Het is lang niet iedereen gegeven om met succes in de voetsporen van een beroemde vader te treden. Sofia Coppola kreeg het voor elkaar, eerst met het opgemerkte ‘The Virgin Suicides’ en nu met het al even geslaagde ‘Lost in Translation’. ‘Ik neem graag risico’s. Dat maakt het opwindend.’ Door Ruben Nollet

Je zal maar een filmcarrière ambiëren en de familienaam Coppola dragen. Voor Nicolas Cage was het reden genoeg om zichzelf om te dopen, maar niet voor Sofia Coppola. Nochtans heeft ze in haar nog jonge leven (ze is er 32) al aanleiding genoeg gehad om de stap te zetten. Vader Francis deed haar bijvoorbeeld geen plezier toen hij haar in 1990 de vrij substantiële rol gaf van Mary Corleone in The Godfather Part III, die oorspronkelijk voorzien was voor Winona Ryder. Sofia, toen 18, had wel al wat acteerlessen en -ervaring achter de kiezen (ze speelde mee in zowel The Outsiders, The Cotton Club en Peggy Sue Got Married), maar de rol van Michael Corleone’s dochter was geen schot in de roos. Sofia werd prompt de gedroomde schietschijf voor journalisten die al langer Francis van zijn voetstuk wilden halen. Niet bepaald fair, maar terwijl veel meisjes van haar leeftijd na zo’n ervaring prompt zouden kappen met de filmwereld, trok Sofia er haar lessen uit. ‘Ik besefte dat ik me niet comfortabel genoeg voelde voor de camera om door te gaan met acteren’, zegt ze. Ze besloot zich op andere vormen van artistieke expressie te concentreren, van fotografie (haar werk verscheen onder meer in het mannenblad Details) tot mode (ze heeft haar eigen zaak, Milk Fed).

Maar uiteindelijk bleek de roep van de cinema toch te groot, zij het dat ze voort- aan achter de camera plaats zou nemen. Haar debuut als regisseur, een dromerige verfilming van Jeffrey Eugenides’ roman The Virgin Suicides, belandde in 1999 prompt in verschillende eindejaarslijstjes. En nu oogst ze weer hopen lof voor Lost in Translation, een zweverig geestig vis-uit-het-water-verhaal over een uitgebluste filmster (rol van Bill Murray) die dik tegen zijn zin in Tokio een vetbetaalde reclamespot gaat draaien. Verdwaasd door jetlag en de cultuurschok en worstelend met een identiteitscrisis dwaalt hij in het hotel rond, tot hij kennismaakt met Charlotte, een jonge Amerikaanse die al even doelloos rondzwerft terwijl haar echtgenoot zijn opdrachten als fotograaf afhandelt. Coppola schreef Lost in Translation zelf en baseerde het scenario op haar eigen leven: sinds ze een jaar of tien geleden meereisde met een vriend die in Tokio een modeshow op poten moest zetten, is ze een fan geworden van de Japanse hoofdstad en zijn typische rariteiten. Ons gesprek mag dan plaatsvinden in een Parijs hotel, waar Sofia zich na een dag praten vermoeid in een sofa laat zakken, Tokio is wel het startpunt.

Waarom blijft Tokio je zo fascineren?

Sofia Coppola: Ik ben niet geobsedeerd door Japanse popcultuur, wat tegenwoordig zo modieus is, ik ben er gewoon graag. De vreemde en interessante sfeer daar vind je nergens anders. Tokio is een van de plaatsen waarmee ik echt een relatie heb.

In de film wemelt het van de clichés rond Japan, van karaoke en gekke tv-programma’s tot pornografische strips en gewelddadige videogames. In hoeverre wou je dat ‘Lost in Translation’ een toeristenvisie op Tokio gaf?

Coppola: Het was niet mijn bedoeling om de toerist uit te hangen. Alles wat je opsomt, komt rechtstreeks uit mijn herinneringen aan Tokio. Mijn vrienden daar nemen me gewoon altijd mee naar een karaokebar. Dat is hun manier om feest te vieren. Als ik de film een Japanner God Save the Queen laat zingen, is het omdat ik me levendig voor de geest kan halen hoe een van mijn vrienden dat deed. Ik vond het zo vreemd, iemand uit Tokio die nauwelijks Engels kan spreken maar wel God Save the Queen staat te brullen. Dat wou ik per se in de film. Lost in Translation is een collage van allemaal elementen die een indruk op me nagelaten hebben. Alles samen vormen die mijn impressie van Tokio.

