Met ‘Scoop’ levert Woody Allen eindelijk nog eens een film af die wat minder zwaar op de hand is. Niet dat hij zelf veel vrolijke geluiden laat optekenen. ‘Mijn leven is voorbij. Ik mag niet meer naar de vrouwen kijken, laat staan ze aanspreken.’ Een trieste clown van 70 over mazzel, de relativiteit van roem, te oud zijn om te flirten en verbaal afgetroefd worden door Scarlett Johansson.

‘Hopelijk heb ik je niet te veel gedeprimeerd’, zegt Woody Allen verontschuldigend bij ons afscheid. Ik ontken, maar mijn ‘bedankt voor dit gesprek’ komt niet echt uit de grond van mijn hart. ‘Depressie’ is niet het juiste woord voor het gevoel waarmee Allen me heeft opgezadeld. ‘Panische angst’ komt meer in de buurt van wat ik voel na een halfuurtje te hebben geluisterd naar zijn bespiegelingen over leven, seks, werk, dood en zijn uitzichtloze zoektocht naar een sprankel hoop. De Wereld Volgens Woody is zodanig zinloos, godvergeten en absurd dat de enige passende reactie is ineen te krimpen op de sofa en om je moeder te beginnen huilen.

Wat hàd ik verwacht? Dat een onderonsje met Woody Allen me zou opbeuren? Dat zijne Existentieel Geplaagdheid, 70 inmiddels en een stuk dichter bij de dood dan de meesten van ons, zich even in vrolijke Frans-modus zou schakelen en een trommel moppen of een blik peptalk opentrekken? Wat dat laatste betreft moet je bij Allen genoegen nemen met troostende woorden als deze: ‘Je probeert het zo goed en zo kwaad als het lukt te rooien in het concentratiekamp’ – waarbij hij meteen zijn ‘het leven is Auschwitz’-metafoor bovenhaalt. ‘Het is vreselijk moeilijk om de moed niet te laten zakken. Je moet jezelf voortdurend wijsmaken dat het allemaal wel meevalt, maar sommige mensen zijn beter in tegen zichzelf liegen dan anderen. Als je de werkelijkheid te veel onder ogen ziet, ga je er onderdoor. Het leven is gewoon iets verschrikkelijks, en wie dat beseft moet een antwoord zien te vinden op de vraag: waarom doorgaan?’

Om films te maken met Scarlett Johansson, misschien? De aanleiding voor ons gesprek, zijn jongste werkstuk Scoop, is de tweede film waarvoor Allen een beroep deed op de nieuwe jonge blonde godin van Hollywood. Ze geeft daarin gestalte aan een Amerikaanse studente journalistiek die, op bezoek in Londen, de primeur van haar leven scoort wanneer ze door een overleden reporter op het spoor wordt gezet van een seriemoordenaar. Met de hulp van een oude goochelaar (Allen, weer zelf van de partij op het scherm) begint ze de zaak uit te spitten, maar daarbij bezwijkt ze al snel voor de charmes van verdachte nummer 1, een knappe aristocraat gespeeld door Hugh Jackman.

Ondanks het moordgegeven is Scoop Allens lichtste film in tijden, en een radicale ommezwaai tegenover het bijzonder grimmige Match Point. Het was die laatste, Oscargenomineerde film die Allens carrière nieuw leven inblies na de reeks weinig memorabele films die hij sinds midden de jaren 90 draaide – vingers in de lucht al wie Melinda and Melinda heeft gezien, Allens laatste film in New York, die in zijn thuisland geen vier miljoen dollar opbracht. Omdat hij hierna in de VS geen financiers meer vond wendde hij de steven richting Europa, waar wel nog geldschieters in hem geloofden, en als enige voorwaarde stelden dat hij zijn film in Londen opnam. Geen van beide partijen beklaagde zich de samenwerking: Match Point bracht wereldwijd 90 miljoen op, en dat zonder zijn publiek eenmaal te doen grinniken.

Blij dat u terug bent?

Woody Allen: Ik ben niet terug, want ik ben nooit weggeweest. Ik ben altijd films blijven maken, alleen tijdelijk met minder succes. Match Point ging over mazzel en het zat mij toevallig ook mee met die film. Ik heb hem nochtans op dezelfde manier gemaakt als al mijn andere films, alleen met meer geluk. Toen Kate Winslet het op het laatste moment liet afweten, was Scarlett Johansson meteen bereid om in te springen. Toen ik regen nodig had, regende het. Ik had een zonnige dag nodig, en de zon scheen. Ik kon het nauwelijks geloven. Het leek wel alsof ik de boel niet kon verbrodden, hoe hard ik ook probeerde.

‘Match Point’ is om nog een andere reden een bijzondere film: het was uw meest ingetogen werk sinds ‘Another Woman’ uit 1988.

Allen: Ik heb altijd ernstige films willen maken, maar dat lag niet voor de hand na al die komedies. Het lijkt wel alsof ik een stilzwijgende overeenkomst heb getekend met mijn publiek, waarin ik de mensen beloof dat ik ze altijd aan het lachen zal brengen. Maar dat is niet zo.

Was u niet bang om fans teleur te stellen?

Allen: Ik heb geen fans (lacht).

U bent te bescheiden.

Allen: Ik heb nog nooit het gevoel gehad dat ik een grote fanbase had die me steunt en mijn films rendabel maakt. En dat begrijp ik best, want ik heb nog geen seconde aan hen gedacht, en van de weeromstuit zij ook niet aan mij. Ik maak de films die ik wil maken en hoop dat de mensen in dichte drommen naar de bioscoop komen. Maar natuurlijk zijn die drommen bijna nooit dicht. Wereldwijd heb ik een gezond publiek; in de VS een klein, waardoor ik nooit woekerwinsten zal maken. Als ik al fans heb, kan ik alleen maar hopen dat het trouwe fans zijn, dat ze van al mijn films houden. Maar ik vermoed dat we het over verwaarloosbare aantallen hebben.

‘Scoop’ is al uw tweede film die zich in Londen afspeelt. Is dat puur om budgettaire redenen, of heeft u uw hart verpand aan Big Ben?

Allen:Match Point zou zich oorspronkelijk afspelen in New York; ik heb het om budgettaire redenen herschreven voor Londen. Dat was niet eens zo moeilijk: die twee steden lijken erg op elkaar, de ingrepen waren vooral cosmetisch. Londen is ook een bijzonder mooie stad, waar je makkelijk pittoreske locaties vindt: er zijn parken en pleinen en statige witte huizen bij de vleet. En het weer is er bijna altijd ideaal, met die prachtige wisselvallige, zacht verlichte grijze hemels. Die komen heel verleidelijk over op film.

In Europa krijg ik veel gemakkelijker het geld bijeen voor de films die ik wil maken. Ik zou dat geld ook in de VS kunnen vinden, maar dan moet ik mijn script aan de studio’s voorleggen en me laten dicteren wie ik cast, en daar heb ik geen zin meer in. Ik wil niet horen dat die lui vinden dat het script geweldig begint maar naar het einde toe verwatert, of dat het traag begint en toch nog goed komt op het eind, of ‘Om de liefde Gods, werk alsjeblieft niet met dié acteur.’ Ik kan het niet verdragen dat ze zich bemoeien. In Europa zijn de omstandigheden artistiek veel beter. Stel je voor dat ik met die Amerikaanse studiobonzen aan tafel was gaan zitten met de woorden: ‘Ik wil een ernstige film over een familie maken.’ Je hoort de vraag zo komen: ‘Waar blijven de lollen?’

‘Scoop’ is ook uw tweede film op rij met Scarlett Johansson in een hoofdrol. Is ze zo fantastisch?

Allen: Ze is gewoon een genot om mee te werken. Ze heeft het allemaal: ze is mooi, sexy, intelligent, grappig, snugger, warmhartig, niet moeilijk… Ze loopt ook over van de energie, en haar positivisme straalt op iedereen af. De set klaart op als zij arriveert, iedereen is dol op haar. En als actrice kun je alle kanten met haar uit: dramatisch is ze ijzersterk, en ze is grappig als ze grappig moet zijn. Ze is een van die zeldzame mensen met wie ik heb gewerkt – Diane Keaton is nog zo iemand – die vooraan stonden toen het talent werd uitgedeeld. Ze acteert mij gewoon van de set, en ze is ook verbaal mijn meerdere. Als we elkaar zitten te plagen en af te katten, delf ik altijd het onderspit. Hoe gevat ik ook uit de hoek kom, altijd slaat ze terug met een nog rakere opmerking. Dat dwingt bij mij diep respect af. Aangezien ik mezelf behoorlijk ad rem en geestig vind, kun je je voorstellen hoe verbaasd ik ben als iemand me op dat vlak het nakijken geeft.

De Britse filmkritiek trok de authenticiteit van de dialogen in Match Point in twijfel.

Allen: Ik lees de recensies van mijn films al 30 jaar niet meer. Maar elk woord dat Britse critici over Match Point en Scoop schrijven, zal van meer inzicht getuigen dan wat ik je kan vertellen. Het zijn Britten, en ze kennen hun stiel.

In Amerika gewaagden ze van ‘een terugkeer naar de vorm van de grote dagen’.

Allen: Het raakt mijn koude kleren niet. In de afgelopen acht of negen jaar heb ik de beste films uit mijn carrière gemaakt. Ik weet niet of ik ooit iets beters heb gedaan dan Bullets over Broadway. En ook al was het geen geweldig succes, Sweet and Lowdown was van het beste wat ik ooit heb gedaan.

Die film deed het slecht aan de kassa, maar kreeg tenminste goeie kritieken.

Allen: De meeste mensen, zelfs journalisten, beoordelen je films op hun populariteit. Dat is misleidend, omdat veel films – niet de mijne – die enorm scoren bij het publiek tegelijk erg, erg slecht zijn. Je schaamt je toch dood als je naam dan op de generiek voorkomt? De eerste film waar ik ooit aan meewerkte, was What’s New Pussycat?(waarin Allen acteerde en waarvoor hij het screenplay schreef, nvdr. ). Ik geloof dat het toen de succesvolste komedie aller tijden was. Wel, ik was beschaamd dat ik erbij betrokken was. Het succes deed me niéts.

De meeste acteurs noemen het een hele ervaring om met u te werken, maar zeggen dat u weinig communiceert.

Allen: Ik wil ze niet plat slaan met analyses en regieaanwijzingen. Als ze met een vraag zitten, mogen ze die altijd stellen. Maar ze kennen hun personage, komen aan op de set en spelen het. En in 99 procent van de gevallen doen ze dat qua lichaamstaal en performance beter dan ik had kunnen dromen toen ik de scène in mijn slaapkamer zat te schrijven. Ik zal hen wel corrigeren als het kolossaal verkeerd loopt.

Gebeurt dat vaak?

Allen: Heel zelden. Ik huur die mensen in omdat ik hen uitstekend vind, en ik overlaad ze niet met smalltalk, omhelzingen of ongemeende zoenen. We zijn daar samen om te werken. Het staat hen vrij om te zeggen: ‘Je manier van regisseren en de dialogen in je script zijn waanzinnig gênant en rotslecht.’ Dat zou ik niet eens erg vinden; ik sta ervoor open. En het staat mij vrij om tegen hen te zeggen wat ik ooit zei tegen Sean Penn – die ik een van de grootste Amerikaanse acteurs vind – op de set van Sweet and Lowdown: ‘Er is één ding verkeerd met de manier waarop je die scène speelt.’ Waarop hij: ‘Wat precies?’ En ik zei: ‘Alles.’ Een hit aan de toog, dat verhaal, heeft hij me later verteld. Ik wist dat ik open met hem kon zijn: hij voelt zich niet bedreigd omdat hij weet dat ik hem fantastisch vind. Net zoals ik het van hem pik als hij zegt: ‘God, je wilt toch niet dat ik die zin uit mijn bek pers? Het is te gênant voor woorden. Niemand spreekt zo.’

U maakt doorgaans één film per jaar. Nooit overwogen om het iets kalmer aan te gaan doen?

Allen: Ik sta er eigenlijk nooit bij stil. Toen Scoop klaar was, heb ik wat rondgelummeld in mijn appartement, een wandeling door de stad gemaakt, en ben ik beginnen te schrijven. Wat moet je anders? Ik begin wat te krabbelen op papier, en voor ik het goed besef heb ik een nieuw script klaar.

‘Match Point’ draaide rond mazzel, zei u. Vindt u zichzelf een bofkont?

Allen: Ik heb veel meevallers gekend, ja. Ik had geluk dat ik een talent had, want op school deugde ik niet en ik weet niet wat er anders van mij was geworden. Ik ben opgegroeid in een goed gezin, en mijn ouders zijn heel oud geworden. Toen ik in de showbusiness begon, en dan vooral in de film, benadrukten journalisten mijn sterke kanten en zwegen ze over mijn zwakten. Ik heb honkbal gespeeld met Willie Mays in het Dodger Stadium tijdens een celebrity-wedstrijd. Ik heb jazz gespeeld in New Orleans. Ik heb gedineerd in het Witte Huis. Ik heb de hele wereld afgereisd. Ik heb alles gedaan wat ik me ooit kon voorstellen in mijn leven.

U speelt zelf mee in ‘Scoop’, maar laat de romantische hoofdrol over aan Hugh Jackman. Ziet u zichzelf nog eens in zo’n rol?

Allen: Als ik erin zou slagen een script te schrijven waarvan ik voel dat het goed zit zonder dat mijn leeftijd me voor de voeten loopt, dan zou ik het doen. Maar dat is bijna onmogelijk: ik ben 70. Dat zou gewoon slechte casting zijn. Mensen gaan geen cent uitgeven om mij de romantische hoofdrol te zien spelen terwijl ze in de zaal ernaast Hugh Jackman of Brad Pitt kunnen zien.

70 zijn heeft ook zijn voordelen: ervaring, wijsheid…

Allen: Je maakt de idiote fouten niet meer die je als tiener maakte, maar verder is er niets goeds aan zo oud zijn. De knappe vrouwen die je op straat ziet voorbijlopen, die mag je vergeten. Kijken naar meiden in korte rokjes is al mijn hele leven een favoriet tijdverdrijf van me, en nu ben ik dat kwijt. Ze zijn niet meer voor mij weggelegd, en zelfs al zou je toch nog bij eentje scoren, dan ben je er niks mee want je kunt samen geen toekomst meer plannen. Op gebied van flirten is je leven voorbij, en dat maakt toch een belangrijk deel uit van ieders levensvreugde.

Dankzij Woody Allen zijn een paar generaties mannen met andere interesses dan sport aan een lief geraakt. De nerd die de babe binnendoet, die is op uw conto te schrijven. Schenkt dat geen voldoening?

Allen: Nee, want ik ben altijd de buitenstaander gebleven die moest knokken om binnen te mogen. Ik herinner me dat ik lang geleden ooit uitgenodigd was in het Playboy-huis. Het stikte er van de mooie vrouwen, waarvan geen enkele me een blik waardig keurde. De kerel die met me mee was, zei: ‘Ze praten alleen maar met mij omdat ik met jou mee ben. Ik kan met ze naar bed gaan omdat ik jou ken.’ Maar ik wàs mij! En ik kon geen enkele van ze in bed krijgen. Op dat vlak heeft beroemd zijn echt niet veel voor me gedaan. Het heeft een klein beetje geholpen. Warren Beatty zei me ooit: een ster zijn is als in een bordeel zitten met een kredietkaart op zak. Daar heb ik nooit iets van gemerkt. Voor mij was het als in een bordeel zitten met een vervallen kredietkaart.

‘SCOOP’: vanaf 1/11 in de bioscoop

‘MATCHPOINT’: uit op dvd op 7/9

© Premiere

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content