Het worden drukke en stresserende tijden voor Tom Lenaerts, nu hij zowel voor ‘De Mol III’ als voor de quiz ‘De Pappenheimers’ aan de slag moet. Maar de zenuwinzinking is nog ver weg. ‘Aan zo’n quiz kan ik mij fameus mispakken, maar ik ga liever drie keer op mijn bek dan niets te doen.’

de mol III

vanaf 19/1 om 19.45 op TV1

de pappenheimers

vanaf 19/1 om 20.35 op TV1

Zondagavond wordt weer Woestijnvis-avond. Op 19 januari start de derde reeks van De Mol en aansluitend daarop presenteert Tom – terug van lang weggeweest – Lenaerts zijn eigen quiz De Pappenheimers, waarin bekende en onbekende Vlamingen samen om een grote pot geld spelen.

Woestijnvis moet maar een programma maken of de VRT pakt ermee uit op zondagavond. Is dat niet stresserend?

Tom Lenaerts: We hebben er niets op te zeggen en als je er een opmerking over maakt, krijg je heel snel het terechte antwoord dat ieder zijn stiel heeft. Ik wilde gewoon een quiz maken, maar ik heb er geen seconde bij stilgestaan dat hij op zondagavond zou worden uitgezonden. Ik dacht zelfs dat er op zondagavond nooit quizzen werden uitgezonden.

Schrikt dat je dan af?

Lenaerts: Ach, ik heb gewoon een quiz gemaakt omdat ik eens iets anders wou doen. Ik werk nu tien jaar voor de televisie. In die tien jaar heb ik redelijk veel verschillende dingen gedaan. Ik ben begonnen achter de schermen bij Uytterhoeven, daarna kwamen Onvoorziene Omstandigheden, Schalkse Ruiters, De Mol en Mannen op de rand. Na Mannen op de rand dacht ik: wat nu? Ik zou nog eens een talkshow kunnen maken met een filmpje voor en een filmpje na, maar dat zou weeral meer van hetzelfde zijn. Een quiz en een fictiereeks waren de enige twee dingen die ik nog niet gedaan had. Ik ben aan beide begonnen. Vorig jaar heb ik me zes maanden afgezonderd om aan mijn fictiereeks te werken. En zoiets vraagt heel veel tijd. Maar sinds september werk ik aan de quiz.

Die ‘De Pappenheimers’ heet. Vanwaar de naam?

Lenaerts: Waaraan doet hij je denken?

Aan een mannenhockeyploeg die zich oppept voor een wedstrijd.

Lenaerts: Echt? Oei, dat heb ik nog niet gehoord. Sommigen vinden dat het op De Pfaffs lijkt. Dat vind ik niet erg. De meesten denken bij het horen van de titel niet aan een quiz, ook dat vind ik prima. Bij Censydiam was er zelfs iemand die de Zappenheimers dan weer beter vond klinken. Gelukkig was diens favoriete programma Ab Normaal, dus … Mij valt het vooral op dat niemand nog weet wat pappenheimers eigenlijk betekent.

Ik ken enkel de uitdrukking: hij kent zijn pappenheimers.

Lenaerts: Precies. Daar draait het om in de quiz. Het komt erop neer dat je kunt inschatten wat je andere ploegleden weten of niet weten. Twee onbekende mensen vormen een team met een BV en met z’n drieën moet je elkaar leren kennen. Hoe beter dat lukt, hoe meer kans om te winnen. En je kunt veel winnen. Ook dat vond ik belangrijk. Ik wilde een quiz maken met bekende en onbekende mensen omdat iedereen me zei dat dat nooit zou lukken. Of het is met onbekenden en dan is het voor een smak geld, of het is met bekenden en dan is het om te lachen. Ik dacht dat het mogelijk moest zijn die twee met elkaar te combineren. Vooral omdat we in Vlaanderen zo weinig quizzen van eigen bodem hebben met een beetje grandeur. Blokken is een oerdegelijk programma, maar het is geen moderne televisie. Behalve Een jaar gratis komen alle grote formats uit het buitenland. Een tegen honderd, Multimiljonair, zelfs Tien voor taal en Herexamen. Ik vond het wel plezant eens over een andere quiz na te denken. Dat is ook het leukste aan tv maken: het moment waarop je zelf enthousiast wordt over een programma of je jezelf verrast of je jezelf vastrijdt en een uitweg moet zoeken. Bij een talkshow ken ik ondertussen de obstakels waardoor ik altijd op hetzelfde paadje blijf. Aan zo’n quiz kan ik mij fameus mispakken. Het is een andere wereld.

Samen met ‘De Pappenheimers’ start ook de derde reeks van ‘De Mol’. Ben je niet bang voor overkill?

Lenaerts: Toch niet, nee. Bij De Mol blijven Bart en ik achter de schermen. Michiel staat op de voorgrond. Ik blijf trouwens voldoende lang van het scherm weg om niet te veel hinder te ondervinden. Zelfs de periodes waarin ik in druk bekeken programma’s zat, viel dat allemaal best mee. Ik ben er van nature de persoon niet naar om op zaterdagmiddag in een drukke winkelstraat te flaneren of naar de ijspiste te gaan.

Waarom hebben jullie zo lang gewacht met die derde reeks?

Lenaerts: De zin was een beetje over, het was mooi geweest. We wisten niet welke opdrachten we nog allemaal konden verzinnen en doen. Bovendien kwam de trein van reality-tv op gang met alle Big Brothers en Expeditie Robinsons in zijn kielzog. Het leek ons verstandiger de kat uit de boom te kijken. Nu we Big Brother en co over ons heen hebben gekregen, is het duidelijk dat De Mol een heel ander en eigen programma is. Het is ook vanuit een totaal verschillend idee ontstaan. Na Schalkse Ruiters droomden Bart en ik van een soort reisprogramma: Schalkse Ruiters gaan te ver. Het zou een combinatie worden van fictie en realiteit. We hadden twee afleveringen geschreven: wij in Amerika. Al snel bleek dat het allemaal veel te duur was, onbetaalbaar voor de VRT. Dus dachten we: wat als we nu eens meegingen met een groep van Anders Reizen, we steken er iemand bij die de hele sfeer verpest en wij filmen alles? Zo is De Mol gegroeid. Ik herinner me dat we lang hebben nagedacht over een goed systeem waarbij mensen afvallen zonder hun gezicht te verliezen. Het mocht niet gebeuren op basis van: jij bent stom, wel op basis van kennis. Ik vind dat niet meer dan fair.

Het is een van de redenen waarom je je ergerde aan ‘Big Brother’.

Lenaerts: Ik heb me er behoorlijk over opgewonden en het grappige is dat er vandaag de dag geen haan nog naar kraait. We zijn het gewend geraakt. Onlangs zei ik nog tegen mijn vrouw: twee jaar geleden was Big Brother controversieel. De kranten stonden bol van verontwaardigde artikels. Nu vinden we het al bijna normaal. Alles evolueert zo razendsnel. Ik vind het sterk hoe snel normen en waarden veranderen en vervagen. Nu discussiëren we of geslachtsbepaling bij baby’s wel of niet kan. Volgens mij vinden we dat binnen tien jaar evident. Als je dan terugkijkt, is het misschien dwaas dat je je zo druk hebt gemaakt.

Wat niet uitsluit dat ik de Big Brother-manier redelijk pervers blijf vinden. De minst toffe, de minst sympathieke moet zijn boeltje pakken. Het argument luidt: dat is de echte wereld. Misschien wel, maar in de echte wereld wordt dat niet uitgezonden voor een miljoen kijkers. Dat is een wezenlijk verschil.

Het hangt allemaal af van hoe je de realiteit inkadert. De echte wereld is Man Bijt Hond, maar ook Jambers. Het is allemaal even echt en werkelijk. Maar waar laat je je kinderen het liefst naar kijken? Met welke blik op de wereld wil je hen grootbrengen?

Jullie hebben op alle vlakken een erg beschermende reflex. Jullie zijn bijvoorbeeld de enige die een soort nazorg organiseren voor kandidaten.

Lenaerts: Het is een soort morele plicht. Je dompelt mensen ergens in onder, je brengt ze op tv – iets waarvan zij nooit de impact kunnen inschatten -, dan moet je mensen tegen zichzelf beschermen. Ik hoor veel tv-makers zeggen: ‘Ach, mensen kiezen er zelf voor. Ze beslissen zelf wel. Ze weten waar ze aan toe zijn.’ Natuurlijk weten ze dat niet. Ze kennen de consequenties niet van één keer tien minuten op tv. Zeker bij De Mol is het onze taak om tijdens het draaien en het monteren ervoor te zorgen dat de mensen het leuk blijven vinden, dat ze er met trots op kunnen terugkijken. Je selecteert niet iemand om die daarna publiekelijk af te maken. En die opvolging achteraf? Het is een vorm van wegwijs maken. Ze doen en laten wat ze willen, maar ze kunnen altijd bij ons terecht voor ondersteuning of feedback. Ik kan me er behoorlijk over opwinden als ik mensen hoor zeggen: ‘Ach, dat is overdreven. Op tv komen, daar is niets aan.’ Als ze mij in een Formule 1-wagen zetten, heb ik ook graag dat ze me waarschuwen voor die bocht of die hindernis of zijn snelheid.

Ben je zelf ooit geschrokken van de impact van tv?

Lenaerts: Ik heb op dat vlak twee keer geluk gehad, denk ik. Ten eerste was ‘op tv komen’ nooit een droom van mij. Niet dat ik het niet voor mogelijk hield, ik dacht er gewoon niet aan. Ik herinner me dat een andere student in de tweede kandidatuur tegen me zei: ik word sportjournalist. Ik ga bij Sportweekend werken. ‘Wat zou jij nu sportjournalist worden?’, heb ik hem geantwoord. ‘Ik kan dat niet eens.’ Dat zegt veel over mijn pretentie, maar ook over mijn ambities. Tv hoorde daar niet bij.

Toen ik dan toch op de tv terechtkwam, was dat dadelijk bij Mark Uytterhoeven en Morgen Maandag. In twee jaar heb ik heel veel geleerd over de macht van televisie. Uytterhoeven hoefde maar een scheet te laten of het stond de volgende dag op de eerste pagina van de kranten. Uit die ervaring is voor een stuk Schalkse Ruiters gegroeid. Het was niet meer dan spelen met de impact van tv en tonen wat je met tv allemaal aan kunt. Welke hysterie je ermee kunt ontketenen. Het is niet voor niets dat bij een staatsgreep eerst de president wordt afgezet en daarna de tv wordt overgenomen. Je hebt een verpletterende verantwoordelijkheid als je op tv komt.

En dat betekent?

Lenaerts: Dat je geen tv maakt tussen de soep en de patatten. Neem nu die quiz. Het basisidee is misschien vijf seconden werk, om hem op punt te zetten heb je een paar maanden nodig. Het is proberen en missen en opnieuw proberen. Zo’n quiz is pure wiskunde, hij moet kloppen. Er kan geen discussie over bestaan. In het begin dachten we dat het allemaal simpel was, zomaar een paar vragen bedenken. Tot we onze vragen een keer toetsten bij een professionele vragensteller. Toen pas bleek hoe moeilijk het allemaal was. En werd het nog harder werken dan voordien. Alles is ambacht. Een idee hebben is niets, iets uitwerken is wroeten en wrochten. En dan zijn er mensen die ons verwijten dat we luxepaardjes zijn. Het is inderdaad een luxe dat we de tijd durven te nemen om iets goeds te ontwikkelen, maar het is een luxe waarvoor ik hard heb gewerkt en waarvoor ik nu en dan andere – meer lucratieve dingen – heb opgegeven. Toen Michiel en ik Piazza’s maakten voor de radio namen we al onze tijd. We verdienden er een pak minder geld door, maar we konden niet anders. Het hangt ervan af wat je verwacht en verlangt in het leven. Is het je ambitie ieder jaar een tv-programma te creëren en heel goed je kost te verdienen of vind je het genoeg om de twee jaar iets te maken waar je dan ook trots op bent? In de hoop dat je op lange termijn misschien evenveel verdient.

Voor tv werken heeft natuurlijk alles met pretentie te maken. Het vertrekt allemaal vanuit de overtuiging dat je het beter weet of dat je weet wat goed is voor de mensen. Als je die overtuiging niet hebt, schrijf je geen enkel artikel en maak je geen enkel tv-programma. Je moet het idee hebben dat je iets te vertellen hebt dat voldoende belangrijk is om gehoord te worden. Anders doe je niets. Ik vind het niet erg zo af en toe te moeten toegeven dat iets voldoende belangrijk is voor mij, met het risico dat het achteraf gezien absoluut niet belangrijk was. Of helemaal niet amusant. Dan is het maar zo. Het is al wat je kunt proberen. Ik ga liever drie keer op mijn bek dan niets te doen.

Je hebt een enorme dadendrang.

Lenaerts: Blijkbaar wel. Ik hervorm net als iedereen voortdurend de wereld op café en ik heb altijd meer gesproken dan gedaan, maar ik hoop toch dat ik bij tijd en stond werkelijk iets zinvols doe. Iedereen heeft al zeventien films gemaakt en acht politieke partijen opgericht en vier boeken geschreven, af en toe moet je proberen dat echt te doen. Al was het maar om je blik te verruimen. Je leert ervan. Tijdens mijn studies was ik bijzonder ongelukkig. Ik wilde doen, doen, doen en ik zat daar maar. Ik vond dat ik mijn tijd verspilde. Ik wist absoluut niet wat ik dan wel wilde doen, ik wist alleen dat dat het niet was. Het was echt stress. Wat zal het worden? Ik had er geen idee van. Ik ben nooit iets willen worden.

En toen werd je headhunter.

Lenaerts: Puur toevallig. Mijn laatste jaar op de VUB was ik het echt beu. Ik vond communicatiewetenschappen een stomme richting. Waarschijnlijk omdat het een te jonge wetenschap is. Ik had een paar plezante vakken, maar voor de rest? Ik was 23 en tijdens de vakantie werkte ik op een bureau in Gent. Toen mijn contract ten einde liep, vroegen ze of ik geen zin had te blijven. Het kwam me goed uit. Ik verdiende er geld en na mijn uren deed ik alles wat ik graag deed. Elke avond speelde ik improvisatietheater. Daar klopte mijn hart, maar ik ging ervan uit dat het leven zo in mekaar zat dat je moest werken en dat je naast je werk je hobby’s had. Ik dacht niet dat je geld kon verdienen met de dingen die ik leuk vond. Ik kwam thuis en toen begon mijn dag. Het stoorde me niet. Ik kan blijkbaar overal mijn plezier in vinden. Met de nodige gradaties en als het niet te lang duurt. Rick De Leeuw zegt altijd: het beste moet nog komen. Ik ben daar heilig van overtuigd. Als er iets is, zal ik me altijd concentreren op het goede. Ik ben absoluut positief ingesteld. Doemdenken vind ik een vorm van gemakzucht. Het is veel simpeler overal het slechte in te zien. ‘Je bent niet kritisch’, zeggen ze dan. Dat is onzin. Optimisme is geen synoniem van niet kritisch zijn. Integendeel. Ik geloof dat ik zeer kritisch ben.

Kun je van jezelf zeggen: nu is het goed?

Lenaerts: Ik heb vorig jaar zes of zeven maanden alleen thuis gezeten om te schrijven. Ik vond het heel plezant. Het was eens iets anders. In het begin is het goed om alleen met een idee te zitten, maar dan komt er altijd een moment waarop je reacties nodig hebt. Ik bewaar alles en dan heb ik grote filtermomenten. Je hebt mensen die drie uur doen over een zin en dat is dan de perfecte zin. Anderen schrijven drie bladzijden per dag. Ze denken al schrijvend. Ik behoor tot die tweede groep. Ik schrijf een hele bladzijde, ik stop en begin uit te puren en daarin voel ik wel aan wat ik goed vind of niet. Of ik vertel het en in dat vertellen valt de puzzel in elkaar.

Het spelen met fictie en realiteit is een van je stokpaardjes. Heeft dat er altijd in gezeten?

Lenaerts: Ik weet het niet. Ik deed mee aan AN-tornooien op school, maar eigenlijk was ik een voetballer en een tennisser. Ik wilde vooral zoveel mogelijk goals maken en kampioen spelen. Op mijn veertiende hadden mijn broer en ik onze eerste midlifecrisis. We vonden ineens dat we heel oud waren omdat er een aantal dingen waren die we niet meer konden doen of worden. We zouden nooit Wimbledon winnen. Dat was een heel raar besef.

Ik herinner me wel dat ik op het voetbalveld altijd gele kaarten kreeg omdat ik te veel protesteerde. Ik ben altijd een babbelaar geweest. Ooit hebben ze me laten liggen met een gebroken enkel omdat niemand geloofde dat ik echt zoveel pijn had. We waren gaan sleeën, ik was gevallen en heb heel lang in de sneeuw gelegen omdat iedereen dacht dat ik komedie speelde. Er is niets leuker dan mensen om de tuin leiden. Mijn zoon zegt dat nu ook al: ik ga papa foppen. Mensen foppen, is het plezantste. En tv is er het uitgelezen medium voor.

Toen Bart De Pauw en jij jullie eerste programma’s presenteerden, is er veel geschreven over de zogezegd ‘knullige, ongeschoren baarden-stijl’ die jullie introduceerden.

Lenaerts: Ik ben nog altijd geen presentator. Mijn moeder kijkt naar mij en ze ziet hoe zenuwachtig ik ben of hoe ongelukkig ik me voel. We zijn nu bezig met de opnames van De Pappenheimers. Voor de meesten is dat het ultieme moment, ik hou er niet van. Ik zink elke keer door de grond. Het is als een dialoog schrijven. Het is het laatste wat je doet. Je steekt je tekst in elkaar en daaruit vloeit de dialoog voort. Bij een quiz is de presentatie de dialoog. Alles klopt, de radertjes haken in elkaar en de dialoog is het smeersel dat ervoor zorgt dat de machinerie niet kraakt. Als ik schrijf, vind ik dat het minst moeilijke. Bij presenteren vind ik dat absoluut het moeilijkste. Ik geef me voortdurend bloot. Ik stel me kwetsbaar op. Ik sterf dan een klein beetje, maar gelukkig komt er altijd een moment waarop je je zo erg blootgeeft, dat niemand je nog gelooft.

Door Tine Hens, foto’s Guy Kokken

‘Er is niets leuker dan mensen te foppen. En tv is er het uitgelezen medium voor.’

‘Het stoort mij dat mensen mij een luxepaardje noemen. Ik durf de tijd te nemen om iets goeds te ontwikkelen, maar voor die luxe heb ik hard gewerkt en andere – meer lucratieve dingen – opgegeven.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content