De ideale wereld mag dan even op pauze staan, aan Luc Haekens is er de komende weken geen gebrek op uw televisie. Deze week zit hij eerst in De slimste mens, daarna is hij het gezicht van De blauwe gids. In zijn eerste volwaardige programma vóór de camera duikt hij in de wereld van de Belgische adel. ‘Ik had één voordeel: de adel kijkt niet naar De ideale wereld.’

‘En dat daar is mijn wijngaard.’

Luc Haekens (47) staat voor het schuifraam van zijn keuken en wijst naar een heuvelflank een beetje verderop in het landschap, achter een paardenweide.

‘Je wat?’

‘Mijn wijngaard. Zestig aren druiven. Drie soorten. Tegen 2017 zou ik mijn eerste eigen wijn willen drinken. De Scherpen Heuvel.’

‘Als jij het zegt.’

‘Geloof je me niet?’

‘Geen woord.’

‘Waarom zou ik iemand willen wijsmaken dat ik een wijngaard heb?’

Hij heeft een punt. Er is geen enkele reden om niet te geloven dat hij een wijngaard heeft. Iedereen kan een wijngaard hebben. Rik Daems heeft een wijngaard. En toch.

Het is wellicht een hypercorrectie. In het echt lijkt Luc Haekens zo hard op de reporter die hij in De ideale wereld speelt, dat je meteen niets meer gelooft van wat hij zegt. Hij is de man die Waregem liet denken dat een willekeurige zwarte in een limousine Barack Obama was. De man die Tienen een dag later liet geloven dat diezelfde willekeurige zwarte – deze keer met een bamboehoed op – de president van China was. De man die een week later zijn verontschuldigingen ging aanbieden bij de Tienenaren door ze, staande in de stadsfontein, te laten verkondigen dat het ‘zotten zijn die zich laten bedotten’. En twee weken geleden nog ging Haekens, als chef van het fictieve Restorestjes, bij nietsvermoedende Vlamingen gebakken aardappelschillen met restjes verlept bier serveren en liet hij hen, terwijl ze een hap namen voor de camera, zeggen dat het ‘verrukkelijk’ was. Acht takes lang. Het is met andere woorden niet mijn schuld dat ik niet geloof dat hij een wijngaard heeft. Je ziet dezelfde pokerface, je hoort dezelfde droge stem en het enige wat je kunt denken is: ‘Niet met mij.’

‘Wacht.’

Haekens trekt de deur naar de garage open. Er staat een kleine, oranje tractor van het merk Kubota met een frees achter, twee gistingsflessen en iets dat eruitziet als een houten wijnpers.

‘Geloof je me nu?’

‘Nope.’

Het mag enige verbazing wekken dat er mensen zijn die Luc Haekens wél nog geloven. Deze week zendt VIER De blauwe gids uit, een nieuwe reeks waarin Haekens in de wereld van de Belgische aristocratie duikt. Acht weken lang klimt hij aflevering na aflevering op de adellijke ladder en documenteert hij de jonkheren, hertogen en prinsen van het land. Voor de duidelijkheid: De blauwe gids is geen lange versie van zijn reportagewerk voor De ideale wereld. Haekens gaat niet aan de haal met de heren van stand. Hij gedraagt zich vooral als een soort Louis Theroux die met geamuseerde blik kijkt naar een wereld die niet de zijne is. Maar als je hem, immer met diezelfde deadpan, naast ridder d’Ydewalle ziet staan in de Brugse Bloedkapel, op een champagnediner met de familie Taittinger of in een luxeresort met iemand die prinses Désirée von Hohenlohe heet, kun je niet anders dan denken: ‘Wie is er nog zo zot om Haekens binnen te laten?’

We zijn ondertussen in de living aanbeland. Haekens schuift een cd in de speler. ‘De Lauenen Chamber Concerts. Een cadeautje van hertog Leopold van Arenberg’, zegt hij. ‘ Om alvast in de sfeer te komen.’ We nemen plaats in de leren zetels. Er staat een vleugelpiano. Er is een brandend haardvuur. Er klinkt klassieke muziek. Er is zicht op de wijngaard.

‘Wat is dit? Een interview uit Royalty?’

