‘Ik moet dringend vijanden leren maken’, zegt Stijn na anderhalf uur interview. Maar met ‘The World Is Happy Now’ riskeert hij er vooral fans bij te krijgen. De ‘Belgische Prince’ over voetbalverdriet, zelfgebakken brood en de geneugten van de vrouwenkont.
Stijn – voluit Stijn Vandeputte – liet twee jaar geleden voor het eerst van zich horen met Euphoric, een hoogst indrukwekkende mengelmoes van blanke elektro en zwarte funk. ‘Alsof Aphex Twin en Prince samen in één studio zaten’, jubelde onze huisrecensent – onze Noorderburen van Oor hadden het dan weer zonder veel omwegen over ‘De Belgische Prince’. Met Sexjunkie, Ziek en G. Daddy verzilverde Stijn al snel drie dikke radiohits, en zijn uitzinnige eenmansconcerten waren met- een goed voor drie nominaties voor de Zamu-Awards én een hoop speculaties. ‘Sommige mensen gaan er blijkbaar van uit dat ik zwaar aan de coke zit’, glimlacht hij. ‘Maar mijn geheime wapen zijn gewoon bananen.’
Van Stijns appartement in de Vlaamse enclave rond de Brusselse Dansaertstraat onthouden we vooral de zilverkleurige toiletbril met glittertjes, en het feit dat een vierde van zijn cd-collectie uit Prince bestaat. Om te antwoorden op onze openingsvraag haalt onze gastheer bij wijze van didactisch materiaal meteen zijn wereldbol van de kast – we wilden nochtans gewoon weten wat het vreemde geluid was aan het einde van Hot & Sweaty.
Stijn: Een dode octopus! (lacht) Na Euphoric ging ik een paar weken op reis naar Frans Polynesië, hier in de Stille Oceaan. Ik nam er als aandenken een heleboel geluiden op, en daarvan maakte ik een paar samples voor de nieuwe plaat. Op een middag ving mijn vriendin een octopus, die ze tegen de rotsen sloeg. Zo maakte ze hem volgens de plaatselijke gebruiken mals, zodat we ‘m konden wassen en opeten. ‘Geweldige beat’, dacht ik – en inderdaad. (lacht)
Je vorige plaat heette ‘Euphoric’, je nieuwe ‘The World Is Happy Now’. Mogen we je stilaan van optimisme verdenken?
Stijn: Ik probeer van alles zoveel mogelijk de goeie kanten te zien, ja. Ik besef wel dat het een beetje naïef klinkt: ‘De wereld is een vrolijke plaats.’ Maar ik ga liever daarvan uit dan van het omgekeerde. Zo’n houding van ‘Life’s a bitch and then you die’: daar is toch niemand ooit beter van geworden? Het leven is wat je er zelf van maakt, en de wereld is zo mooi als je wil dat hij is. In ShitRightNow zing ik letterlijk: ‘How does it sound to you / ‘The world is happy now’? / Funny? Well that’s cool / ‘Cuz I’d rather be a fool / And fill my days / Trying to make somebody smile.’ En dat meen ik echt uit de grond van mijn hart. (Denkt na) Vroeger was dat anders. Voor Euphoric maakte ik in eigen beheer bijvoorbeeld een heel rauwe plaat, Nummer 000, met heel veel feedback en zo. En mijn videowerk is ook redelijk duister, vaak zelfs op het angstaanjagende af. Een paar jaar geleden had ik een project, Defect City, dat volledig rond misvormingen draaide. Daarvoor filmde ik onder anderen een Softenonpatiënt met een kort armpje, die op het einde zijn middelvinger opstak naar de camera, en heel luid ‘Fuck you!’riep. Maar tegenwoordig wil ik de mensen vooral blij maken met wat ik doe.
In je teksten lijk je je nochtans vaak te ergeren. Met ‘Ziek’ op ‘Euphoric’ viel je de smaakpolitie aan. En je nieuwe b-kantje ‘Hallo, Imago’ hekelt onder meer iPod- en headsetgebruikers.
Stijn: Ik weet niet of ik dat ‘ergeren’ zou noemen, of ‘aanvallen’, of ‘hekelen’. Dat klinkt me allemaal te negatief. Af en toe vind ik het gewoon fijn om alles en iedereen een keer goed in de zeik te zetten met dat soort nummers. Inclusief mezelf. Mijn eerste Nederlandstalige tekst ging bijvoorbeeld over voetbal, een van mijn grootste jeugdtrauma’s. ‘Ik hou niet van voetbal / Nee, ik kan het ook niet / Voetbal O Voetbal / Mijn groot verdriet.’ Je hebt voetbalhaters die boze lezersbrieven schrijven als TerZake voor de zoveelste keer wordt ingekort voor de Champions League. Maar ik maak daar dan liever een grappig liedje over.
Ergernissen zijn er om weggelachen te worden?
Stijn: Dat soort kleine ergernissen wel, ja. Maar het werkt ook voor middelgrote en grote ergernissen, denk maar aan Peaches en Eminem. Ik vind dat echt grandioos, hoe die ermee rammelen en de goegemeente het bloed vanonder de nagels pesten. Neem nu Two Guys van Peaches, waarin ze hardop fantaseert over ’two guys for every girl’. ‘Ze heeft gelijk’, denk ik dan. ‘Mannen vinden het opwindend als twee vrouwen met elkaar liggen te kronkelen. Waarom zouden vrouwen dan niet mogen fantaseren over twee mannen die het met elkaar doen?’
Zélf heb je het op ‘The World Is Happy Now’ beduidend minder over seks dan op je debuut.
Stijn: Toen ik aan Euphoric werkte, vond ik seks in muziek een enorm fascinerend vraagstuk. ‘Waarom zingt iedereen wel over de liefde’, vroeg ik me af, ‘maar niemand over de daad?’ Ik kende Arme Penis en Harde Porno van Raymond van het Groenewoud, maar daar hield het op. En omdat ik dat een enorm gemis vond, begon ik er dan zelf maar nummers over te maken. Voor deze plaat schreef ik één min of meer aangebrand nummer, over de geneugten van de vrouwenkont. ‘Poep is fijn / Poep is lekker / Grote poep / Kleine poep / Ik zit er niet zo mee / Zolang ik maar kan knijpen / Dan ben ik weer tevree.’ Ik wou ermee protesteren tegen de obsessie van de kleine kontjes, maar uiteindelijk heb ik het toch van de plaat geschrapt.
Je had schrik om voor een ‘dirty mind’ versleten te worden?
Stijn: Het paste qua sfeer gewoon niet bij de andere nummers. En misschien was ik ook wel een heel klein beetje bang dat dat soort nummers op de duur mijn handelsmerk zou worden. Op Euphoric gingen hoop en al drie nummers over seks, maar in interviews werd alleen maar daarnaar gevraagd. Sterker nog: mijn platenfirma kreeg ooit een telefoontje van Flair, met de vraag wat mijn geaardheid nu precies was. Dan weet je: ik heb mijn punt gemaakt, time to rest my case. In Hot&Sweaty zing ik nu: ‘Drie stappen achteruit, en laten we gewoon eens naar elkaar kijken. Dat kan ook geweldig opwindend zijn.’ Dat is mijn manier om te zeggen: ‘Ik ben méér dan seks. Er is voor mij meer dan the good old in and out.’
Vind je jezelf een goed tekstschrijver?
Stijn: Nog niet, nee, maar ik heb wel de ambitie om er één te worden. Ik droom er bijvoorbeeld van om ooit een volledig Nederlandstalige plaat te maken, met teksten à la Raymond van het Groenewoud of Henny Vrienten. Maar ik voel dat ik nog een heel lange weg te gaan heb, en ik wil me daar zeker niet in vergalopperen. Ik heb een heel dubbele relatie met taal. Aan de ene kant kan ik ongelooflijk ontroerd worden door mooie zinnen. Maar aan de andere kant is lezen altijd een enorme opgave geweest, omdat ik dyslexie heb. Dunne boeken gaan nog net, maar voor dikkere moet ik passen. Daar geraak ik gewoonweg niet door.
Je maakt muziek en video-installaties, en daarnaast ben je acteur en gelegenheidsregisseur. Als je nu ook nog eens gaat schilderen, mag je jezelf stilaan een homo universalis noemen.
Stijn: Je gaat me nooit geloven, maar ik droom daar al stiekem van. ‘Als ik zeventig ben, ga ik aan de sigaar en koop ik een schildersezel. Dan word ik zo’n grumpy oud mannetje dat hele dagen stillevens maakt.’ Al zou het even goed kunnen dat ik dan begin te breien, of te beeldhouwen, of zo. (lacht) Ik weet niet precies hoe het komt, maar om de een of andere reden moet ik constant dingen maken. Als kind zat ik al hele dagen te knutselen, als puber flanste ik mijn eigen hoorspelen in elkaar, en sinds kort bak ik zelfs mijn eigen brood. En tijdens mijn opleiding probeerde ik ook zoveel mogelijk dingen te combineren: dans, performance, theater, videokunst, muziek, grafiek… Tot mensen me daar vervelende vragen over begonnen te stellen. Zo van: ‘Stijn, wat wil jij nu eigenlijk worden? Acteur? Regisseur? Muzikant?’
Muzikant, dus.
