‘IK BEN ZIEKELIJK OP ZOEK NAAR AANDACHT’
‘Een ontdekking? Ik?’ Jan Hammenecker staat zelf nog het meest te kijken van zijn grote Vlaamse doorbraak met De 16.
‘Serieus, dat jij helemaal tot hier bent gekomen. Speciaal voor mij. Wat een eer.’
Angers, hoofdplaats van Maine-et-Loire, links onder Parijs. Jan Hammenecker wacht me in de stationshal op. Alerte blik, het weinige haar lichtjes in de war. Hier werkt hij aan de herneming van Les caprices de Marianne, een klassieker uit de Franse theatercanon. Binnenkort trekt hij daarmee naar Parijs.
Het is zondagmiddag, de eerste dag van het winteruur en vier dagen na de start van De 16, de zesdelige fictiereeks van Willem Wallyn over het leven in de coulissen van de Wetstraat. Na kleine rollen in Ex-drummer en Welp, Het goddelijke monster, Cordon en Eigen kweek heeft Vlaanderen opeens een rasacteur ontdekt. Recensenten hebben het over ‘Jan Hammenecker in de rol van zijn leven als de nihilistische kabinetschef Charles Van Praet’. Ze schrijven dat het politieke beest dat hij neerzet een cliché is, maar dat je hem wel meteen gelooft, dat de reeks integraal door hem wordt gedragen. ‘Zijn doorbraakrol?’ vragen ze zich af. ‘Op zijn 48ste?’
‘Dit had ik nooit verwacht’, zegt Hammenecker terwijl we het station van Angers verlaten. ‘Ik ben het sowieso niet gewoon dat er over mij wordt geschreven – en al zeker niet op deze manier. Ik ben verrast. Ik heb precies iets gemist. Een ontdekking? Ik? Ik ben 48 en al jaren bezig. Akkoord, ik ben geen bekende Vlaming, maar dat vind ik ook niet erg. Ik fladder tussen België en Frankrijk, ben overal een passant en speel mooie rollen. Meer moet dat niet zijn, dacht ik.’
Als je door zijn schild kunt breken, had Willem Wallyn vooraf gezegd, zul je merken hoe ontroerd Jan door alle lof is.
Vooral de woorden van Guinevere Claeys in De Standaard hebben hem geraakt. ‘Anders dan gisteren zijn dit genadeloze tijden voor laatbloeiers’, schrijft zij. ‘Als het genie oefening nodig heeft, krijgen we argwaan. Voor groeicurves zijn we te ongeduldig, voor tweede kansen te verveeld. Dank dus aan Jan Hammenecker en zijn gerijpte doorbraak. Elke succesvolle vertraging in deze onhoudbare versnelling is een geruststelling.’
‘Zo denk ik er ook over’, zegt Hammenecker. ‘Maar je wilt er tegelijk ook bij horen. Je wilt niet je hele leven een passant blijven. Dus ja, de voorbije jaren was ik soms gefrustreerd dat ik geen belangrijkere rollen aangeboden kreeg. Maar je moet er als acteur ook voor openstaan. Het komt niet vanzelf. Ik ben – nee: ik was lang tevreden met kleine rollen. Een bijrol was goed genoeg. Met de jaren heb ik geleerd om meer voor mezelf op te komen. Ik kan hoofdrollen aan. En ik zal het tonen ook. Vroeger had ik dat nooit durven te zeggen.’
Sinds kort volg je yogalessen. Drie keer per week dan nog.
JAN HAMMENECKER: (lacht) Ik ben eraan verslaafd. Het zweverige sfeertje stootte mij ook af, maar ik had het nodig. Ik doe Iyengar-yoga. Heel fysiek, na drie uur ben je kapot. Je moet het echt eens proberen. Tien minuten op je kop staan geeft al een ongelooflijke boost. Het voelt nog altijd een beetje onnozel, maar het helpt om de knopen in mijn lijf te ontwarren. Voortaan wil ik met al mijn poriën open leven. Vatbaar zijn voor de natuur, voor andere mensen, voor de schoonheid die ons omringt.