Volgens Takeshi Kitano is Japan steeds meer schizofreen aan het worden, omdat de mensen westers willen zijn en hun wortels kwijtraken omdat ze hun tradities niet meer respecteren. Heb je dat gevoel ook?

Coppola: Ik heb al gemerkt dat Japanners van mijn generatie totaal niet meer geïnteresseerd zijn in Japanse tradities. Het zegt ze niks. Maar ik kan niet zeggen dat ik een grote verandering heb gezien in de zeven jaar dat ik er al naartoe ga. Iemand die er opgegroeid is, zal daar misschien een andere visie op hebben, maar mij is het nog niet opgevallen. Het enige wat me steeds meer stoort, is dat je nu ook in Tokio op elke straathoek een Starbucks hebt en al die andere franchises die er voordien niet waren. Dat vind ik jammer. Tokio wordt steeds minder Japans en steeds meer een mengelmoes van allerlei culturen die je overal vindt. Maar dat wordt op de duur weer een cultuur op zich. De bar in het hotel in Tokio wil typisch New Yorks zijn, maar het blijft zo Japans omdat het hun versie van Amerika is. Dat vind ik dan weer zo plezierig aan Japan.

Vergis ik me, of is de niet al te snuggere blondine die door Anna Faris gespeeld wordt, een dun verhulde versie van Cameron Diaz?

Coppola: O nee, ik kan zo twintig actrices opsommen die in dat plaatje passen.

Cameron Diaz heeft mij tijdens een interview voor ‘Charlie’s Angels 2′ nochtans letterlijk verteld wat Anna Faris in de film zegt, dat ze mag eten wat ze wil zonder dat ze dikker wordt.

Coppola: Je meent het. (lacht) Dat is hilarisch, want dat is iets wat ik zo veel verschillende actrices en fotomodellen heb horen zeggen. Soms heb ik de indruk dat er ergens een grote Hollywoodmachine is waar je als actrice door moet om je haar te laten verven en domme verhaaltjes van buiten te leren voor je aan de slag kan. Die uitleg over eten en niet dikker worden is één groot cliché voor mij. Maar ik mik met dat personage zeker niet specifiek op Cameron Diaz. Al heeft zij natuurlijk wel ook zo’n hyperactieve, extraverte, ‘Ik voel me zo goed in mijn vel’-persoonlijkheid. Ze past in het type. Maar ik zag dat personage breder, als een soort Hollywoodversie van het cheerleadertype dat je op elke middelbare school vindt. Het verhaal dat Anna Faris vertelt over haar vader en Cuba heb ik bijvoorbeeld ooit gehoord uit de mond van iemand die geen actrice is. En ik herinner me dat ik ooit een interview met een actrice zag die uitlegde dat ze graag ijsblokjes in haar mond stak als ze kauwgum eet, omdat het ijs de kauwgom krokanter maakt. Je ziet elke dag wel zo’n figuur waarbij je denkt ‘Is er echt iemand geïnteresseerd in wat je te vertellen hebt?’. (lacht) Daar is Anna’s personage een reactie op. Niet dat alles wat ik hier vertel zo ongemeen boeiend is, maar toch.

Charlotte is de hele film door op zoek naar zichzelf, wat blijkbaar een weerspiegeling is van een periode uit je eigen leven. Weet je nog waar je het antwoord gevonden hebt?

Coppola: Ik denk niet dat ik het antwoord al heb. Het evolueert constant: ik ben nog helemaal niet volledig gevormd.

Ze heeft het ook over een fotografiefase ‘waar elk meisje door moet’. Jij bent ook via de fotografie bij de cinema terechtgekomen.

Coppola: Ik reken mezelf zeker tot de meisjes die zo’n fase gehad hebben. Maar het klopt ook wat ze zegt. Om één of andere reden raken veel tienermeisjes geboeid door fotografie. Ik heb geen idee waarom. Voor mij is fotografie uiteindelijk ook veel meer geworden dan een fase. Het heeft mijn ideeën als filmmaker aangescherpt. Ik ben er trouwens nog steeds mee bezig, zij het puur recreatief. Ik neem graag snap- shots van plaatsen waar ik ben.

In hoeverre is jouw manier van films maken beïnvloed door fotografie?

Coppola: Het verschilt van film tot film. Lost in Translation heeft heel zeker zijn oorsprong in de snapshots die ik in Tokio genomen heb en van de Japanse fotografe Hiromix. Die geven mijn herinneringen van Tokio het best weer, de neonlichten in de nacht. Dat informele plakboekgevoel wou ik ook in de film. Voor The Virgin Suicides heb ik meer gekeken naar het werk van andere fotografen, om de stijl te zoeken die ik wou en de juiste manier om de jaren zeventig af te beelden.

