Amper enkele minuten komt ze in beeld, maar meer heeft Vanessa Redgrave nog nooit nodig gehad om indruk te maken. Focus sprak met een monument, wier heilige vuur op haar zeventigste nog altijd niet gedoofd is.

Twintig minuten: bij sommige filmvedetten volstaat het om alle vragen te stellen die je kon bedenken of om te beseffen dat er weinig meer uit het gesprek te halen valt. Het is niet omdat iemand voor de camera overtuigend zijn ding kan doen, dat hij ook een boeiende gesprekspartner is. Maar je hebt ook mensen die zoveel hebben meegemaakt, zoveel betekend voor hun vak of die van nature zo interessant zijn dat twintig minuten hopeloos te kort is. Vanessa Redgrave is zo iemand. Om te beginnen is ze lid van een fameuze acteursdynastie – zowel vader en moeder (Michael Redgrave en Rachel Kempson), broer en zus (Corin en Lynn Redgrave) als haar twee dochters (Joely en Natasha Richardson; de laatste is overigens mevrouw Liam Neeson) zijn of waren acteurs – en een van de twaalf mensen ter wereld die ooit de ‘Triple Crown’ wonnen: een Oscar, een Emmy én een Tony (voor respectievelijk film-, televisie- en toneelwerk). Naast de Oscar die ze verzilverde voor Julia (1966), werd Redgrave trouwens nog vijf keer genomineerd voor een Academy Award. Ze werkte dan ook met groten als Antonioni, Sidney Lumet (Murder on the Orient Express) en John Schlesinger (Yanks), en speelde zowel in controversiële films (Blow Up, Ken Russells The Devils) als in blockbusters (Mission: Impossible, Deep Impact).

Maar Redgrave laat zich niet alleen al een leven lang opmerken op het scherm en op de planken. Ze liep even vaak in de kijker met haar sociale en politieke engagement. Zo zette ze zich in voor de Palestijnse zaak, voor nucleaire ontwapening, tegen de oorlog in Vietnam, voor de Russische Joden, tegen de stalinistische onderdrukking in Rusland, voor de vrijheidsstrijders van Tsjetsjenië, voor de Ierse hereniging en tegen de oorlog in Irak. Ze was lid van de trotskistische Workers’ Revolutionary Party en richtte drie jaar geleden nog samen met haar broer Corin de Peace and Progress Party op. Ze haalde zich de woede van de halve zaal op de hals toen ze in 1966 tijdens haar Oscarspeech uithaalde naar de ‘Zionistische nozems’ die protest hadden aangetekend tegen haar nominatie en met moordaanslagen hadden gedreigd als Redgrave (die toen pas de pro-Palestijnse documentaire The Palestinian had geproduceerd) de Oscar zou krijgen.

Vond u het niet frustrerend dat u niet meer tijd kreeg om uw personage uit te diepen?

Vanessa Redgrave: Nee, ik vind dat net opwindend. Ik heb het ooit met nog minder gedaan, trouwens: in Fred Zinnemans A Man for All Seasons, waar ik Anna Boleyn speelde, had ik zelfs geen dialogen. In een paar seconden moest ik haar portretteren als een ongewone figuur – iemand die veel mensen in het graf heeft gejaagd, zichzelf incluis. Ik heb dat gedaan door constant te lachen. Dat kan absurd lijken, maar in de context van die film werkte het perfect. Ik vergelijk het graag met de grote Chinese en Japanse schilders: die konden met drie penseeltrekken een hele wereld scheppen. Ik heb een mateloze bewondering voor mensen die erin slagen zo economisch te werk te gaan, zoveel weer te geven op zo weinig ruimte. Enfin, ik heb ook genoeg uitgebreide rollen gespeeld, dus ik ben tevreden. Het is niet alsof ik altijd heb gesmacht naar wat meer minuten schermtijd (lacht).

Houdt u zich enkel met uw eigen rol bezig als u aan een film meewerkt?

Redgrave: Natuurlijk. Ik denk niet dat je veel acteurs zal vinden die zich ook met de rest van de film moeien.

Er zijn nochtans genoeg Amerikanen die wel die reputatie hebben. John Cusack en Edward Norton bijvoorbeeld.

Redgrave: Is dat zo? Ik heb de handen al genoeg vol met mijn personage. Het is niet aan mij om andere suggesties te doen. Misschien hebben Britten op dat vlak meer scrupules. Wij zien de regisseur als een dirigent en over het algemeen is het geen goed idee om de violist aan de cellist te laten zeggen dat hij beter een andere noot speelt.

Over regisseurs gesproken: hoe heeft u het overlijden van Michelangelo Antonioni beleefd, met wie u in 1966 het legendarische ‘Blow Up’ maakte?

Redgrave: (zucht) Het is natuurlijk heel erg, maar het was onvermijdelijk dat hij niet lang meer onder ons zou zijn. Ik ben intussen op een leeftijd waarop ik veel geweldige mensen met wie ik heb gewerkt ten grave mag dragen. Ik troost me met het besef dat Antonioni de wereld veel schoonheid geschonken heeft en dat de mensen ook dingen van hem geleerd hebben. Hij heeft een erfenis nagelaten voor iedereen die houdt van de cinema.

U blijft druk aan de slag. Welke uitdagingen heeft het acteervak u nog te bieden?

Redgrave: Ik moet nog altijd mijn brood verdienen, hoor! (lacht) Net zoals iedereen moet ik mijn huis afbetalen. Maar ik acteer vooral nog steeds met evenveel plezier. Het gaat me nu ook veel makkelijker af om de juiste projecten te kiezen. Ik wacht tot ik iets lees dat, of iemand ontmoet die waarheid uitstraalt. Atonement was zo’n film die helemaal waarachtig klonk. Door mijn levenservaring vang ik die toon meteen op, die klank van eerlijkheid en oprechtheid. Net zoals ik weet wanneer ik te maken heb met een leugenaar of iemand met een verborgen agenda. Ik hoor het meteen.

Het woord ‘atonement’ betekent zoveel als boetedoening. Is dat iets waar u in gelooft, dat je je zonden kunt goedmaken?

Redgrave: Dat is iets wat ik als kind al geleerd heb. Mijn ouders leerden me om me te verontschuldigen als ik iets had gedaan wat verkeerd was. Als ik iets gebroken had of als ik iemand pijn had gedaan. Dat is ook boetedoening, zij het dan op het meest banale en familiale niveau. Het boek en de film Atonement gaan natuurlijk veel dieper. Het verhaal zit vol essentiële vragen die door je hoofd blijven spoken. Je gaat nadenken over de schade die je anderen berokkend hebt zonder het te weten, of die je vergeten was omdat je het liever wou vergeten. Maar ook over de schade die voortvloeit uit de vooroordelen van groepen mensen, van politici, van alle lagen van de bevolking. Angst speelt daar doorgaans een grote rol in. Je bent ergens bang voor, je verbeelding slaat op hol, je begint dingen te veronderstellen en dat trekt een scherm voor je ogen waardoor je de realiteit niet meer ziet. Je ziet de ware betekenis van gebeurtenissen niet meer of je vraagt je niet meer af of je wel de juiste beslissingen neemt. Ik denk dat het verband met de huidige toestand in de wereld duidelijk is.

‘Revolutionaire politiek is mijn eerste liefde’, zei u ooit. Hoe vertaalt zich dat op uw zeventigste?

Redgrave: Ik klim niet meer op de barricaden zoals vroeger (lachje). Maar dat hoeft ook niet noodzakelijk als je dingen wil veranderen. Ik concentreer me nu liever op mijn werk voor Unicef. Ik ben Goodwill Ambassadeur en dat is een voltijdse roeping geworden. Soms houdt het in dat ik oorlogszones moet bezoeken. Dat doe ik al langer. Bijna de hele jaren 90 ben ik van het ene oorlogsgebied naar het andere gereisd. Servië, Kroatië, Sarajevo, Macedonië, Kosovo. Daar probeerde ik het lot van de kinderen te verbeteren.

Veel mensen worden cynischer met de jaren. U blijkbaar niet.

Redgrave: Ik weet ook wel dat mijn bijdrage veel minder groot is dan ik zou willen. Maar de slotsom is dat er kinderen zijn die hulp nodig hebben en dan komen politieke overwegingen op de tweede plaats. Dus moet je ingrijpen, zo goed en zo kwaad als het gaat. Ook al haalt het soms niets uit. Ik heb veel geleerd van een kinderpsychologe die ik tijdens de Balkanoorlog ontmoet heb in Slovenië, in een centrum voor psychiaters en leraars die de ongeveer 30.000 kinderen van een Bosnisch vluchtelingenkamp bijstonden. Het ging om een Joodse vrouw uit Kroatië, die als kind was moeten vluchten voor de Ustashi, de Kroatische bond- en geestesgenoten van Hitler die daar toen de plak zwaaiden. Ze vond onderdak bij een eenvoudige Kroatische boer, en toen de Ustashi kwam aankloppen heeft die boer haar niet uitgeleverd, ook al riskeerde hij zijn leven en dat van zijn gezin. Dat is enorm. Die psychologe zei me dat het gebaar van die boer meer indruk op haar heeft gemaakt dan al de gruwel die ze heeft moeten doorstaan. Het feit dat ze als kind het mededogen en de warmte van andere mensen had ondervonden, heeft haar gered. Daar wil ik ook in blijven geloven.

Door Ruben Nollet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content