IK WAS ALTIJD MEER BRIAN ENO DAN KEITH RICHARDS’

© © IAN THUILLIER

LOKERSE FEESTEN, 4/8, 20.15 UUR. – Sommige akkoorden komen op zo’n rimpelloze wijze tot stand dat het Belgische politieke gild er beter een voorbeeld aan zou nemen. Neem nu die van Johnny Marr. In alle unanimiteit behoort hij, ooit een Smith, tot de grootste gitaristen van de jongste dertig jaar. En binnenkort is hij zomaar te bewonderen op een Belgisch podium. ‘Ik wil concerten spelen die men zich nog lang zal herinneren.’

Toeval is een geintje van de goden. Net in de week dat ik Autobiography van Morrissey aanvat, een boek dat bij dezelfde eerbiedwaardige uitgeverij is verschenen die ook de woorden van Plato, Charles Dickens en Alexandre Dumas verspreidt, belt zijn voormalige creatieve partner in het magistrale popgroepje The Smiths mij op, tussen het noeste repeteren met zijn eigen band door. Aangezien Johnny Marr (50) heeft aangekondigd zelf ooit zijn memoires op schrift te zullen stellen, vraag ik eerst hoe het daarmee staat.

JOHNNY MARR: Geen tijd, man. Maar ik heb een goed geheugen. Het is dus zaak eraan te beginnen voordat het me in de steek begint te laten. Eerst nog enkele soloplaten maken – in oktober komt er alweer eentje aan.

Wat zal de bottomline van jouw autobiografie zijn?

JOHNNY MARR: Gewoon: mijn toch wel uitzonderlijke levensverhaal. Ik ben in de vroege seventies opgegroeid als een armeluiskind in de binnenstad van Manchester, waar ik ben moeten wegvluchten om het leven van een artiest te kunnen leiden. Ik had er het temperament voor, maar ik was vooral gezegend met het talent om gitaar te spelen. Daarnaast ben ik, mag ik wel zeggen, ook altijd streetwise gebleven. Dat is het in een notendop.

Je had ook kunnen zeggen: eer valt te behalen met het najagen van gekoesterde idealen, hoe sterk de tegenwind ook.

MARR: Ik wil dat het een positief en inspirerend boek wordt. Bladzijde na bladzijde opofferen om bepaalde mensen keihard de grond in te boren, dat is helemaal mijn stijl niet. En boeiend is dat evenmin, veronderstel ik.

Verwijs je nu specifiek naar de autobiografie van Een Zeker Iemand?

MARR: Neen, want die heb ik niet gelezen.

Het is wel een Penguin Classic, hoor!

MARR: (droog) Zo zijn er wel meer. Neen, ik refereer aan zowat álle autobiografieën die ik heb gelezen. We leven in een cultuur waarin je pas geld verdient als je stennis schopt. Sensatie verkoopt. Wel, mijn leven als muzikant is sensationeel genoeg, in alle bescheidenheid, zonder dat ik met modder moet gooien.

Kritiek op je keuzes is er genoeg geweest. Omdat je door de goegemeente – onterecht – verantwoordelijk werd geacht voor de split van The Smiths, kon je nadien in The The en Electronic niks goeds doen.

MARR: Ja, maar al die platen die indertijd werden afgekraakt zijn ondertussen ruimschoots gerehabiliteerd.

Niet doen wat het publiek van je verwacht: is dat de verantwoordelijkheid van de artiest?

MARR: Niet de verantwoordelijkheid, veeleer het voorrecht. Mensen doelbewust tegen de haren instrijken hoeft niet, maar je eigen visie volgen wél. Toen ik The Smiths verliet, wilde ik hoegenaamd niet nog eens zo’n band oprichten. Anders was ik wel bij The Smiths gebleven, niet? Ik was nog heel jong, drieëntwintig pas. Het was tijd voor iets anders. Artiesten die voortdurend vervellen, zijn de interessantste: schilders als David Hockney, van wie ik een enorme fan ben. Robert Rauschenberg, Jasper Johns. Zeker als gitarist word je verondersteld tot cliché te stollen. Maar ik heb altijd met mijn tijd willen meegaan. Ik vond indiemuziek aan het eind van de jaren tachtig heel erg mager en voorspelbaar geworden.

The Pretenders, The The, The Cribs, Modest Mouse: zocht je bij die groepen ook het bendegevoel, wat nog iets anders is dan puur muzikale verbondenheid?

MARR: Neen, neen. Alle goeie bands hebben dat bendegevoel sowieso. Ik heb in Manchester in groepen gezeten sinds mijn veertiende. Alleen ben ik bekend geworden met de eerste groep waarmee ik een platencontract heb binnengehaald, en dat was The Smiths. En dat verhaal is meteen ook het enige dat op een soap is uitgedraaid. Het is nooit mijn intentie geweest om dertig jaar lang op dezelfde bassist te kijken. Waarom zou ik ook, als ik kan samenwerken met Hans Zimmer (de Duitse filmcomponist, bekend van The Lion King en Gladiator, nvdr.) of Bert Jansch (meesterlijke folkgitarist, nvdr.), of met al die groepen die je net opsomde? Of als ik soloplaten kan maken? Ik snap heel goed dat andere muzikanten dat wél willen doen, hoor. Zoals Peter Buck van R.E.M. Maar ik ben meer een loner. Ik was altijd meer Brian Eno dan Keith Richards.

Krijg je van live spelen nog steeds dezelfde rillingen als toen je voor het eerst voet op een podium zette?

MARR: Neen, man. Vroeger liep ik over van de zenuwen als ik op moest. En dat heeft heel lang geduurd ook. Maar hoe ouder je wordt, hoe beter je in je vel zit. Tegenwoordig geniet ik er dan ook ten volle van. Ik kan putten uit mijn omvangrijke songcatalogus, en nieuw materiaal hebben maakt het des te opwindender. Toen ik jong was, voelde live spelen alsof ik een examen moest afleggen. Ik weet dat ik toen zelfvertrouwen en misschien zelfs arrogantie uitstraalde, maar geloof me: het was vaak met de moed der wanhoop. Ik speelde een rol. Maar dat is oké. Let op, ik geloofde altijd met elke vezel in mijn lijf in de bands waarin ik heb gespeeld. Mijn geloof in The Smiths was gigantisch. Maar dat in The The ook. Muziek draait om energie. I’m not interested in being mellow. Niet als persoon en niet als muzikant. De shows die ik speel, moeten stijf staan van de adrenaline. Er zijn genoeg bands die midtempo muziek spelen en daar veel meer in bedreven zijn dan ik. Mijn job is om met mijn elektrische gitaar prachtige tunes te spelen.

Het valt me telkens weer op dat je, gevraagd naar je gitaarhelden, Roger McGuinn van The Byrds nooit vermeldt. Had zijn rinkelende, heldere geluid van de Rickenbacker geen invloed op The Smiths?

MARR: Wel, ikzelf heb The Byrds nooit als invloed beschouwd tot de pers dat begon te doen. Ik speelde een Rickenbacker omdat het in 1982 het beste beschikbare instrument was voor mijn stijl: de techniek van Bert Jansch gecombineerd met de elektriciteit van Patti Smith. Zonder effecten, distortion of sustain. The Byrds heb ik pas goed leren kennen nadat we met The Smiths al twee platen hadden gemaakt. Toevallig heb ik voor ons eerste televisieoptreden wel op een Rickenbacker gespeeld die nog van Roger McGuinn was geweest, en die ik van Phil Manzanera van Roxy Music had geleend. Nu, geef mij van The Byrds maar de songs die Gene Clark schreef.

Je speelt tegenwoordig behoorlijk wat songs van The Smiths: How Soon is Now?, Stop Me If You Think You’ve Heard This One Before, Bigmouth Strikes Again, There Is A Light That Never Goes Out… Waarom uitgerekend die? Omwille van de tekst, de praktische kant van zingen en gitaarspelen tegelijk, de wil van het volk?

MARR: Wat How Soon is Now? betreft: die tremelo en die slide, dat is mijn geluid. Ik heb dat bedacht, dus zie ik het als mijn visitekaartje. En de rest heb ik vooral gekozen omdat mijn band die songs zo fantastisch speelt. Muziek is bedoeld om live te spelen, te ademen. Niet om achter glas te worden bewaard of op een piëdestal te zetten. Een concert moet het gemeenschapsgevoel aanwakkeren. Als je een van die bofkonten bent die songs met die eigenschap in de binnenzak hebben zitten, dan moet je die niet alleen spelen, maar hoor je er ook dankbaar voor te zijn. Soms spelen we ook Still Ill, The Queen is Dead of The Headmaster Ritual. Mijn band is zo goed dat ze die songs doen stralen. Kijk, mijn type rock-‘n-roll is die waar ik in de middelbare school naar luisterde: postpunk en new wave. Blondie, Television, Wire, Buzzcocks. Directe, scherpe muziek die je zo uit de studio naar een podium kon vertalen, zonder dat er een noot verloren ging. Trouwens, we doen soms ook songs van Electronic, hoor: Forbidden City, en Getting Away with It, dat we als een northernsoulnummer spelen. Zie je, ik wil niet op mijn lauweren rusten, man. Ik wil beoordeeld worden op wat ik nú doe. En daarmee bedoel ik evengoed mijn soundtrackwerk voor Inception of The Amazing Spider-Man 2. De eerstkomende jaren wil ik voornamelijk concerten spelen die mensen zich nog lang zullen herinneren.

Is dit het leven dat je je had voorgesteld, op je vijftigste?

MARR: Helemaal. Het was mijn droom om elke dag van mijn leven iets creatiefs te kunnen doen. Om gitaar te spelen en te zingen en in een groep te zitten. Om songs te maken die klinken alsof ze uit een jukebox komen.

Is dat de reden waarom je het logo van Tamla-Motown, 45RPM, op je arm hebt laten tatoeëren?

MARR: Precies. De single als kunstvorm heeft mijn leven veranderd. I Am the Walrus op 45 toeren, dat is gewoon een Hiëronymus Bosch die je in het winkelcentrum kunt kopen. Niet het domein van de rijken, niet buiten het bereik van de werkende klasse. De single kan net zo abstract of politiek of sexy zijn als eender welk schilderij. Het is een object dat de beperkingen van zijn fysieke dimensies op spectaculaire wijze overstijgt. En de hoes! Er is geen beter formaat om sleeve art op toe te passen. Een goeie rockplaat is meer poëzie dan poëzie zelf ooit kan zijn. Van de Stones tot Franz Ferdinand: dat is poëzie die beweegt op het ritme van de moderne tijd.

Wat bezielde je eigenlijk om pas na je veertigste nog aan tatoeages te beginnen?

MARR: Dat ik het als kunst ben gaan beschouwen. Wat impliceerde dat ik plots zelf een canvas werd. De volgende die ik wil, is de skyline van een stad. Om me er te gepasten tijde aan te herinneren in welke straten ik ben opgegroeid. Want stel je voor dat ik op mijn oude dag nog week zou worden. (lacht)

Die ‘N’ op je pols verwijst onder meer naar je zoon Nile, die je naar Nile Rodgers van Chic hebt genoemd.

MARR: Ja. hij speelt met zijn groep Manmade op Reading dit jaar. Ik heb hem nooit muziek opgedrongen, hoor. Net zoals elke ouder ben ik gewoon heel blij dat hij werk heeft. (lacht) Mijn kinderen zijn niet grootgebracht in een huis, maar in een studio met slaapkamers, haha. Ze hebben dus met eigen ogen gezien dat als je succes wilt hebben, je er elke dag voor moet werken.

DOOR KURT BLONDEEL

JOHNNY MARR: ‘HET WAS MIJN DROOM OM SONGS TE MAKEN DIE KLINKEN ALSOF ZE UIT EEN JUKEBOX KOMEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content