Je hebt nooit filmschool gelopen. Merk je dat je de dingen vaak op de ‘verkeerde’ manier aanpakt?

Coppola: Nee. Je kan cinema op zo- veel verschillende manieren benaderen dat er geen ‘juiste’ is, denk ik. De enige juiste manier is de weg die het resultaat oplevert dat je in je hoofd hebt. Bovendien heb ik wel acteerlessen gevolgd, en die geven je ook een idee van hoe een regisseur te werk gaat. Ik had ook niet het gevoel dat ik regielessen nodig had. Ik ben zo ongeveer opgegroeid op de filmsets van mijn vader. Twintig jaar iemand als hij kunnen volgen, lijkt me een veel betere opleiding dan je op gelijk welke school kan krijgen. Mijn vader is ook een geweldige leraar.

Was het dan makkelijk om als regisseur een eigen stem te vinden?

Coppola: Ja, omdat ik een heel andere persoonlijkheid heb dan mijn vader. Ik weet wat ik graag heb en ik ben niet bang om mijn mening te zeggen. Een film is niets anders dan een weerspiegeling van wie jij bent en ik heb mijn eigen smaak. Het was dus niet moeilijk om een eigen weg te kiezen.

Je was even te zien in de ‘Star Wars’episode ‘The Phantom Menace’ omdat je die dag toevallig de set bezocht. Maar waarom was je geïnteresseerd in die set? Wat George Lucas doet, heeft toch niks te maken met jouw soort cinema?

Coppola: Ik was als kind een enorme Star Wars-fan, en ik had zin om R2D2 en Yoda in het ‘echt’ te zien. Het klopt dat ik zelf geen zin heb om dat soort cinema te maken, maar ik heb het met George dan ook vooral gehad over de experimentele films uit het begin van zijn carrière. Hij heeft een hoop filmpjes gemaakt die impressionistisch van inslag waren, die uitgingen van het idee dat emotie het hoogste is waarnaar je als cineast kan streven.

Dat zou je niet zeggen als je zijn laatste films ziet.

Coppola: Nee, maar dat weet hij ook. Hij vertelde me trouwens dat hij zin had om terug te keren naar die eenvoudige emotionele cinema. Maar je zal me geen kwaad woord horen zeggen over hem. Al van toen ik een peuter was, was George zo’n beetje als mijn oom en Star Wars is pure nostalgie voor mij. Daar ben ik mee opgegroeid.

Je hebt ook al een paar videoclips gemaakt, waaronder die met The White Stripes en Kate Moss, die in haar ondergoed een paaldans uitvoert.

Coppola: Ja, mijn broer Roman heeft een bedrijfje dat muziekvideo’s produceert. De band was op zoek naar frisse ideeën voor de clip van I Just Don’t Know What To Do With Myself en mijn assistente, een grote fan van The White Stripes, raadde me aan om een paar dingen op papier te zetten. Ik heb het gedaan omdat ik het wel een goeie song vind en omdat ik zin had om een korte film te draaien met Kate Moss. Maar ik probeer het zo weinig mogelijk te doen. Muziekvideo’s zijn niet mijn sterkste troef. Ik vind ze ook alleen maar plezierig als ik de groep niet hoef te filmen en me kan amuseren met de muziek zelf.

Voor ‘Lost in Translation’ heb je voor het eerst volledig zelf een scenario verzonnen. Was dat voor jou de logische volgende stap?

Coppola: Ja, en ik was er een beetje bang voor. Ik wist niet of ik iets zou kunnen bedenken wat een publiek anderhalf uur zou kunnen boeien. Maar ik wou het absoluut proberen omdat ik veel bewondering heb voor mensen die iets origineels kunnen creëren.

Heb je angst nodig om te kunnen werken?

Coppola: Angst is een sterk woord. Maar ik hou wel van een uitdaging. Het motiveert me om iets te ondernemen dat ik nooit eerder heb gedaan en waarvan ik niet zeker weet of ik het wel kan. Ik neem graag risico’s. Dat maakt het opwindend, net zoals bij alles in het leven.

Zie je al nieuwe uitdagingen?

Coppola: Niet direct, maar die uitdagingen zijn er wel altijd. Gewoonlijk zijn het dingen waarvan je vooraf nooit dacht dat het een uitdaging zou zijn. We zullen dus moeten afwachten.

Door Ruben Nollet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content