Wanneer ben je ermee begonnen?
HAMMENECKER: Na een vakantie in Bretagne. Op een middag ben ik ingestort, in de zon op het strand. Ik voelde me ter plekke verstijven. Lichamelijk en mentaal. Het zat er al jaren aan te komen: mijn lijf werd steeds minder soepel, mijn geest was niet meer in balans. Mijn structuur viel weg. Therapie heeft me geholpen, en yoga. Misschien speelt dat ook mee in wat er met De 16 is gebeurd. Dat ik me eindelijk met mijn hele lijf heb durven openstellen.
Blijkbaar heb je zelf nog niet alle afleveringen gezien?
HAMMENECKER: Nee, alleen de eerste twee. Ik zal ze samen met het publiek ontdekken. Wat ik natuurlijk wel al weet, is dat mijn personage fel evolueert. Hij blijft geen bullebak. Op het einde wordt hij zelfs een tragische figuur. Ik ben benieuwd hoe dat op het scherm overkomt. Onlangs hadden ze voor de hele cast een visie georganiseerd, maar net die dag was mijn oudste zoon jarig. Ik ben niet geweest. Bovendien, ik kijk toch niet graag naar mezelf. Ik doe het wel, maar ik kan er niet van genieten.
Langs de Boulevard du Maréchal Foch en de Pont de Verdun bereiken we de oevers van de Maine, de rivier die Angers doormidden snijdt. De herfstzon zakt zachtjes weg. We wandelen stroomafwaarts. Hammeneckers tred verraadt een leven, het is de tred van een man met historie maar zonder haast.
Die ochtend had hij me een YouTube-link gestuurd. Een interview waarin Jean Renoir (zoeken op ‘Jean Renoir parle de son art’) een brugje legt tussen de technische evolutie van het filmmateriaal en de tapijtweefkunst, onder meer het Wandtapijt van de Apocalyps, opgehangen in de burcht die Angers beheerst.
‘Drijft intelligentie ons niet naar lelijkheid in plaats van schoonheid?’ vraagt Renoir zich af. ‘Want: hoe primitiever de techniek, hoe mooier het kunstwerk.’
‘Ik bekijk dat interview regelmatig’, zegt Hammenecker. ‘Renoir spreekt wijze woorden, die volgens mij gelden voor de kunsten in het algemeen. En misschien ook wel voor het leven op zich. Vanochtend ben ik naar de cinema geweest, naar een documentaire van Bertrand Tavernier over de geschiedenis van de Franse film. Bijna vier uur lang, met interviews met grootheden uit de Franse cinema en fragmenten met Jean Gabin, Michel Piccoli en Romy Schneider. Man, ik heb zitten janken. Zo schoon. Zo puur. In de moderne kunsten zit technologie de kunde helaas dikwijls in de weg.’
Overkomt je dat vaak, janken in de cinema?
HAMMENECKER: Ik heb nogal moeite om de volumeknoppen van mijn emoties te regelen. Soms staan ze wagenwijd open, soms blijven ze potdicht. Het is alles of niks. Dan zit ik hardop te lachen als niemand lacht – zoals wanneer Benoît Poelvoorde in C’est arrivé près de chez vous de gruwelijkste moorden pleegt – of te huilen om de simpelste dingen. Ik voel me emotioneel gehandicapt. Ik beheers mijn emoties niet, druk ze op een andere manier uit dan de meeste mensen. Ik heb dat in mijn opvoeding niet meegekregen. Op het podium of op een filmset lukt het me intussen, in het dagelijkse leven heb ik het er lastiger mee.
Je zei dat Renoirs woorden misschien gelden voor het leven op zich.
HAMMENECKER: Te veel intellect maakt het leven lastig. Mijn vrouw is psychotherapeut. We hebben het er vaak over. Waarom maken wij, mensen, het onszelf zo moeilijk? Waarom denken wij zo veel? Waarom vergeten wij te leven? Thich Nhat Hanh, de Vietnamese zenmeester, zegt: ‘De bekende stelling van Descartes, ‘Je pense donc je suis’, klopt niet. In werkelijkheid is het meestal: je pense donc je suis pas vraiment là, je pense donc je suis perdu dans mes pensées.‘ Terwijl we denken, vergeten we te leven. Dat houdt me bezig. Ik wil leven, niet in mijn kop zitten.
Hoe pak je dat op de scène aan?
HAMMENECKER: De truc is simpel, maar niet altijd gemakkelijk: eerst hard studeren en dan, net voor je op moet, je tekst vergeten. Je moet slecht durven te zijn. Geen angst hebben. Vrij spelen. Pas dan kan alles samenvallen: het publiek, de stiltes, je eigen vertolking. Ik wil het publiek verrassen, hun blikveld verruimen, niet zomaar de evidenties spelen. Ik wil hen sympathie voor een monster laten voelen. Of hen laten lachen met hun eigen denkpatronen. Het gebeurt slechts af en toe, maar als het gebeurt, is het magie. Samen met het publiek aan de zwaartekracht ontsnappen, naar zulke momenten streef ik.
Het zijn de zeldzame momenten waarop je je heel even niet alleen voelt. Want laten we eerlijk zijn: om op een podium te gaan staan, om zo veel aandacht op te eisen, om mensen zo veel te laten betalen – zeker hier in Frankrijk – om naar je te komen kijken, daarvoor moet je een beetje ziek zijn. Ik ben ziekelijk op zoek naar aandacht. Of beter, naar bevestiging. Ik wil graag gezien worden. Veel meer dan de meeste mensen. Gelukkig heb ik het theater gevonden. Anders was het met mij misschien echt fout afgelopen. Acteren was mijn redding. Ik kon er mijn woede in kanaliseren, mijn agressie.
Hammenecker woont in Brussel, maar hij is West-Vlaming, in De Haan groot geworden. Kunst was thuis niet aanwezig. Verder dan Britse tv-series en een voorstelling van Romain Deconinck in de Gentse Minardschouwburg ging cultuur niet.
Twee dramatische gebeurtenissen gooiden zijn leven om.
Zijn vader, een palingboer, ging failliet. ‘Heftig. Maar het duwde me ook richting toneelschool. Onder vrienden was ik de clown, de gast die iedereen aan het lachen bracht, en thuis had ik gezien dat je van de ene dag op de andere alles kunt verliezen. Ik wilde niet bang zijn. Ik wilde niet voor het geld kiezen.’
En hij maakte Julien Schoenaerts van dichtbij mee. ‘Mijn tweede aanraking met theater, na Leve de lotto van Romain Deconinck, was een schoolvoorstelling van Oedipus in Kolonos. De tekst was van Hugo Claus, Julien Schoenaerts speelde de hoofdrol. Een aardbeving. Alsof ik een geest zag. Tijdens de nabespreking ben ik Schoenaerts in de armen gevlogen, als een soort vaderfiguur.’
Op het einde van het zesde leerjaar beantwoordde Hammenecker de oervraag ‘Wat wil je later worden?’ met: ‘Leeuwentemmer.’ Niemand kon erom lachen. Een ingangsexamen bracht hem naar Antwerpen, naar de Studio Herman Teirlinck. Ook al zei de huisdokter: ‘Niet doen. Ze poepen daar in de kelder.’
Na een jaar werd hij van school gestuurd.Hij verhuisde naar Brussel, rolde in het Franstalige theater en speelde. In de zaal, maar ook op straat. Aan een bushokje vol wachtenden spande hij een badmintonnet en met een pluimpje sloeg hij conventies stuk. In de Troonstraat in Brussel omgordde hij met een koord een huis.
‘Waar ben jij mee bezig?’ vroegen voorbijgangers.
‘Ik wacht op de wind’, antwoordde de artiest. ‘Dan kan het huis als een vlieger de lucht in.’
HAMMENECKER: Ik wilde poëzie zaaien, het dagelijkse leven poëtisch maken. Als we ergens moeten wachten, gaan we vanzelf in een rij staan, allemaal achter elkaar. In Afrika doen ze hun schoenen uit en zetten ze die in een rij. Ze gaan in het gras liggen, of slaan een praatje. Ik vind dat schoon.
In het Westen zitten we met zijn allen vast. In onze manier van denken en in onze manier van leven. We leven alsof we een gigantische geldsom op de bank hebben staan, maar de code van onze bankkaart kwijt zijn. We durven zelfs niet meer te dromen. Het is de taak van cultuur om mensen uit die kramp te krijgen. Mijn geloof in de politiek is weg, maar we vergeten dat we zelf ook voor verandering kunnen zorgen. Iedereen, van mens tot mens. Door met elkaar te praten, elkaar te helpen, jezelf te respecteren en van daaruit ook de anderen. Ik denk dat die levenshouding besmettelijk werkt. Althans, ik hoop het. Het is mijn enige houvast. De oorlog in Syrië kan ik niet oplossen, op mijn eigen omgeving heb ik wel invloed.
We zijn in de Bar du Centre beland, een café zonder muziek. Orval komt er uit de ijskast, niet van het schap.
‘Af en toe’, zegt Hammenecker, ‘kijk ik rond en vraag ik me af: hoe ben ik hier in godsnaam terechtgekomen? De theaterwereld in Parijs, het hart van de Franse cultuur: dat is toch mijn plek niet? Ik ben de zoon van een vismarchand. Mijn ouders hebben nooit een boek gelezen.’
Het succes kwam langzaam en in korte Franse titels. Max et bobo (een film van Frédéric Fonteyne), La cruche cassée (een theaterstuk van Frédéric Bélier-Garcia naar een tekst van Herbert von Kleist), Les témoins (een tv-reeks van Marc Herpoux en Hervé Hadmar). In de aftiteling van The Family, een film uit 2013 van Luc Besson, stond zijn naam tussen die van Robert De Niro en Michelle Pfeiffer.
Maar van stardust geen spoor.
‘Ik heb al mijn hele leven dat ik niet voorzien ben aan de tafel’, zegt hij. ‘Ik maak me klein, probeer vooral niet te storen. Ik wil wel meedoen met het spel, maar ik hoop vooral dat ze niet merken dat ik er niet bij hoor. Pas de laatste tijd komt daar verandering in.
‘Ik zie er misschien kalm en beredeneerd uit, maar vanbinnen broeit het. Mijn demonenlaten me niet met rust. Ik ben jaloers op mensen die lachen wanneer het moet, die huilen wanneer het moet, die innerlijke vrede hebben.
‘Mijn puberjaren waren heel zwaar. Voor hetzelfde geld was ik nu een crimineel, had ik al iemand doodgeslagen – weet ik veel.
‘Ik geef mezelf geen bestaansrecht. Ik heb al mijn hele leven het gevoel dat ik er niet had moeten zijn, dat ik alles wat ik krijg niet verdien. Tot voor kort was niets onvoorwaardelijk, ook liefde niet. Ik beschouwde het als iets dat ik moest verdienen. Omdat je mooi was, lief, vriendelijk. Niet zomaar, niet louter om wie je bent. Ik kon me niet voorstellen dat iemand mij kon liefhebben om wie, om wat ik ben. Vandaar ook theater. Misschien kun je mij dan tenminste liefhebben om mijn trucjes, dacht ik, om mijn spel.’
De volgende ochtend. Opnieuw een mail van Hammenecker: ‘Een van de dingen die ik gisteren probeerde te zeggen, maar dan met de woorden van Baudelaire: “Als u geen slaaf wilt zijn, gekweld door de tijd, wees dan dronken zonder ophouden. Van wijn, poëzie of deugd, het staat u vrij.”
‘Ik kan me perfect in die uitspraak vinden’, zegt hij even later bij de ochtendkoffie. ‘Het is een pleidooi voor het volle leven. En een aanmoediging om mijn vak verder uit te puren, om mensen met levenslust te besmetten.’
We gaan de burcht van Angers binnen. Zwijgend bekijken we het Wandtapijt van de Apocalyps – honderd meter lang en meer dan vier meter hoog – , de taferelen van Sint-Jan, vechtend met monsters en demonen.
Na de Apocalyps, een boekenwinkel. Hammenecker zegt dat hij meestal in het Frans leest en dat op zijn nachtkastje Leven als ambacht ligt, het dagboek vol lessen in leven en doodgaan van Cesare Pavese.
Hammeneckers grootoom, ook een Jan, was bevriend met Gerard Walschap. Hij schreef gedichten en is vooral in de Scheldestreek bekend. ‘In Mariekerke, bij Bornem, is er een Jan Hammeneckerstraat en een Jan Hammeneckerplein. Er staat zelfs een standbeeld van Jan Hammenecker. Toen ze nog jonger waren, begrepen mijn kinderen er niets van. Was papa dan zo beroemd?’
Hij koopt twee boeken. Stefan Zweig, Le monde d’hier, en Pascal Quignard, Mourir à penser.
Het is tijd voor een laatste koffie.
‘Ik heb een enorme bewondering voor iemand als John Massis’, zegt Hammenecker nog. ‘Het was geen intellectueel, geen denker, geen Guy Debord die in polemische stellingen de spektakelmaatschappij laakte. Maar hij voelde wel dat er iets niet klopte. Hij klaagde de schijnwerkelijkheid van televisie aan en werd uitgelachen. Een tragisch figuur. In zijn leven heeft hij heel wat verwezenlijkt, maar dan wel op een gebied dat werkelijk niemand interesseert. In het circus boekte hij grote successen, op tv kwam hij niet aan bod. Dat boeit mij.’
Weiger je eigenlijk soms rollen?
HAMMENECKER: Zelden. Als het niet in mijn agenda past of als ik gelaagdheid in het personage mis. Het is heerlijk om de bad guy te spelen, maar het mag niet aan de oppervlakte blijven. Na Dikke Lul in Ex-drummer werd ik telkens weer voor verkrachters, pedofielen en moordenaars gevraagd. Op een bepaald moment moet je selectiever worden. Ook daarom ben ik vijftien kilo afgevallen. Ik ben mijn ‘verdedigingsvet’ kwijt, de buffer tussen mezelf en de buitenwereld. Maar dat niet alleen. Ik wil ook weleens andere rollen spelen dan de hoekige, robuuste slechterik.’
Nog één keer Willem Wallyn: Tijdens de audities blies Jan me omver. Ik kende hem niet, maar ik wist meteen: dit is ‘m. Zelfs nadien, tijdens de opnames, ben ik nog een tijdje bang van hem geweest. Ik dacht dat hij echt zo was. Maar Jan heeft zo veel meer in zijn mars dan de rol van bullebak. Net zoals James Gandolfini ook romantische rollen aankon.
‘Dat is een mooi compliment’, zegt Hammenecker. ‘De scènes in The Sopranos waarin Gandolfini bij de psychiater zit, vind ik geweldig. En dan verklaart hij haar nog zijn liefde ook, onbeholpen en tevergeefs.’
Charles Van Praet, John Massis, Tony Soprano: je moet geen therapeut zijn om daar een patroon in te zien.
HAMMENECKER: Stuk voor stuk tragische figuren, ik weet het. (denkt na) Ik hou van clowns. Buster Keaton en Charlie Chaplin zijn mijn grote helden.De mensen laten lachen, met een tragische ondertoon: daar wil ik naartoe, zo wil ik eindigen. Maar zeg nu zelf, voor de rol van clown ben ik toch nog veel te jong?
DE 16
Nog drie woensdagavonden op Canvas. Hammenecker is momenteel ook in de bioscoop te zien in Fien Trochs Home.
door Lander Deweer – Foto’s Christophe Martin
‘Ik heb moeite om de volumeknoppen van mijn emoties te regelen. Op het podium of op een filmset lukt het me intussen, in het dagelijkse leven heb ik het er lastiger mee.’
‘Laten we eerlijk zijn: om op een podium te gaan staan, om zo veel aandacht op te eisen, om mensen zo veel te laten betalen om naar je te komen kijken, moet je een beetje ziek zijn.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier