Zanger, schrijver, volksmens, televisietypetje, bierkenner, amateur-filosoof: Luc De Vos is een heleboel dingen, maar ook en vooral een meester-ironicus die zelden het achterste van zijn tong laat zien. Op zoek naar het diepst van zijn gedachten, naar aanleiding van de nieuwe Gorki-cd ‘Homo Erectus’. ‘In wezen verschilt het leven van Kate Moss niet zoveel van dat van mij.’ Door Wouter Van Driessche l Foto Charlie De Keersmaecker

NU UIT BIJ PIAS

Op de hoes van ‘Homo Erectus’ staat de Russische kosmonaut Joeri Gagarin, de eerste mens in de ruimte. Een held van jou?

Luc De Vos: Een beetje wel, ja. Ik had een keer gehoord dat Gagarin na zijn ruimtereis zatgeweg neergestort was met zijn straaljager. Achteraf bleek dat verhaal maar half te kloppen – hij had niet gedronken – maar toch vond ik het enorm ontroerend. ’t Is ook een prachtige metafoor, natuurlijk: een man die de ruimte verkent, om dan met zijn zatte kloten tegen een boom te knallen. Het hele leven zit daarin.

Veel van je nieuwe nummers gaan over Gagarin, maar ook over God, het heelal en de big bang. Zei jij niet ooit: ‘Om universeel te zijn, moet je vooral over jezelf schrijven’?

De Vos: Ja, vandaar dat ik zeg: Joeri Gagarin is een beeld, een metafoor. Ik wil niet te persoonlijk worden, maar ik ben al vaak gecrasht. Ik ben al vaak ontgoocheld geweest in het leven, en ik merk dat ook bij andere mensen. De meesten negeren dat gewoon: ze sluiten zich op in hun leven van huisje-tuintje-boompje en stellen zich geen vragen meer. Maar ik ben een zanger: het is mijn plicht om mijn ontgoochelingen onder ogen te zien. Hemelhoog juichend en ten dode bedroefd, soms, maar ik heb geen andere keus.

Hoe passen God en de oerknal in dat plaatje?

De Vos: Geen idee, maar op de een of andere manier ben ik daar toch constant met bezig. De Grote Vragen: Wie zijn we? Waarom zijn we hier? Wat is het doel van ons leven? Als je daarover begint na te denken, kom je natuurlijk automatisch bij de oerknal uit, en bij God. Mensen zeggen me vaak: ‘ Vos, je hebt een prachtige popgroep. Tel je zegeningen, pieker wat minder en geniet van het leven.’ Maar ik vind: iedere mens moet zich die vragen stellen, anders is hij geen echte mens. Van coureurs mag je toch ook verwachten dat ze af en toe nadenken over de koers?

Jij doet wel meer dan nadenken alleen: atheïsten als Etienne Vermeersch noem je zonder veel omwegen ‘kakkerlakken die in duisternis wensen te leven’.

De Vos: Da’s omdat het bestaan van God voor mij onomstotelijk bewezen is. Zelfs als je ervan uitgaat dat er een oerknal is geweest, dan moet iets die oerknal toch in gang hebben gezet? Niets kan niet zomaar iets worden – God moét dus bestaan.

Breien in ondergoed

In ‘Morse’ zing je over ‘een dichter die zijn bronnen nooit vermeldt’.

De Vos: Dat verwijst naar Jan Fabre en heel die affaire met Leonard Nolens van een paar jaar geleden. (In 1997 kwam aan het licht dat ‘De Keizer van het Verlies’ van Jan Fabre gênant veel gelijkenissen vertoonde met ‘Stukken van Mensen’ van Leonard Nolens; nvdr.) Pipo’s als Jan Fabre vind ik ongelooflijk fascinerend. Constant rel schoppen en de grond ingeboord worden… Mocht Jan Fabre niet bestaan, iemand zou hem moeten uitvinden.

Zélf had je anders ook wel de dichter uit ‘Morse’ kunnen zijn. ‘Ze bindt mij vast op een keukenstoel’, de eerste regel van ‘Adem In en Uit’…

De Vos: Die heb ik van Leonard Cohen, ja – ‘She tied me to a kitchen chair’. Ik vond dat zo’n schone zin dat ik dacht: ‘Daar ga ik eens iets intertekstueels mee doen.’ Dat mag, hé, da’s iets anders dan plagiaat. (lacht)Adem In en Uit is een metafoor voor een oude vent die nog aan seks probeert te doen. Ik ben een postmoderne zanger, begrijp je? Metaforisch en intertekstueel.

