‘I want to be a popstar’, zingt Jamie Cullum sinds enkele weken op de radio. Met zijn looks en muziek heeft de piepjonge jazzpianist alles om daarin te slagen.
‘Pointless nostalgic’
uit vanaf 20/11 bij LC MUSIC
Hij bezit de schattigheid en de ongekunstelde charme die het vergt om te schitteren in de schijnwerpers, is verrassend jong en ziet er zo mogelijk nóg jonger uit. Maar de amper 22-jarige Jamie Cullum is toch al een behoorlijk indrukwekkend pianist, zanger en entertainer. De jazzy popmuzikant – of poppy jazzmuzikant – lijkt wel het jongetje dat in je klas zat en overal in uitblonk: je zou hem willen haten als hij niet ook nog eens zo sympathiek was.
Met zijn debuut Pointless Nostalgic geeft Jamie Cullum alvast een bewonderenswaardig visitekaartje af. De jonge Brit interpreteert met een zelfde soepelheid het werk van Thelonious Monk en Dean Martin als dat van een contemporaine rockband als Radiohead. Zonder een moment afbreuk te doen aan het origineel, geeft de zanger-pianist telkens een overtuigende eigentijdse draai aan de klassiekers. De composities op Pointless Nostalgic roepen een opmerkelijke diversiteit en innigheid op, en ook de enkele zelfgeschreven songs vallen niet uit de toon tussen de liedjes van de jazzgroten. Dat ontging het prestigieuze jazzlabel Candid niet, dat Cullum prompt tekende.
Jamie Cullum ontstijgt de jazz. Op de plaat wordt het daarom niet helemaal duidelijk waaronder zijn muziek valt: Cullums methode komt uit de jazz, maar zijn idioom lijkt popmuziek – of is het net omgekeerd? Zelf lijkt hij geen onderscheid te willen maken. Ergens in de hoesnota bedankt Jamie ook ’the boys and girls of TAXI û you are all legends!’. Voor alle duidelijkheid: Taxi is het hobbygroepje waarin hij speelt – naast zijn kameraadje… Paul Weller.
Niet enkel op plaat bewijst de jonge hond eer aan ouwe rotten: als een nieuwbakken Jerry Lee Lewis slaagt Jamie Cullum er live niet in om één ogenblik stil te blijven zitten achter zijn piano. Na de show springt hij nog eens het podium op om onder meer met Blue Suede Shoes The King naar de kroon te steken. Na zijn kinetische optreden in de poepchique Londense Club Paris is het geen sinecure om de jonge frontman aan te spreken: iedereen betast om de beurt met de gretigheid van hongerige haaien het nieuwe wonderkind – of hun snoepje van de dag. Het is wat gênant om net als de starfuckers van beiderlei kunne Cullum aan te klampen, maar die ziet er duidelijk geen graten in. Om de koortsige atmosfeer te ontvluchten, stel ik daarom voor om in onvervalste George-Michaelstijl samen een toiletruimte in te kruipen. Het valt nu pas op hoe verrassend klein hij is, en behept met een onschuldig schooljongensgezicht – een troef die hij volgens insiders vaker uitspeelt. Hoogst ontwapenend polst hij telkens naar de mening van iedereen die hem die avond benadert.
Jamie Cullum: Heb je je geamuseerd vanavond? Hoe vond je het optreden?
Bijzonder sterk voor een twaalfjarige.
Cullum: Huh? (lacht) Oh, je kent dat verhaal! Ach, ik zet mensen graag op het verkeerde been. Als iemand op me neerkijkt en aan mensen uit mijn omgeving vraagt ‘hoe oud dat kereltje wel is’, antwoord ik soms dat ik twaalf ben, gewoon om hun reactie te peilen. Ik ben momenteel trouwens ook loodgieter, naast pianist. (lacht)
‘The Guardian’ vergelijkt je met Chet Baker. Goedbedoeld, maar toch dubbelzinnig?
Cullum: Enerzijds vleit het me natuurlijk enorm om vergeleken te worden met zo’n getalenteerd trompettist en jazzmuzikant, anderzijds kan ik voortaan maar beter de dag plukken en niet al te hoge levensverwachtingen koesteren! (lacht) (Chet Baker raakte op jonge leeftijd in een neerwaartse spiraal van drugs en drank, en stierf op 58-jarige leeftijd, vermoedelijk door zelfmoord, gva) Ik vind het sowieso nog steeds een vreemd idee dat iemand met zo’n talent en de gave om anderen zich goed te doen voelen bij zijn muziek, zichzelf zo de vernieling inwerkte.
Iedereen eist vanavond een deeltje van je op. Veel mensen van jouw leeftijd zouden slecht met die aandacht kunnen omgaan.
Cullum: Ik zei daarnet tijdens het optreden dat ik er al naar uitkeek om te feesten, maar praten met mensen – of ik ze nu goed ken of niet – vind ik ook heel leuk. Er is geen moment dat ik me gestoord voel als iemand weer eens op mijn schouder komt tikken. Ik krijg nogal graag die aandacht, vrees ik. Ik kan echt ontzettend opgetogen zijn bij een compliment over mijn muziek, en ik praat graag over muziek. Nu is het vanavond ook niet bepaald benauwend, want de meeste mensen zijn van de platenmaatschappij of vrienden en vriendinnen van me. Ik was enkel wat gespannen voor het optreden.
Je speelde vanavond al een nieuwe song en die opvallend dramatischer.
Cullum: Ik vond het een goed idee om een jazzmotief vast te haken aan een heel dramatisch geladen pianostuk. In de song probeer ik zelfs te experimenteren met drum-‘n-bass; er zit een stukje in met Geoff (Gascoyne, contrabassist) en mezelf dat als heel dansbare drum-‘n-bass aandoet. Die dramatische spanning in dat pianostuk ertussen klonk erg goed, vond ik. Vandaar mijn larmoyante aankondiging vanavond: ‘Another song about me getting dumped’.(grijnst)
Ongetwijfeld schering en inslag bij iemand met jouw looks.
Cullum: Je zou er versteld van staan. (lacht) Man, nu lijkt het net alsof ik mezelf zo’n onweerstaanbaar stuk vind! Wel, ach, het is waarschijnlijk meer vanzelfsprekend om over liefdesperikelen te schrijven en te zingen. Iedereen krijgt daar nu eenmaal vroeger of later zijn deel van.
Je covert ‘High and Dry’ van Radiohead. Brad Mehldau speelt ook twee songs van die groep op zijn platen. Wat is voor jazzpianisten zo interessant aan Radiohead?
Cullum: Dat ze briljante songs schrijven, natuurlijk! Die versie van Paranoid Android door Brad Mehldau is trouwens minstens even goed, ik was er echt niet goed van toen ik ze hoorde. Onze generatie was absoluut wild van groepen als Nirvana en Radiohead, en terecht ook: die songs hebben stuk voor stuk zo’n onvoorstelbare kracht. Ik ben ooit naar een optreden van Radiohead geweest, tijdens de O.K. Computer-tour, en dat concert klonk zo vreselijk intens dat ik koste wat het kost hetzelfde wilde bereiken met mijn eigen muziek.
Thom Yorke omschreef ‘High&Dry’ als ‘an accident like Evel Knievel’.
Cullum:(lacht) Dat is een geweldige quote, die moet ik onthouden! Maar ik vrees dat het zo pretentieus zou zijn om iets dergelijks over mijn eigen songs te beweren. En onterecht ook: niet een van mijn liedjes is per toeval ontstaan, bij mijn weten. Ik spendeer over het algemeen zelfs heel veel tijd aan alle songs. Jammer eigenlijk, want anders kon ik die Evel Knievelquote mooi pikken. (lacht)
‘Pointless Nostalgic’ is niet echt je debuut.
Cullum:Heard It All Before was er eigenlijk eerst; die bracht ik drie jaar geleden weer uit. Je moet je daar niet bijster veel bij voorstellen, het album werd maar op zowat vijfhonderd exemplaren gedrukt. Toentertijd vond ik dat anders al vrij veel en per slot van rekening wilde ik gewoon graag iets van mezelf in handen houden. Ik ben al vrij lang met muziek bezig en nog steeds speel ik in verschillende rockgroepjes. Ik hou nu eenmaal niet alléén van jazz; net als iedereen groeide ik met pop en rockmuziek op. Ik heb altijd al met vrienden in verschillende rockgroepjes gespeeld.
Je speelt in de rockgroep Taxi, met Paul Weller. Je weet je vrienden wel uit te kiezen.
Cullum:(lacht) Hey, laat me uitleggen hoe dat gebeurde! Ik hoorde dat Paul in een groep speelde en audities deed. Ik diende mezelf maar al te graag aan, dat spreekt toch voor zich? Het is ongelooflijk plezierig om met die mensen te mogen en kunnen spelen. Wel verdomd zwaar werken anders, want we repeteren enorm veel. Maar Paul Weller is een fantastisch muzikant en songschrijver, natuurlijk.
‘I want to be a popstar’ is een sneer naar MTV-sterretjes. Tegelijk omring jij je natuurlijk óók met promotiemensen en adviseurs.
Cullum:Well… die song is niet als dusdanig met een wijzend vingertje bedoeld. Ik doe ook geen zaligmakende uitspraak en ik spreek me niet volledig negatief of positief uit over dat soort artiesten. Ik zing bijvoorbeeld ‘sometimes it would be nice to play a place and sell out’. Ik zou soms in hun glamourschoenen willen staan en een stadion tot de nok gevuld krijgen. En wat mezelf betreft: natuurlijk zijn er mensen in mijn omgeving die me enkel zien als ‘dat piepjonge jazz-zangertje’. De mensen die promotie voor mij willen voeren, zal ik niet in de rug schieten: zij zorgen er uiteindelijk toch ook voor dat ik kan optreden, naar leuke feestjes als deze kan komen en (lacht) gratis drank krijg! Ik kan me ongelooflijk uitleven, zowel op als naast het podium. Ergerlijk is die typecasting niet, want jazz is nu niet bepaald het muziekgenre dat zonder promotie in een oogwenk miljoenen platen verkoopt of een groot publiek aanspreekt. Ik speel natuurlijk geen pure jazz. Mijn nummers zijn eerder jazzy met een popinslag, zonder easy listening te zijn.
Jacques Brel speelde na concerten vaak nog eens voor een handvol mensen in een ‘ijzeren long’ in het ziekenhuis. Niettemin zong hij alsof hij in een afgeladen Olympia stond.
Cullum:(vraagt me de naam te spellen) En hij is wereldbekend, zeg je? Sorry, ik heb nog nooit van hem gehoord. Maar als hij echt zo grandioos is, als je beweert, wil ik er zeker eens een tape van horen. Ik kan me anders wel perfect zo’n situatie voorstellen: ik heb ooit nog in een jazzclub gespeeld voor letterlijk twee mensen. Het is niettemin een vaste, absolute vereiste dat je toch de ziel uit je lijf speelt. Niet alleen omdat die twee mensen betaalden om je te zien, maar omdat je speelt uit liefde voor de muziek en het genot van optreden. Vanavond heb ik bijvoorbeeld het gevoel gehad dat ik elke seconde intens beleefde. Anders ga je niet met genoegen van het podium af.
Door Gunter Van Assche
‘Ik zet mensen graag op het verkeerde been. Als iemand op me neerkijkt en aan mensen vraagt ‘hoe oud dat kereltje wel is’, antwoord ik soms dat ik twaalf ben, gewoon om hun reactie te peilen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier