Misdaadliteratuur komt zelden dichter bij rock-‘n-roll dan bij Jo Nesbø. Hij was dan ook jarenlang zanger van een groep. En broker. En journalist. ‘Ik ben een entertainer.’

Minstens één ding heeft hij overgehouden aan zijn dagen als voorman van de Noorse rockband Di Derre: hardnekkige fans. ‘Soms hoor ik nog zuchtjes ontsnappen als ik mee op de foto moet. Maar het wordt minder. De leeftijd vermoed ik. En het feit dat ze Harry Hole verwachten in plaats van mij.’ Hole is de film-noirachtige inspecteur in het gros van de boeken van Nesbø. Hij moet niet alleen de demonen rondom hem, maar vooral zijn eigen demonen bestrijden. In De schim, het negende boek over Hole, laat Nesbo hem afdalen in de krochten en uitgewoonde levens van het drugsmilieu in Oslo.

Hoe goed ken je dat milieu?

JO NESBØ: Het is niet de eerste keer dat ik erover schrijf. Ik deed er al onderzoek naar voor Dodelijk patroon. Oslo is een van de Europese steden voor harddrugs, voornamelijk heroïne. Volgens de statistieken vallen er de meeste drugsdoden. Deze keer ben ik er net iets dieper in gedoken, undercover, en ik heb ongetwijfeld vormen van onderzoek gedaan die de wet niet als dusdanig definieert. Ik doe altijd dit soort onderzoek. Om de een of andere reden voelt wat je schrijft natuurlijker aan als je als auteur weet wanneer je liegt en wanneer niet.

Ander opvallend thema: net als in je vorige, Het pantserhart, draait het in De schim over vader-zoonrelaties. In het eerste probeerde Harry bijna wanhopig in het reine te komen met zijn vader, nu moet hij zijn eigen zoon opvegen in het drugsmilieu.

NESBØ: Alles wat je schrijft, heeft op een of andere wijze wel een link met je eigen leven. Maar meestal wordt die link je zelf pas na vijf, zes jaar duidelijk. Vreemd genoeg heb ik altijd een fijne relatie met mijn eigen vader gehad. Hij was een man die ik respecteerde. Niet omdat hij mijn vader was maar voor de man die hij was. Het gebeurde wel vaker dat ik op mijn weg naar buiten naar een feest nog even in de woonkamer langsliep, waar mijn vader dan zat te lezen, om hem gedag te zeggen en dat ik de hele nacht bij hem bleef zitten om te praten in plaats van naar dat feest te gaan. De vader van Harry is compleet het tegenovergestelde. Een bruut. En Harry is de typische afwezige vader die te veel eigen problemen heeft om die van zijn zoon te zien. Ik heb het om me heen zien gebeuren, bij vrienden, die voortdurend tegen hun eigen vaders aanbotsten. Ik vond dat intriest. Misschien interesseert het me net omdat mijn vader totaal niet de afstandelijke vader was die niet in staat was tot echt contact.

Je derde boek, De roodborst, baseerde je op je eigen familiegeschiedenis. De familie van je moeder zat tijdens de oorlog bij het verzet, terwijl je vader met de Duitsers aan het Oostfront ging vechten. Was dat een pijnlijk geheim?

NESBØ: Niet echt, toen mijn broers en ik zestien werden, kregen we het elk afzonderlijk te horen. Mijn ouders worstelden er niet mee, maar ze vonden dat we een bepaalde leeftijd moesten hebben zodat we zwart, wit en grijs in het verhaal van elkaar konden onderscheiden. Het meest verwarrende voor mij was dat ik het heb ontdekt voordat mijn ouders het me vertelden. Toevallig. In een plaatselijk museum. In een vitrinekast zag ik een politiedocument liggen met de handtekening van mijn vader erop. ‘Heb jij voor de politie gewerkt?’ vroeg ik hem toen ik thuis kwam. Eerst begreep hij het niet, en toen heeft hij me heel gewoon uitgelegd hoe die handtekening daar gekomen is. Voor hem was het in die jaren een principekwestie. Hij ging voor de Duitsers vechten om Noorwegen te behoeden voor een in zijn ogen nog groter gevaar: Stalin. Natuurlijk besefte hij dat hij de verkeerde kant had gekozen, maar hij had wel zijn leven op het spel gezet voor iets waar hij toen in geloofde. Het was dat wat mijn moeder en de familie van mijn moeder ook begrepen. Natuurlijk had die verzetsfamilie liever gezien dat hun dochter met een soldaat thuiskwam die aan de zijde van de geallieerden had gevochten. Een echte held, weet je wel. En niet een die de foute keuze had gemaakt en daarvoor net anderhalf jaar in de gevangenis had gezeten. Maar beide families vonden elkaar in hun afkeer van al die mensen in Noorwegen die tijdens de oorlog thuis hadden gezeten, hadden gewacht en niets hadden gedaan. Het grappige is ook dat De roodborst eigenlijk het verhaal is dat mijn vader graag zelf had geschreven.

Maar nooit heeft gedaan?

NESBØ: Hij stierf toen hij eraan wilde beginnen. ‘Na mijn pensioen’, zei hij altijd. Toen zijn pensioen er eindelijk was, is hij gestorven.

En dat is een les in?

NESBØ: ‘Oh, dat is de beste remedie tegen uitstelgedrag. Kort nadat mijn vader is gestorven, ben ik naar Australië vertrokken om een vriend te bezoeken en ben ik eindelijk, eindelijk beginnen te schrijven. Ik had in Noorwegen een fantastisch wild leven. Overdag op de beurs verhandelen en ’s avonds optreden. Maar ik had dat leven geen jaar langer kunnen volhouden. Het had me gesloopt. Op het vliegtuig naar Australië heb ik de hele samenvatting van De vleermuisman op papier gezet. Ik had vijf weken en in die vijf weken heb ik mijn eerste boek geschreven. Eerst onder een schuilnaam. Ik had geen zin de rockster te zijn die probeert te schrijven. Ik had een deadline en ik had inspiratie en er stroomde iets uit mijn lijf wat daar heel lang had liggen sudderen. Als dat het antwoord is op de dood van mijn vader, dan kan ik er enkel blij mee zijn.

We kunnen er niet omheen: je schuwt de gruwelijke details niet in je boeken.

NESBØ: Ik sta er vaak bij stil. Ik blijf mezelf afvragen: is het geweld functioneel? Stuwt het het verhaal vooruit? En er is natuurlijk een heel eenvoudige verklaring: hoe vreselijker de moordenaar te werk gaat, hoe erger hij zijn slachtoffers toetakelt, hoe hoger de nood om hem te vangen. Maar ik weet ook dat dat geen voldoende verklaring is. Ik kan er niet omheen dat ik gefascineerd ben door gruwel. Als kind werd ik beheerst door mijn angsten. Ik was bang om in de kelder melk te gaan halen. Ik was bang in het donker. Om dat te compenseren verzon ik de meest afschuwelijke verhalen. Mijn broers vonden het geweldig. Ik herinner me dat ik mijn vader ooit heb gevraagd Lord of the Flies aan me voor te lezen. Ik had het uit de boekenkast gehaald omdat de kaft me zo aansprak: een afgehakte varkenskop met bloedvlekken. Dus ja, er is een zekere fascinatie. En ik merk dat ik in mijn boeken de grenzen van wat een mens kan verdragen, probeer op te rekken. Soms ga ik te ver. In Het pantserhart staan twee scènes waarvan ik nu spijt van heb dat ik ze erin heb laten staan. Ze zijn erover.

Jouw stijl is afgemeten, onderkoeld. Je verliest jezelf zelden in overbodige details. Is dat een erfenis van je jaren als songschrijver?

NESBØ: Schrijven heeft volgens mij te maken met je eigen ademhaling, met je eigen hartslag in woorden en zinnen. Je moet je eigen ritme vinden. Het is onmogelijk om jezelf te verstoppen als schrijver. Als je dat doet, ben je gewoon een slecht schrijver. Dus, je moet jezelf smijten op die pagina’s, het zijn jouw angsten, dwaasheden en zwakke punten waarin je zit te roeren. Als songschrijver doe je dan weer vaak niet anders dan schrappen omdat je zo vastzit aan het ritme van de woorden. Ik geloof wel dat dat me helpt: ik ben nogal meedogenloos tegenover mijn eigen teksten. Ik zie mezelf ook niet als een groot schrijver. Ik ben geen leraar over de menselijke conditie, ik ben een entertainer. Maar entertainment moet je ernstig nemen.

Het is ondertussen al meer dan een jaar geleden dat Anders Breivik het bloedbad in Utøya aanrichtte. Heeft de gruwel van de werkelijkheid impact op jouw werk?

NESBØ: Soms zijn er zaken waar je als schrijver beter omheen fietst. Breivik is zo’n zaak. Ik vergelijk het met A mineur in een song of met de kleur rood op een schilderij. Als je die gebruikt, dan weet je dat ze al de rest zullen overheersen, dat er nauwelijks nog ruimte is voor schemertinten en tussenklanken. Ik denk niet dat ik het bewust uit de weg ga, ik weet gewoon dat als je het op een of andere manier in een boek verwerkt het de rest van je verhaal overschaduwt. Zeker nu nog, omdat het trauma zo vers is.’

DOOR TINE HENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content