‘Wat denk je? Cognacske?’

Het is onmogelijk te zeggen of hij het meent.

Waarom de adel?

HAEKENS: Ik ben opgegroeid in Tessenderlo, op tien minuten van Westerlo. Ik ging er als kind vaak spelen in de bossen van de Merode. Er hing iets mysterieus rond die naam en dat domein, en dat is blijven hangen. Toen ik op zoek ging naar een onderwerp voor een langere reportagereeks, kwam dat opnieuw naar boven.

Nu, op zich is de adel geen wereld die mij bijzonder boeit. Het was niet mijn levensdroom om in een kasteel te komen. Ik kick niet op adellijke titels. Ik had zelfs Sissi nog nooit gezien. Het ging me er vooral om dat het een onbekende wereld is. Voor tv-reporters is er dezer dagen niet zo veel onontgonnen terrein meer. Alles is al gedaan. Overal is een cameraploeg geweest. Alleen in aristocratische kringen nog niet. Koppen heeft een paar gesprekjes met jonge adel gehad. Royalty is vooral uit op de koninklijke adel. Dat was het.

Het lijkt me ook niet de makkelijkste wereld om binnen te raken.

HAEKENS: Zeker niet in het begin. Het heeft aardig wat telefoontjes en bezoekjes zonder camera gekost om mensen te overtuigen. Jonkvrouwen en prinsen zeggen niet snel nee, maar ze zeggen ook niet snel ja. Maar zodra ik een paar mensen had overtuigd, ging het een stuk makkelijker. De adel is een kleine wereld, wat zowel zijn voor- als zijn nadelen heeft. Als je niet in de smaak valt bij één hertog, kun je het bij iedereen vergeten. Maar als je bij één iemand scoort, gaan meteen alle deuren open.

Neem het niet verkeerd op, maar mocht ik adellijk bloed hebben, zou jij min of meer de laatste zijn die ik in mijn kasteel zou binnenlaten.

HAEKENS: Maar dat is omdat jij me van De ideale wereld kent. Ik was daar ook heel bang voor. Maar ik had één voordeel: de adel kijkt niet naar VIER. Niemand wist wie ik was.

En de adel heeft geen Google?

HAEKENS: Ze gebruiken het toch niet zo vaak, nee. Na een paar maanden draaien kreeg ik telefoon van prins Simon de Merode. Hij klonk redelijk paniekerig. ‘Zijt gij een komiek?’ Als je mijn naam googelt, is een van de eerste hits de Wikipedia-pagina van De ideale wereld. ‘Journalist Luc Haekens wordt de straat opgestuurd om reportages te maken waarbij hij de geïnterviewde wel eens belachelijk durft te maken.’ Vandaar dus. Ik heb hem op Woestijnvis uitgenodigd om de montages te bekijken. Hij was meteen gerustgesteld. Toen ik even de kamer uitging, zei hij wel tegen de regisseur dat hij nooit had meegedaan als hij op voorhand geweten had wie ik was.

Het is zoals je zegt: het blijft vreemd dat een kwiet als ik toegelaten wordt op plekken waar nooit camera’s komen. Maar blijkbaar kom ik nog altijd heel betrouwbaar over bij mensen die me niet kennen. Bij De ideale wereld zeiden sommigen dat ik nooit meer iets serieus zou kunnen maken. Bij deze is het bewezen dat dat wel nog kan.

De blauwe gids is een serieus programma?

HAEKENS: Serieus met een knipoog, ja. Voor de duidelijkheid: dat wisten ze ook. In het begin is er met iedereen afgesproken dat er humor in zou zitten – dat heeft sommigen zelfs over de streep getrokken. Maar het is geen The Sky Is the Limit in de adel of zo.

Ik vraag het omdat de toon van de eerste aflevering niet altijd even helder was. Het is nooit echt duidelijk in hoeverre je het meent.

HAEKENS: Wat bedoel je dan?

Als de jonge versie van jezelf naar het kasteel van de Merode staat te kijken, jij in beeld verschijnt en je arm over zijn schouder legt, is dat dan serieus bedoeld?

HAEKENS: Dat was een beetje een parodie. Lijkt me duidelijk.

En die voice-over?

HAEKENS: Wat is er met de voice-over?

Is het de bedoeling dat je soms klinkt als een kleuter die zijn opstel voorleest?

HAEKENS: Ik denk het wel. Ik ging voor een licht ironische toon. Maar dat is het probleem met ironie tegenwoordig: je moet bij alles uitleggen of het serieus bedoeld is of niet. Volgens Mark Uytterhoeven is dat allemaal de schuld van de smiley. Mensen zijn het gewoon dat alles wat als grap bedoeld is, aangegeven is met een smiley. Gebeurt dat niet, dan weten ze niet meer hoe ze het moeten interpreteren. Terwijl dat net is wat ik het leukste vind: in het midden laten of iets een grap is.

Vandaar die permanente deadpan?

HAEKENS: Precies.

Een indrukwekkend talent, trouwens. Hoe slaag je er eigenlijk in om je gezicht recht te houden naast iemand die met een mond vol aardappelschillen voor de zesde keer zegt dat het ‘verrukkelijk’ is.

HAEKENS: Dat gaat vanzelf. Ik heb maar twee keer de slappe lach gehad in twee jaar De ideale wereld, en dat was twee keer bij opnames met Liesa Naert. Als ik iemand anders zie doen wat ik normaal doe, vind ik dat ook geweldig grappig.

Luc Haekens kan wel degelijk lachen?

HAEKENS: Tuurlijk. Redelijk vaak zelfs. Zoals een normale mens.

Hij veert plots recht en loopt naar het raam.

‘Wat is er?’

‘Niks’, zegt Haekens. ‘Ik dacht dat er weer een hert in de wijngaard zat, maar het was het paard van de buurman dat tegen de afrastering stond.’

‘Een hert?’

‘Af en toe loopt er hier een groot wild hert rond dat de bladeren van mijn ranken vreet. En nu lig ik al een paar weken op de loer om het te doen schrikken.’

‘Puur ter info: hoe doe je een hert schrikken?’

‘Gewoon. Besluipen en dan heel hard op je vingers fluiten.’

Hij gooit een nieuwe blok hout in de kachel en zet de Lauenen Chamber Concerts een tweede keer op. Iemand zingt O sole mio.

‘Geloof je het ondertussen al?’

‘Het begint te komen. Maar stél dat ik het echt zou geloven, waarom zou je dan die wijngaard hebben?’

‘Wel, tien jaar geleden heb ik in Napels zien een portret gemaakt van een man hier uit de buurt die ervan droomde om zijn eigen wijn te maken. Terwijl hij op zijn tractor door zijn wijngaard reed, zei hij: ‘Dit is het leven. Dit is God in Frankrijk.’ Dat beeld is mij altijd bijgebleven. ‘Godverdoeme, dat wil ik ook.’ Een paar jaar geleden kwam ik hem opnieuw tegen. Hij vertelde dat hij ermee ging stoppen – hij had te veel last van zijn rug. Ik heb zijn materiaal overgenomen, een stuk grond achter mijn huis gekocht en ik was vertrokken.’

Napels zien: het is een van de televisieprogramma’s waarvan u niet wist dat ze van Luc Haekens waren. De blauwe gids is zijn eerste eigen programma vóór de camera, maar erachter is hij al bijna twee decennia een van de sterkhouders bij de docu-afdeling van Woestijnvis. Bij de start van het productiehuis in 1997 begon hij als actuareporter bij Man bijt hond, een job die hij tien jaar lang combineerde met wat hij zijn ‘werk van langere adem’ noemt. Behalve drie seizoenen Napels zien was hij ook de man achter Leuven hulp en Nonkel pater. En dan zijn er nog zijn lange documentaires als Het proces, waarin hij zes maanden de advocaten in De zaak Dutroux volgde, en De zaak Jo Lernout, waarvoor hij twee jaar in het spoor van de voormalige spraaktechnoloog kroop.

Ik dacht dat jij een laatbloeier was.

HAEKENS: Niet dus. Helemaal niet, zelfs. Al tijdens mijn legerdienst werkte ik voor tv: ik was presentator en reporter voor Televox op de kazerne in Evere. Daarna heb ik even bij Sportweekend gezeten, radio gemaakt voor Piazza en kort voor Panorama gewerkt. En nu doe ik toch al achttien jaar mijn ding bij Woestijnvis. Maar als je niet met je kop op tv komt, lijkt het voor de buitenwereld alsof je niks gedaan hebt.

Voor mij is het ook goed zo. Ik heb nooit geambieerd om met mijn smoel op tv te komen. Ik vind het wel leuk dat het nu even wel zo is. Ik ben vooral blij dat ik dat nu meemaak en niet twintig jaar geleden. Als ik nu ga draaien, heb ik het gevoel dat ik het al wel eens eerder heb gedaan. En dat straal ik ook uit. Een van mijn eerste reportages voor tv was voor Panorama. Een stuk over een boksschool in Vilvoorde. Wel, de cameraman moest mij toen min of meer een stamp geven voor ik een vraag stelde. ‘Allez, Haekens, stel nu eens een vraag.’

Zat die humor er toen ook al in?

HAEKENS: Bij Panorama misschien niet, maar later zeker wel. Een van de eerste dingen waar ik echt trots op was, was Verhalen aan de waterkant, een documentaire voor Canvas over een dorpje in Suriname waar de vrouwen het beu waren dat hun mannen vreemdgingen. Daar zat behoorlijk wat humor in. Ik herinner me de trailer nog. Ik had een stukje gedraaid waarin drie Surinamers op een kano in beeld voeren. De eerste zei op mijn commando: ‘Vanaf volgende week de geweldige documentaire.’ Vervolgens kwam de tweede Surinamer in het kader: ‘Verhalen aan de waterkant.’ En dan kwam de derde, met een vinger richting de camera: ‘U kijkt toch ook?’ Bij Canvas hadden ze zoiets nog nooit gezien. Alleen: net in die periode werd Emiel Goelen ontslagen. Die trailer is dus nooit uitgezonden, maar ik wist wél wat ik grappig vond. Een echte journalist ben ik niet. Ik heb ook nooit het journalistenexamen van de VRT gedaan. Vraag mij niet om morgen een documentaire te draaien over de taxshift. Anderen zijn daar beter in. Maar geef mij human interest waar iets humoristisch in zit, en ik ben in mijn element. En daar ben ik ook trots op: met humor kun je even serieuze dingen blootleggen.

Ik zag je laatst in De ideale wereld een stukje over seksisme brengen. Je liet een aantal voorbijgangers op straat de slogan ‘als ik seksisme zie, dan grijp ik meteen in’ debiteren, terwijl je ondertussen je assistente Liesa Naert bepotelde, haar herhaaldelijk ‘poepke’ noemde en suggereerde dat het ‘haar tijd van de maand’ was. Het was een van de strafste tv-stukken van het jaar – en niet omdat het grappig was.

HAEKENS: Ik ben blij dat je dat zegt: dat zijn ook de stukjes waar ik zelf het meeste voldoening uit haal. Als ik met een valse snor mensen wijsmaak dat ik Erdogan ben, dan is dat vooral grappig. Maar zo’n item over seksisme, dat is even grappig als pijnlijk en maatschappelijk relevant. Het toonde dat mannen ook seksistisch kunnen zijn zonder dat ze het beseffen. De impact van zo’n item kan even groot zijn als een hard interview met de minister van Gelijke Kansen.

Hoe ben je eigenlijk voor de camera beland?

HAEKENS: Dirk van den Houte, het brein achter onder meer Is ’t nog ver? en De ideale wereld, zei: ‘Probeer dat eens.’ Ik moest mezelf zijn en vooral niet acteren, zei hij. Ik heb dan een paar tests gedraaid. Toen Jan Eelen en de andere verlichte geesten van Woestijnvis het resultaat zagen, zeiden ze: ‘Doe dat maar.’ En dat was dat.