Word je daar nooit verschrikkelijk moe van?

De Vos: Van metaforisch en intertekstueel zijn?

Van voortdurend ironisch zijn – alles de hele tijd in het belachelijke trekken, inclusief jezelf.

De Vos: Nee, da’s gewoon mijn stijl en stijl is belangrijk, zeker voor een popzanger. Waarmee kan je je anders onderscheiden? Niet met inhoud, hé, want zoveel is er niet om over te zingen. Liefde, gebrek aan liefde en dood: daarmee ben je rond. Het enige wat je kan doen, is een eigen stijl ontwikkelen. En die héb ik ook ontwikkeld, of je er nu voor bent of tegen.

Een vers van Baudelaire in de mond leggen van ene zuster Marceline, zoals je doet in je boek ‘De Rest Is Geschiedenis’, is dat ook een kwestie van stijl? ’t Lijkt meer een poging om te verbergen dat je op een onbewaakt moment wel eens een Franse dichter leest.

De Vos: Dat is gewoon een vorm van zelfrelativering. ’t Is mijn manier om te zeggen: ‘Jongens, neem mijn geschrijf alstublieft met een serieuze korrel zout. Deep down ben ik ook maar een simpele boerenlul die het allemaal niet weet.’ Ik heb het al vaker gezegd, maar als popmuzikant heb ik een a-intellectueel imago hoog te houden.

Ervaar je dat imago dan nooit als een last? Kees Van Kooten zei een keer: ‘Ik ben mijn eigen bananenschil geworden.’

De Vos: Oké, maar wat is het alternatief? De mensen een rad voor ogen draaien? Ik heb niet goed gestudeerd, ik heb geen universitair diploma, en ik wil mij niet slimmer voordoen dan ik ben. Pas op: ik vind mijzelf verschrikkelijk intelligent, hoor. Het bewijs: ik kan zonneklaar aantonen dat God bestaat. Maar ik heb niet de pretentie om te denken dat ik over alles iets weet. Ik weet heel goed wat ik kan, maar ik weet nog veel beter wat ik niet kan.

Om Baudelaire te citeren moet je toch geen doctoraat hebben in de Franse Letterkunde? Kunnen lezen en schrijven volstaat. En het gaat ook niet over Baudelaire alleen. Als je een filosoof of schrijver noemt, dan ken je die gegarandeerd alleen van ‘Reader’s Digest’.

De Vos: Wat wil je nu horen? Dat ik die schrijvers en filosofen écht gelezen heb? Wel, ’t is goed: ik heb ze echt gelezen. Maar moet ik dat daarom voor iedereen uitbazuinen? Als ik zin heb om te lezen of na te denken over het leven, doe ik dat liever in stilte. (Denkt na) Weet je wat het is? Ik zie gewoon zodanig veel pretentieuze mensen rondom mij… Ik ga geen namen noemen, maar zeker in de media en in de literaire wereld kom ik vaak in situaties dat ik denk: ‘Dit kan niet echt gebeuren. Hier moet een verborgen camera staan.’ Sommige dingen kunnen gewoon zó in The Office of Jiskefet. Van één schrijver weet ik bijvoorbeeld dat hij al zijn kattebelletjes bijhoudt om ze aan een literair-historisch museum te kunnen schenken. Dan trek ik de dingen toch liever in het belachelijke, zelfs als ze me in De Morgen dan ‘een eeuwige schlemiel’ noemen.

Met permissie: heeft De Morgen van jou geen ‘eeuwige schlemiel’ gemáákt? In mei zetten ze je op een vliegtuig ‘om New York te veroveren’. En vorig weekend mocht je naar Clouseau in het Sportpaleis, onder het motto: ‘Luc De Vos, tussen pot en participatie.’

De Vos: Het onderliggende idee van zo’n artikels is natuurlijk altijd: ‘Luc De Vos, simpele ziel uit Wippelgem, gaat voor ons pinten pakken in…’ Maar op die manier kan je sommige dingen wel heel goed doorprikken. Mijn verslag uit New York, daarin stelde ik mij de vraag: ‘Is dit nu werkelijk dé place to be? Is mijn leven zoveel minder boeiend dan dat van al die hippe beroemdheden die hier coke zitten snuiven in hun lofts? Wellicht ben ik in al mijn onbeduidendheid wel even gelukkig als zij.’ ’t Is misschien wat te simplistisch gesteld, maar zo is het wel. In wezen verschilt het leven van Kate Moss niet zoveel van dat van mij.

Je vindt het dus niet erg om karikatuur van dienst te zijn, als je daardoor dingen kan doorprikken?

De Vos: Fuck man, dat zijn echt wel onmogelijke vragen. Precies: ‘Vergeet je niet te liegen?’ Daar kan je ook geen ‘ja’ of ‘neen’ op antwoorden, je verliest altijd. Ik vraag me die dingen soms ook af, hoor. ‘Waarom speel ik het rolleke dat ik speel?’ ‘Overdrijf ik daar niet in?’ ‘Weet ik eigenlijk zelf nog wie ik ben?’ En het ergste is: ik vind er zelf ook geen antwoord voor. (Denkt lang na) Ik heb het altijd moeilijk als mensen die ik bewonder als karikaturen voorgesteld worden. Morrissey, bijvoorbeeld. Die wordt altijd afgeschilderd als ‘de eeuwige treurwilg’, terwijl hij ook verschrikkelijk ironisch is, en grappig. Maar aan de andere kant… Misschien is het wel onvermijdelijk dat je een karikatuur wordt, en moet je daar gewoon vrede mee nemen. Arno heeft dat waarschijnlijk duizend keer erger dan ik, en die heeft dat losgelaten, denk ik. Ik kan me in elk geval niet voorstellen dat hij nog veel moeite doet om (plechtig) Andere Aspecten van zijn Persoonlijkheid te Belichten.

Noem eens een kant van jou die tot nog toe onderbelicht is gebleven?

De Vos: Mijn superieure intelligentie, misschien? Als ik het zo zeg, klinkt het natuurlijk weer ironisch, maar ergens meen ik dat wel. Vroeger dacht ik: ‘Mensen die naar de universiteit zijn geweest, die iets gemaakt hebben van hun leven, die weten hoe de wereld in elkaar zit.’ Maar als je die mensen echt leert kennen, blijkt dat die ook zomaar wat aanmodderen. Ik denk dat ik met mijn onnozel boerenverstand veel slimmer ben dan veel andere mensen. Echte genieën ben ik in elk geval nog niet tegengekomen. Niet in de muziek, niet in de media en al helemaal niet in de wereld van schrijvers en academici. Een grote bende prutsers, dat is het.

Ziek nijlpaard

‘Ik heb mijn eigen stijl ontwikkeld, of je er nu voor bent of tegen’, zei je daarnet. Heb je echt tegenstanders? Luc De Vos-haters?

De Vos: Ze komen het me nooit in mijn gezicht zeggen, maar ze zijn er wel, denk ik. Niet bij de gewone mensen: die vinden me meestal wel een sympathieke gast. Maar journalisten durven me wel eens ‘een idioot’ noemen, of erger. (Een recensent schreef ooit dat Gorki soundtracks maakte voor vroegtijdige zaadlozingen; nvdr.) Nu: ik trek mij dat allemaal niet aan, hoor. Ik sta daar ver boven – ik vind slechte kritieken zelfs spannend.

Komkom. In je eerste boek omschrijf je één van je critici als ‘een halve pletskop met een afzichtelijke smoel, als van een ziek nijlpaard’. Zoiets zou je nooit doen als het je compleet koud zou laten.

De Vos: Allez, misschien raakt het me toch een heel klein beetje. Ik stop veel van mijzelf in mijn liedjes, en als iemand mij daar op aanvalt, kan dat echt pijn doen. Misschien ook omdat ik zelf weinig last heb van uitgesproken meningen. Ik denk niet in termen van ‘goed’ of ‘slecht’, ik vind alles goed – of toch bijna. Wie een plaat uitbrengt of op een podium gaat staan, krijgt van mij sowieso applaus. Het is ook moeilijk om een liedje te beoordelen, hé. Ik zit me vaak af te vragen: ‘Is wat ik maak wel beter dan Clouseau? Of Jo Vally?’ Maar het is aan anderen om daarover te beslissen, zeker?

Doe toch zélf eens een poging? Wat maakt ‘Mia’ beter dan – pakweg – ‘Anne’?

De Vos: De stijl waar we het daarnet al over hadden, misschien? Toen ik Clouseau zag in het Sportpaleis, viel mij nog een keer op hoe eenduidig hun teksten zijn. Zinnen als ‘Blijf bij mij vannacht’: blijkbaar spreekt dat een grote massa mensen aan, maar bij mij blijft er dan toch iets knagen. ‘Doe toch eens wat beter uw best’, denk ik dan. ‘Probeer dat nu eens zo te verwoorden dat ik er recht van achterover sla.’ Maar nog eens: ik zeg niet dat ik het allemaal beter weet, hé. Aan de tekst van Mia heb ik bijvoorbeeld heel lang zitten twijfelen. ‘Toen ik honger had, kwam ik naar je toe’ vond ik een heel goede zin. ‘Je zei: eten kan als je de afwas doet’ ook. Maar toen begon het: ‘Mensen als jij moeten niet moeilijk doen.’ ‘Geef ze ’n kans voor ze stom gaan doen.’ Drie keer ‘doen’ na elkaar – noem mij een muggenzifter, maar ik heb daar echt wakker van gelegen.

Als ik je zo bezig hoor, vraag ik me af: is je imago van ‘eeuwige schlemiel’ geen schild? Maak je je niet gewoon kleiner dan kritieken? Als underdog kan je alleen maar scoren, als upperdog loop je altijd het risico om op je bek te gaan.

De Vos: Ik doe bijna alles vanuit een underdog-positie, dat klopt. Maar of ik daarom schrik heb om boven het maaiveld uit te kijken? Ik vind niet dat ik mezelf kapot relativeer, of vals bescheiden ben. Ik pretendeer gewoon niets te zijn dat ik niet ben, maar dat is iets helemaal anders. Kijk: als ik naar Coldplay ga in Het Sportpaleis, en ik merk dat de helft van het concert op band staat, dan voel ik me bedrogen. Dan mag Chris Martin nog zo’n schonevent zijn en nog zo’n prachtige liederen schrijven: op dat moment vind ik hem een pretentieuze klootzak. En zoals Coldplay zijn er véél, hoor. Ik zie bijna alleen nog maar playbackshows.

Blijft de vraag: als je zo’n sterke meningen hebt, waarom stop je ze dan zo goed weg? Over Radiohead schreef je een hele tijd geleden: ‘Zij speelden een zeer goed concert aan de hand van allerlei zeer goede liedjes. Men moet het toch maar kunnen, vind ik.’

De Vos: Dat soort ironie probeer ik tegenwoordig toch wat te vermijden. ’t Is wel een beetje mijn tweede natuur geworden, maar eigenlijk is het gewoon laf, hé. Zeg dan toch gewoon wat je te zeggen hebt, verdoeme! Het rare is ook dat ik enorm veel sympathie heb voor mensen die recht voor de raap zijn. Panamarenko die zegt: ‘Iek ben nen iel vernieuwende kuunsteneir’ – prachtig! Of van die gasten die op café op een vrouw afstappen, en vragen: ‘Wilt gij met mij naar bed?’ Volgens Woody Allen heb je één kans op tien dat zo’n vrouw ‘ja’ zegt, hé. Vraag het tien keer, en je krijgt negen kletsen en één keer seks. (lacht) Maar ík zou het niet kunnen – veel te verlegen, helaas.

Te verlegen? Of te bang voor de mogelijke afwijzing?

De Vos: Een combinatie van de twee, zeker? Enfin: het is niet de afwijzing die pijnlijk is, hé. Het is het feit dat je in de ogen van iemand anders gezichtsverlies lijdt. Ik heb dat een keer ergens gelezen. Mensen zijn niet bang om af te gaan, ze willen alleen niet dat iemand er getuige van is. Terwijl: het leven is aan de durvers, natuurlijk. Wie niet naar de roos mikt, heeft nooit prijs.

‘Attack life, it will kill you anyway.’

De Vos: Voilà! Eigenlijk is dat de boodschap van Homo Erectus, en van al mijn platen. ‘Nooit bij de pakken blijven zitten en altijd naar het beste streven.’ Blijven geloven en blijven proberen – als zelfs ík iets van mijn leven kan maken, kan iedereen het.

Wouter Van Driessche

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content