‘IK BEN TE VERLEGEN OM IN EEN GROEP TE ZITTEN’
‘Wie fictie schrijft, of filmt, creëert een eigen wereld, en dat is wat ik met mijn muziek ook doe’, verklaart Anders Trentemøller de titel van zijn nieuwe album, Fixion. ‘Maar muziek maken of beluisteren, kan ook als een drug zijn. Je hebt om de zoveel tijd een nieuwe fix nodig. Vandaar de alternatieve spelling.’
De Deense producer is duidelijk niet over één nacht ijs gegaan om zijn vierde albumtitel in tien jaar tijd te kiezen. Van de techno-invloeden op debuut The Last Resort (2006) is zo goed als geen spoor meer op Fixion, zijn donkerste, meest gothic plaat tot nu toe. Al wil Trentemøller zelf het niet met zoveel woorden gezegd hebben.
ANDERS TRENTEMøLLER: Uiteraard blijft de melancholie aanwezig in mijn muziek – die typisch Deense inborst raak je nooit kwijt – en ik ben dit keer voluit voor een uitgebeende sound gegaan, maar tegelijk vind ik Fixion ook de meest songgerichte plaat die ik al gemaakt heb. Donker dus, ja, maar ook poppy.
Je vorige album, Lost uit 2013, stond tjokvol gastvocalen van onder meer Low, Sune Rose Wagner van The Raveonettes en Jonny Pierce van The Drums. Deze keer tel ik maar twee gastzangeressen, Jehnny Beth van Savages en vaste kracht Marie Fisker.
TRENTEMøLLER: Ik had geen zin om nóg eens een feature-album te maken. Het was fun om met al die verschillende stemmen te werken, vorige keer, maar voor dit album wilde ik consistentie, één duidelijke lijn waarin de stemmen je bij de hand nemen en door de songs gidsen. Bovendien lijken de stemmen van Jehnny en Marie heel erg op elkaar.
Vorig jaar heb je het tweede album van Savages, Adore Life, gemixt. Waarom vertrouwden ze die taak aan jou toe?
TRENTEMøLLER Ik ben sinds hun debuutalbum Silence Yourself een gigantische fan van Savages, en de appreciatie is blijkbaar wederzijds. Johnny Hostile, de producer van Savages, speelde tijdens mijn vorige Europese tour enkele keren in mijn voorprogramma, en toen ik met Savages op eenzelfde festivalaffiche stond, heeft Johnny me backstage voorgesteld aan Jehnny. Ze bleek een fan van mijn sound te zijn, en van het een kwam het ander.
En plots zat jij dus, voor het eerst, met een groep in de studio. Anders Trentemøller, de notoire studiokluizenaar.
TRENTEMøLLER: Ik moet je teleurstellen, vrees ik. Als mixer is het je taak om de finale sound te bepalen, alle songs zijn dan al opgenomen. Ik heb dus twee weken, zoals gewoonlijk, alleen in de studio doorgebracht met hun muziek. Pas in de derde week kwam de band langs om te luisteren en opmerkingen te geven. Old habits die hard.
En toch: doorgaans werk jij met andere artiesten via het internet, door files heen en weer te mailen. Voor de songs met Jehnny op dit album hebben jullie wél echt samengewerkt.
TRENTEMøLLER: En dat is gigantisch goed meegevallen, moet ik zeggen. (lacht) Nu, je weet dat ik voor mijn liveconcerten met een groep de baan op trek, een band van zeven man sterk, zelfs. Ik kan dus wel degelijk met muzikanten om, zó mensenschuw ben ik nu ook weer niet! Maar wanneer ik aan mijn muziek werk, wanneer ik creëer, doe ik dat het liefst in mijn eentje. Jehnny was de eerste die ik in mijn cocon toeliet, twee dagen lang. Het was aanvankelijk de bedoeling dat ze één song zou inzingen, de single River in Me, maar dat ging zó vlot, en de energie zat zó goed, dat we er de tweede dag snel-snel nog eentje extra opgenomen hebben. ‘Snel-snel’ mag je trouwens heel letterlijk nemen, want Jehnny’s taxi naar de luchthaven stond buiten met een tikkende meter te wachten toen ze haar vocals nog aan het opnemen was. (lacht) Dat was behoorlijk stresserend, de spanning en urgentie zijn duidelijk hoorbaar in haar stem. Dat maakt de claustrofobische sfeer enkel intenser.
Kom, geef maar toe: ooit wil je stiekem tóch in een band zitten. De meeste jongens starten hun eerste groepje rond hun zestiende, bij jou gebeurt het misschien rond je zesenzestigste.
TRENTEMøLLER: (lacht) Ik héb rond mijn zestiende in een groepje gezeten, in verschillende zelfs! Maar het creatieve proces is iets heel rommeligs. Zeker in de eerste fase sta je met je broek op je enkels – of zo voelt het toch voor mij. Ik ben te verlegen en onzeker om in een groep te zitten. Enkel in totale afzondering en rust lukt het me om muziek te maken.
Je brak door met electronica en techno, maar je wortels liggen wel degelijk in de indierock. Van welke band maakte de jonge Trentemøller in zijn fantasieën deel uit?
TRENTEMøLLER: The Smiths.
Wie was je favoriet: Johnny Marr of Morrissey?
TRENTEMøLLER: Ik kon niet kiezen. Het was de combinatie van beiden die The Smiths zo goed maakte. De riffs van Johnny Marr samen met de clevere teksten en zangmelodieën van Morrissey, die combinatie maakte hen uniek. Soms was ik dus Marr, soms was ik Morrissey.
Drie jaar geleden vergezelde je Depeche Mode op hun stadiontournee. Ook jeugdhelden van je.
TRENTEMøLLER: Het zal wel zijn! It was crazy. Niet alleen om te spelen in die gigantische sportstadions, maar vooral om achteraf in de hotelbar aan de toog te hangen met Martin Gore, alsof we twee oude buddy’s waren. (lacht) Ik geef toe, in het begin was ik compleet starstruck, maar Gore bleek een erg opgeruimde, open-minded kerel te zijn, die bovendien heel goed op de hoogte was van de Deense indiescene. Ze zeggen dat je beter nooit je idolen ontmoet, maar ik heb geluk gehad.
En zanger Dave Gahan, viel die een beetje mee?
TRENTEMøLLER: Dave heb ik niet ontmoet. Op tournee leven hij en de rest van de groep strikt gescheiden. Hij komt pas vlak voor het concert aan en vertrekt meteen erna weer naar zijn hotel. Dat heeft voornamelijk te maken met Daves issues, denk ik. (Gahan torst een zwaar drugsverleden, nvdr.)(fijntjes) Nog een van de nadelen van in een band te zitten. Ik zal altijd een fan van Depeche Mode blijven, en Martin Gore is sinds die tournee enkel in mijn aanzien gestegen, maar ik zou voor geen geld ter wereld met hem willen ruilen.
FIXION
Uit op 16/9 via In My Room/NEWS.
Door Jonas Boel
‘In mijn jeugdfantasieën speelde ik bij The Smiths.’ Trentemøller
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier