‘IK BEN MIJN EIGEN MYTHOLOGIE’
Schoonheid die toch niet tot vrolijkheid stemt? The Antlers helpen u graag. Ook op derde plaat Familiars streelt het New Yorkse kamerpoptrio de ziel met waterkoude handen. Frontman Peter Silberman: ‘Zelfs als ik gelukkige songs zou schrijven, zou niemand het merken.’
The Antlers ontsproot uit het slaapkamergefröbel van voormalig grafisch ontwerper Peter Silberman, een tobberige jongeman die op het debuut Hospice (2009) een ziekelijke relatie met de allure van een molensteen van zich af schreef. De metafoor die hij koos: een in de ban van de liefde verkerende jongen laat zich emotioneel chanteren door zijn terminaal zieke vriendin. Nou. Zonder de gelaagde, melodramatische muziek erbij had men Hospice ook in de doe-het-zelfzaak kunnen aanbieden, tussen het schuurpapier met grove korrel.
Sinds Burst Apart (2011) en de ep Undersea (2012) treedt The Antlers definitief naar buiten als een volwaardige groep, met naast Silberman ook multi-instrumentalist Darby Cicci en drummer Michael Lerner in de gelederen. Naar eigen zeggen zit zanger, gitarist en pianist Silberman tegenwoordig lekkerder in zijn vel dan ooit. Toch blijven de donkerste hoekjes van de menselijke psyche hem boeien: met het woord ‘familiars’ benoemt Silberman de verschillende stemmen binnen een en dezelfde persoonlijkheid.
Vormt Familiars een studie van de schizofrenie?
PETER SILBERMAN: Helemaal niet. Het is geen plaat over een engeltje op je ene schouder en een duivel op de andere. Het is gewoon intrigerend om vast te stellen hoe inconsistent we allemaal zijn. Niemand gedraagt zich dag in dag uit op precies dezelfde manier. Nu eens zul je zo op een situatie reageren, dan weer anders – afhankelijk van je bui, de ruzie die je net hebt gehad met je baas, het weer, noem maar op. En sowieso zul je je tegenover die baas anders gedragen dan tegenover je moeder. Maar vaak zijn die verschillen niet eens zichtbaar. Vooral op die nuances heb ik me geconcentreerd. In feite zijn we allemaal de optelsom van meerdere persoonlijkheden. Elk van ons vormt als het ware zijn eigen mythologie.
Er lopen veel dubbelgangers rond op de plaat, versies van een persoon die het geestelijke evenwicht danig verstoren. In de song Intruders, bijvoorbeeld.
SILBERMAN: Dat nummer gaat over de beslissing om jezelf, of iets in je leven, te veranderen. Die dubbelganger is bedoeld om het wat concreter voor te stellen. Op een dag drong het tot me door dat ik met heel veel giftige gedachten rondliep. Niets zo extreem als zelfhaat, of zo. Er schortte gewoon iets aan mijn attitude, aan de manier waarop ik dingen nogal makkelijk in de categorieën goed en slecht onderbracht. Mensen zeggen soms: ‘Zo ben ik nu eenmaal.’ Maar dat klopt niet altijd. Vaak reageren ze louter volgens een patroon. En patronen kun je wijzigen. Intruders gaat over dat inzicht.
Is dat het verhaal van deze plaat? Dat je anders in het leven bent gaan staan?
SILBERMAN: Ik sta in elk geval anders in het leven dan enkele jaren geleden. Een ander bewustzijn, een ander perspectief. Het voelt meer alsof ik lééf. En dat helpt me creatief. Ik schrijf meer dan ooit. Ach, waarschijnlijk heeft het gewoon te maken met opgroeien.
Heb je nog contact gehad met de persoon over wie je Hospice hebt geschreven?
SILBERMAN: Neen.
Hoe heeft zij op die plaat gereageerd?
SILBERMAN: Euh, ik zou hier een lijn willen trekken, als je dat niet erg vindt. Als ik daarover met jou zou praten, zou dat gevolgen hebben voor mijn welbevinden.
En dat is anders dan wanneer je hetzelfde zegt in een song?
SILBERMAN: Niet helemaal, maar: ja. Want een song is minder autobiografisch. Ik vermeng heel specifieke, reële details met fictie. Het is niet omdat de muziek een intens karakter heeft dat ze alles blootlegt. Een song – tekst plus muziek – vormt geen hoofdstuk uit mijn memoires.
Door Hospice en Burst Apart hebben mensen zich een beeld van The Antlers gevormd. Moet je je inhouden om een doldwaas gelukkig lied te schrijven omdat dat nu eenmaal niet overeenstemt met de verwachtingen?
SILBERMAN:(lacht) Ik denk vooral dat wanneer ik al een gelukkige song zou schrijven, mensen dat niet eens zouden doorhebben. Dit gezegd zijnde: er staan gelukkige songs op Familiars. Veel zelfs. Ik beschouw het geenszins als een treurige plaat. Nu is het wel zo dat The Antlers een groep muzikanten is, dus de muziek die daaruit voortvloeit, is een natuurlijk uitvloeisel van onze persoonlijkheden. Niemand van ons komt ooit binnen met de mededeling dat hij een discosong wil maken.
Familiars laat opvallend veel traag brandende soul horen.
SILBERMAN: We houden alle drie van intense soulballades, en nu zijn die officieel deel geworden van ons muzikale DNA. Soul is heel direct. Zelfs in haar meest subtiele vorm verbergt ze zich niet. Dat spreekt me aan. Je weet het – neen, vóelt het – wanneer je een song klaar hebt. Ik ben me veel bewuster geworden van elke noot die ik speel. Daarom oefen ik nu al maanden op een droog en helder klinkende gitaar, zodat ik de kleinste fout meteen hoor.
Je bent achtentwintig. Wat zou je zeggen tegen je tien jaar jongere zelf?
SILBERMAN: Dat de eerstkomende vier jaar are going to suck, maar dat daarna alles geleidelijk aan in de plooi zal vallen. (zucht) Het is een fucking krankzinnig decennium geweest en ik heb veel meegemaakt dat ik jammer vind, maar spijt is me vreemd. Een zeker bewustzijn in mijn achterhoofd houden, dat volstaat. Spijt werkt verlammend, en platen maken helpt me om daarvan af te raken. Voor Hospice ben ik vertrokken van een specifiek voorval, terwijl deze plaat veeleer een verzameling van inzichten vormt. Ik zou Familiars onmogelijk gemaakt kunnen hebben toen ik drieëntwintig was. Of Hospice nu. Ik denk dat je dat wijsheid mag noemen. (lachje)
FAMILIARS
Verschijnt op 16/6 bij Transgressive / PIAS.
DOOR KURT BLONDEEL
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier