‘IK GELOOF NIET IN INSPIRATIE’

© © DEVON DE KONING

Zelf perfectioneert hij tussen halfacht en tien zijn kaarsrechte handstand, maar hoe doen de anderen het? Deze zomer kijkt P.B. Gronda binnen bij enkele van zijn collega’s om na te gaan hoe zij afwas van literatuur scheiden in de dagelijkse strijd met kostbare uren en minuten.

‘Dit is mijn kantoor. Het is groot en het is leeg’, zegt Ivo Victoria. Hij liegt er niet om. We skypen omdat we 1. duivels moderne vogels zijn en 2. dan misschien wel opgroeiden op minder dan 50 kilometer van elkaar, maar vandaag ligt er toch een land of drie tussen onze voordeuren. We zijn geen geliefden, dus dat is verder eigenlijk geen enkel probleem.

Het contrast kan moeilijk groter. Ivo heeft een gezellig, warmachtig truitje aan en zit vanuit dat grote, lege kantoor in het voormalige Paleis van Justitie van Amsterdam naar de Prinsengracht te staren. Ik heb om normvervaging tijdens het gesprek te vermijden net een T-shirtje aangetrokken, maar daar is het eigenlijk net te warm voor in mijn tuin annex bureel in Valsesia.

Maar we hebben ook dingen gemeen. Bijvoorbeeld opstaan om op geheel eigen kracht dochters op tijd in de een of andere school te krijgen. Kinderen hebben is voor schrijvers toch een beetje zoals de rij- en rusttijden voor truckchauffeurs. Behalve dat de rusttijden geen rusttijden zijn, maar gedoe met koeken, rugzakjes en – in Ivo’s geval – gejaagd fietsen door het Amsterdamse verkeer.

Zodra de zorg voor het nageslacht overgenomen is door het schoolsysteem, is er tijd voor de serieuze zaken in het schrijversleven. Bijvoorbeeld voor het middaguur op café gaan met vrienden. Ivo ziet zijn homeboys Leon en Paul. De ene was manager van Urban Dance Squad, de andere is een baas bij Universal.

Ook Ivo komt uit de muziekscene. Wie zijn laatste boek Dieven van vuur gelezen heeft, zal dat misschien wel even gemerkt hebben. ‘Je speelde in een bandje en alles wat met schrijven te maken had, dat was natuurlijk compleet not done. Dan kocht je een boek en daarop zegde een van die andere muzikanten dan: Een boek? Jij had toch al een boek?’

Dat is nu wel even anders. In Amsterdam verdringen de literaire hipsters en de van hoornen brilmonturen voorziene lit-groupies zich haast dagelijks om de hippe schrijverscene te betreden met een exemplaar van Das Magazin in hun tote bag. Je zou haast gaan vermoeden dat het schrijversleven nu even rock-‘n-roll is als dat van glamrockers in de seventies.

Maar helaas en wel integendeel. Sinds hij zelfstandige schrijver is, is Ivo een verantwoordelijke jongen geworden. ‘Ik heb nog nooit zo hard gewerkt als nu’, zegt hij. ‘Muzikanten die niet op tour zijn, die liggen ook maar wat lam te wezen, thuis. Nog eens een liedje spelen… Twee keer per week even gaan repeteren… ’s Avonds twee uurtjes pieken en dan op zoek naar een liefje. Nu moet ik voortdurend op zoek naar werk om zo veel mogelijk tijd te kopen om in vrijheid aan mijn volgende boek te kunnen werken.’

Maar hij lijkt er allesbehalve van af te zien. Zijn agenda bestaat als een goed gespeelde ronde van Blokken uit perfect aansluitende blokjes. ‘Alles is gericht op efficiëntie. Daarom werk ik ook in de uren dat er gewerkt kan worden. Ik weet dat als ik blijf tikken, er altijd wel iets komt. Ik geloof niet in inspiratie, ik geloof in hard werken.’

Zo. Daar lig je dan. In je tuin in Valsesia, met fuck-all op de agenda en de efficiëntie van nul op een schaal van gelijk hoeveel want nul blijft natuurlijk gewoon keihard nul.

Wat Ivo Victoria doet, komt neer op de Nick Cave-doctrine. Dat is een soort wederkerend ideaal onder mensen met scheppende beroepen en houdt in dat het creatieve werk in plaats en tijd afgebakend wordt door een uithuizig kantoor te nemen en daar tussen bepaalde uren zo hard mogelijk op je eigen werknemer te lijken – maar dan op een coole, Cave-achtige manier. En als je hem daar zo ziet zitten, in het grote, lege kantoor, dan kun je niet anders dan besluiten dat hem dat prima afgaat.

VOLGENDE WEEK MAARTJE WORTEL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content