Het had helemaal anders kunnen lopen. Zeven bekende medemensen vertellen over het carrièrepad dat zich aanvankelijk voor hen uitstrekte. Tot het podium, het scherm of de tekentafel daar anders over besliste. Deze week: kunstenaar Rinus Van de Velde.

‘Als ik geen kunstenaar was geworden, had ik zeker geprobeerd om het tot professionele tennisser te schoppen. Als kind volgde ik tennislessen, en ik weet nog dat ik daar op een bepaald moment een ongelooflijke backhand sloeg en mijn leraar zei: ?Als jij vijf jaar vroeger was begonnen, had je op Roland Garros kunnen staan.” Ik was – en ben nog altijd – een dromer, en heb altijd gedacht: ?Fucking hell, ja, dát had ik moeten doen. Wat een gemiste kans!”

‘Tot ik een paar jaar geleden opnieuw begon te tennissen en ik dat verhaal tegen mijn huidige trainer vertelde. ?Ja maar, dat zeggen ze tegen ál die jonge tennissers”, zei hij. ?Om hen te motiveren en om ervoor te zorgen dat de ouders de lessen blijven betalen.” Terwijl ik jarenlang écht gedacht heb dat mijn oude trainer dat letterlijk meende, en dat ik mijn ware talent compleet vergooid had.’ (lacht)

‘Ik voel voor het tennissen dezelfde soort obsessie als voor het tekenen: toen ik opnieuw met tennissen begon, had ik soms moeite om terug naar mijn atelier te gaan, want ik wilde eigenlijk het liefst de hele dag op dat balletje slaan. Vroeger was ik ook helemaal niet met het weer bezig, maar nu word ik helemaal gek als het regent, want dan kan ik niet gaan tennissen. (lacht) Ondertussen heb ik wel een betere balans gevonden in dat obsessieve, maar ik doe het toch nog véél- vier keer per week.

‘Het toeval wil dat mijn galerist Tim Van Laere – die ik heb leren kennen via de kunst – ongelooflijk goed kan tennissen. Hij is zelfs tot zijn achtentwintigste prof geweest: ik kan bij hem dus niet alleen terecht voor advies over mijn tekeningen, maar ook als ik een probleem heb met mijn slice of mijn backhand. Ideaal! (lacht) Af en toe speel ik tegen hem, maar dan word ik echt naar alle hoeken van het terrein geklopt. Gewoon door tegen me te spelen, heeft hij me duidelijk gemaakt dat ik helemaal niet zo’n goede tennisser ben als ik al die jaren gedacht had: na tien minuten lag ik gewoon doodop op de grond.’

‘Ik denk niet dat ik van tennissen een betere tekenaar word, maar er zijn zeker wel parallellen te trekken. Zowel bij het tekenen als in het tennis is totale concentratie van levensbelang, maar dan wel zonder na te denken: als je tijdens het tekenen zelf begint na te denken, verkramp je en loopt het fout. Dat is bij tennis hetzelfde. Het gaat dus om de combinatie van totale focus én losheid. Je hebt voor beide die combinatie van rust, durf, energie en vooral vertrouwen nodig. Een wit doek moet je vol vertrouwen benaderen, net zoals een slag in het tennis: ik hou ervan als je aan mijn werk kunt zien dat het met energie en vol vertrouwen gemaakt is.

‘De vraag hoe anders mijn biografie had kunnen zijn, vind ik heel interessant, en komt in mijn werk geregeld terug: ik heb mezelf al als van alles geportretteerd, van bioloog en schaker tot bokser en vulkanoloog. En ik heb ook een zelfportret gemaakt waarin ik een soort Boris Becker-sprong oefen: een tekening van mezelf als tennisheld.’

‘Want ik weet ondertussen wel dat mijn backhand op niks trekt, en dat ik eigenlijk geen heel goede tennisser ben, maar toch beeld ik me af en toe graag in dat ik professioneel tennisser ben: de droom die waarschijnlijk nooit had kunnen uitkomen, maar waarin je toch graag wilt blijven geloven.’

VOLGENDE WEEK BERT KRUISMANS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content