Stijn: Wel, dat is nu juist het probleem. Ik heb nog altijd niet het gevoel dat ik daar definitief voor gekozen heb. De laatste jaren gaat bijna al mijn energie naar platen maken en optreden. Maar ik doe er nog altijd een heleboel dingen naast – tweede regieassistent spelen voor mijn vriendin, bijvoorbeeld. Het blijft ook mijn ambitie om al die dingen ooit te combineren, of iets totaal anders te doen. Ik zou bijvoorbeeld heel graag ooit een musical maken, over een jaar of tien. Maar het zou even goed kunnen dat ik tegen die tijd alles al overboord heb gegooid om kok te worden – mijn jongensdroom. Muziek maken was in de eerste plaats een rationele beslissing, hoe vreemd dat ook mag klinken. Ik herinner me zelfs nog heel scherp wanneer ik die beslissing nam. In de Kaaiman was dat, op 2 november 2001, na mijn eerste optreden buiten het kraakpand van de Scheld’Apen. ‘Ik Word Muzikant’, dacht ik plots. ‘Dat is niet echt moeilijk, dat staat me toe om relatief snel te werken, en daar heb ik weinig of geen anderen voor nodig.’
‘Geen anderen nodig hebben’ is belangrijk voor jou, niet?
Stijn: Ik geef niet graag dingen uit handen, zoveel is zeker. Niet omdat ik zo’n gigantisch ego heb of zo – ik heb heel veel waardering voor de mensen met wie ik werk – maar diep vanbinnen vertrouw ik alleen mezelf. Ik ben nu een paar weken aan het repeteren met mijn groep, en het verbaast me dat er nog steeds geen ambras is geweest. Ik ben echt een verschrikkelijk ambetant vent- je, ik denk niet dat er veeleisender mensen bestaan om mee samen te werken. Zelfs met mijn instrumenten heb ik een moeilijke relatie. Als ik een nieuwe synthesizer heb, haal ik die eerst helemaal uit elkaar voor ik erop begin te spelen. Pas als ik het hartje weet zitten, en als ik ‘m door en door ken, heb ik het gevoel dat ik ermee aan de slag kan. Misschien heb ik dat wel van mijn muzikale helden geleerd: Prince, Stevie Wonder, D’Angelo… Dat zijn ook allemaal einzelgängers, en controlefreaks en perfectionisten. Ik ben jammer genoeg bijlange niet zo getalenteerd als zij, maar ik probeer wel minstens even gedreven bezig te zijn.
Je houdt niet van half werk.
Stijn:Voilà. Als ik een plaat maak, mag de wereld ontploffen: ik zal het niet gemerkt hebben. En dan kan ik me ook aan geen enkele financiële beperking houden. Voor een aantal nummers op The World Is Happy Now schreef Jon Birdsong strijkarrangementen, iets wat ik me strikt genomen niet kan permitteren. En voor mijn nieuwe clip liet ik mijn naam maken in speciale lampjes, nog zo’n dure grap. Ik wist dat ik een jaar zou moeten werken om dat te kunnen betalen, en dat ik dat geld misschien beter zou sparen voor een eigen huis. Maar die overweging heeft me geen seconde doen twijfelen.
Ben je in het dagelijkse leven even extreem?
Stijn: Ik vrees van wel, ja. Als ik iets doe, doe ik het goed. Ik ben nog een tijdje vegetariër geweest, en toen was ik echt ‘Vegetariër!’ met hoofdletter en uitroepteken. Mijn eten mocht toen niet klaargemaakt worden in een pan waar ooit vlees in had gelegen, en ik at nog liever met mijn handen dan bestek te gebruiken waar vleesnat aan hing. Met roken heb dat ook gehad. Er waren hele periodes dat ik geen sigaret aanraakte. Maar als ik wél rookte, ging ik meteen voor een pakje per dag. En dan waren er een hele hoop dingen die ik niét deed, omdat ik ervan overtuigd was dat ik ze nooit goed zou kunnen. Mijn rijbewijs halen heb ik bijvoorbeeld uitgesteld tot twee dagen geleden, puur uit schrik dat ik een slechte chauffeur zou zijn. Zo is het met muziek ook lang geweest. Ik herinner me nog dat Luc Janssen op een dag Steentjes Gooien op Studio Brussel draaide, een nummer dat ik in eigen beheer had uitgebracht. Ik heb hem toen razend gebeld: ‘Hé, meneer, hoe kom jij aan dat liedje? En waarom speel jij dat? Ik ben daar nog helemaal niet klaar voor. Ik heb dat nummer nog niet eens aangegeven bij Sabam.’ Ik wilde pas met mijn muziek naar buiten komen als ik er klaar voor was, op mijn voorwaarden. Enfin: intussen zie ik Luc Janssen graag, hoor.
In je vorige interview met ons deed je een oproep aan je collega’s. ‘Ik daag alle eenmansgroepen in België uit om mij live te verslaan. Kom maar op!’ Veel reacties gekregen?
Stijn: Welgeteld één. (lacht) Dijf Sanders, een gast uit Brugge, stuurde een mailtje naar mijn management: ‘Ik wil de uitdaging met Stijn aangaan.’ Maar hoe gaat dat dan? Je mailt terug, je belt eens, je spreekt af om samen een pint te gaan pakken, en voor je het weet, geraak je bevriend en word je fan van elkaar. Nee, ik moet dringend vijanden leren maken.
Succes!
Door Wouter Van Driessche l foto charlie de keersmaecker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier