat personage niet vroeg of laat aan scherven zal vallen. De ware suspense is niet of hij wraak zal nemen, maar of hij het zal volhouden.

De vader in ‘De battre mon coeur s’est arrêté’ maakt een hoop mee, ook al is hij niet de hoofdfiguur. Denkt u dat dit verhaal even boeiend zou zijn vanuit zijn perspectief?

Audiard: Interessante vraag. (denkt na) Nee, ik denk dat er vanuit die hoek veel minder te vertellen valt. De vader mist de dynamiek van Tom. Tom zoekt de kracht ook ergens anders dan zijn vader, die vastgeroest zit in zijn leven en destructieve gewoontes. Die vader is compleet uitgeput en kan geen kant meer op. Toen we aan het scenario werkten, overwogen Tonino en ik of we niet op een bepaald moment naar Chris, de jonge verloofde van de vader moesten overstappen. Of naar Toms vrienden. We dachten dat we op die manier een beetje meer lucht zouden binnenlaten in het verhaal. Maar dat bleek nooit te werken. Zodra Tom een nieuw doel heeft in zijn leven, bestaat al de rest niet meer. Dat was wat we moesten tonen.

Een van de thema’s van de film is hoe je bijna onvermijdelijk in de voetsporen van je vader treedt. Dat hebt u zelf ook gedaan. Hebt u dat ooit ervaren als een probleem?

Audiard: Gelukkig nooit zo erg als Tom. (lacht) Mijn situatie was ook helemaal anders. Ik ben opgegroeid met film en het is ook altijd mijn persoonlijke passie geweest. Cinema was niet enkel het beroep van mijn vader maar van mijn hele familie. Mijn vader was scenarist, mijn oom Jean-Paul was producent. En een alcoholicus. Mijn moeder was gewoon mijn moeder. God zegene haar. Zij was de enige kans die ik in mijn leven heb gehad om aan dit lot te ontsnappen. Het is trouwens dankzij haar dat ik het volgehouden heb. Ze was de enige in mijn familie die niet compleet krankzinnig was. (lacht) Het doet me denken aan een grappige anekdote. Mijn oom, de alcoholische producent, was een man van wie ik zielsveel hield. Maar hij was wel echt autodestructief. Op een dag zat ik aan tafel te praten met hem en ik vroeg hem wat hij in hemelsnaam had gedaan met het geld van al de succesvolle films die hij gemaakt had. Hij keek me aan en zei zonder verpinken: ‘Ik heb het opgedronken.’ (lacht) Zo iemand was het. l

Door Ruben Nollet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content