Op een van die eerste tests heb ik bijna mot gehad. De aanleiding was de Gay Olympics in Antwerpen. Ik liep rond met een cameraploeg en sprak willekeurige mannen op straat aan. ‘Kunt u zichzelf zijn in de stad?’ ‘Heeft u het gevoel dat u kunt gaan en staan waar u wilt?’ Dan draaide ik mij naar de camera en zei ik: ‘U hoort het van deze homo zelf: Antwerpen is de meest homovriendelijke stad ter wereld.’ Iedereen kon daarmee lachen, behalve één man. Een halfuur later stond hij ineens voor mij, en hij had zichzelf duidelijk moed ingedronken. ‘Gij hebt mij uitgemaakt voor homo. Ik sla op uw bakkes!’ Gelukkig was Lou Berghmans erbij als cameraman, een beer van een vent. Toen hij een stap naar voren zette, was die kerel snel gekalmeerd. ‘Bon, als dit elke week mijn rol is, gaat het nog lachen worden’, dacht ik.

En? Hebben ze al op je gezicht geslagen?

HAEKENS: Neen. Ik denk dat er zelfs nog nooit een klacht is binnengelopen. Mensen kunnen beter met zichzelf lachen dan algemeen gedacht wordt. Gisteren was er een visie van De blauwe gids voor de adel: ik heb achteraf alleen maar tevreden reacties gehad. Eén baron is me zelfs komen zeggen dat ik de adel een groot plezier heb gedaan: ze komen eruit als echte mensen.

Tuurlijk, ik plaag mensen. Maar plagen is iets anders dan kwetsen. Ik zal nooit mensen achteraf uitlachen in de voice-over. Dat vind ik laf. Als ik met mensen lach, zal het in hun gezicht zijn. En dat vinden ze verrassend oké.

Iets anders: klopt het dat je een roman aan het schrijven bent?

HAEKENS:(verbaasd) Wie zegt dat?

Mensen.

HAEKENS: Doet dat al de ronde? Mja. Het is waar. Ik ben bezig aan een roman. Maar ik kan er nog niets over zeggen, behalve dat hij zich in een productiehuis afspeelt.

Dat klinkt alsof we personages als Bert De Pauw en Tim Lenaerts mogen verwachten.

HAEKENS: Sommigen zullen er zichzelf in kunnen herkennen, ja. Nu goed: Tom Lenaerts moet ook niet komen zagen. Hij heeft met De parelvissers een hele reeks geschreven die linken had met Woestijnvis. Zelfs met mij: dat personage dat altijd zo Kempens praat, was op mij gebaseerd. Sommige zinnen kwamen recht uit mijn mond. Ik wilde vooral een wereld die ik goed kende. Ik ben een grote fan van John Irving, de schrijver van De wereld volgens Garp. En nu ga ik niet zeggen dat ik de Vlaamse John Irving wil worden, maar…

Je wilt de Vlaamse John Irving worden?

HAEKENS: Laat ons zeggen dat ik een boek wil schrijven waar wel wat humor in zit over een wereld die ik goed ken. Of het er ooit echt van zal komen, weet ik niet, maar ik ben wel al bezig eraan te schrijven.

Is dat dan de droom?

HAEKENS: Als ik binnen tien jaar, hier, met zicht op mijn wijngaard, boeken kan schrijven, teken ik daar onmiddellijk voor. Zonder zwans.

Zonder zwans?

HAEKENS: Zonder zwans. Of geloof je me weer niet?

DE BLAUWE GIDS

Vanaf 29/10 elke donderdag om 21 uur op VIER.

DOOR GEERT ZAGERS – FOTO’S FILIP VAN ROE

Luc Haekens : ‘NA EEN PAAR MAANDEN DRAAIEN KREEG IK TELEFOON VAN PRINS SIMON DE MERODE. HIJ KLONK REDELIJK PANIEKERIG: “ZIJT GIJ EEN KOMIEK?”‘

Luc Haekens : ‘TEGENWOORDIG MOET JE BIJ ALLES UITLEGGEN OF HET SERIEUS BEDOELD IS OF NIET. VOLGENS MARK UYTTERHOEVEN IS DAT ALLEMAAL DE SCHULD VAN DE SMILEY.’

Luc Haekens : ‘DOET DAT AL DE RONDE? MJA. HET IS WAAR. IK BEN BEZIG AAN EEN ROMAN DIE ZICH IN EEN PRODUCTIEHUIS AFSPEELT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content