Ondanks zijn drukke presentatiebezigheden in beide Lage Landen is Bart Peeters er toch weer eens in geslaagd een handvol nieuwe liedjes bijeen te schrijven en een cd op te nemen. En hij vond ook nog een gaatje voor een praatje over zijn nieuwe plaatje.
Een fluoroze boeddha uit het Peulengaleis-typetjes, en enkele gouden platen die herinneren aan The Radios en Clement Peerens Explosition. Meer gekte laat Bart Peeters niet toe in zijn werkpaleis, de minimalistisch ingerichte maar voor langer verblijf geschikte minibungalow in zijn tuin. ‘Eenzaamheid is het ergste wat me kan overkomen’, zal hij ons straks toevertrouwen, maar hier zondert hij zich bewust af om te werken. Aan nieuwe televisieprogramma’s, of zoals de laatste maanden, aan de nieuwe songs van zijn tweede Nederlandstalige worp Slimmer dan de Zanger.
De combinatie van tv-werk en liedjes schrijven heeft Peeters zo te zien allerminst uitgeput. Hij is één bal nerveuze energie, veert af en toe recht, tokkelt ritmes op de tafelrand, martelt zijn gitaar of begint uit volle borst te zingen. Het wordt, kortom, hoog tijd dat hij met zijn songs de hort op trekt en zijn overtollige energie op een podium kan ontladen.
Toen we ‘Slimmer dan de Zanger’ hoorden, was het eerste wat ons te binnen viel: er is veel veranderd sinds ‘Het plaatje van Bart Peeters’.
Peeters: Ik ben mijn onschuld definitief verloren. De vorige liedjes had ik gemaakt op vakantie, heel argeloos. Ik had nooit gedacht dat ik ze voor iemand anders dan mijn vrouw zou zingen. Maar er kwam toch een plaat van, en dan een toernee. Eerst alleen, dan met een contrabassist en tot slot met een heuse groep. ‘Zonder Circus’ staat sindsdien bekend als de meest misplaatste programmatitel ooit. Het publiek moet zich afgevraagd hebben waar de olifanten en de danseressen bleven, de hele wereld stond op het podium.
Nu staat de hele wereld ook op je plaat. Rai, gospel, r&b, pop, folk… alle genres komen aan bod, al dan niet in een en hetzelfde nummer.
Peeters: Daar is een simpele reden voor: ik wil per se in het Nederlands blijven zingen en toch aan de noemer kleinkunst ontsnappen. Dan heb je twee mogelijkheden. Ofwel laat je de gitaren gieren, maar dat wil ik niet: ik haat het en mijn oren ook. Ofwel laat je alle gekkigheid in je muziek toe. Het toeval wil dat ik de voorbije jaren een aantal fantastische muzikanten tegen het lijf gelopen ben, die met een pak instrumenten uit de voeten kunnen. Udu’s, schildpadudu’s, derboukahs, bendirs, gospelkoren, sopranen, draailieren, moogsynthezisers,… noem het en het staat erop. Ik kon het me ook permitteren. Tenslotte ben ik mijn eigen producer, en dan mag ik zoveel klanken op mijn plaat toelaten als ik wil. Al mag je daarin niet overdrijven. Ik herinner me dat ik na zo’n dag vol gekte Hugo Matthysen tegen het lijf liep en dolenthousiast vertelde over de 25 New Orleans-blazers die we net loos hadden laten gaan. ‘Bart’, zei de nuchterheid zelve, ‘op dat mengpaneel in het opnamekot staan véél knopjes, maar het enige dat er echt toe doet, is datgene waaronder de letters ‘M’, ‘U’, ‘T’ en ‘E’ staan.’ (lacht)
Het resultaat is slechts onder een noemer te vatten: ‘wereldmuziek’.
Peeters: Tja, hoe graag ik ook een soulzanger zou zijn, ik ben en blijf van nature een folkie. Ik ken de wereldmuziek persoonlijk. Ik heb er jarenlang mijn drumstel aan uitgeleend. Ik ben jaren gratis naar het Sfinksfestival mogen gaan omdat ik in Boechout het enige jongetje was met een drumstel. Grote namen als Ruben Blades hebben op mijn drumstel gespeeld!
Van het eerste plaatje werd gezegd: ‘ Den Bart Peeters heeft zijn eigen stem gevonden’. Het decorum ging vooral richting chanson, maar er zat toen ook al wat wereldmuziek in. Ik hoop dat ze nu zeggen: ‘Tiens, denPeeters heeft nu ook zijn eigen Buena Vista Social Club gevonden.’ Een hoop gasten waarmee het leuk muziek maken is, en die vanzelf eender welk nummer definiëren.
Hoe verdient zo’n Nederlandstalige ‘folkie’ het respect van een urban kid als BC aka Lunaman, de man achter de hit ‘Nutcraka’ en de producer van onder andere Leki?
Peeters: We kennen elkaar al langer, en hoewel hij geen voeling heeft met Vlaamse zangers en ik weinig affiniteiten heb met de urban scène, respecteren we elkaars werk wel. En een gast die zich BC laat noemen, interesseert me sowieso. (lacht) Het idee om samen te werken komt van mij – weer vanuit die bezorgdheid om aan de noemer ‘kleinkunst’ te ontsnappen. Uiteindelijk heeft hij op drie nummers zijn ding gedaan met een oude moogsynthesizer, een machine die er nog vervaarlijker uitzag dan de eerste gsm’s. Folkpuristen kunnen me dat kwalijk nemen, maar daar trek ik me niks van aan.
BC gaat nu trouwens een aantal nummers remixen voor wat hij ‘zijn omgeving’ noemt. Lees: hij wil er forsere beats onder steken. Dat wou hij al op mijn plaat doen, maar daar heb ik voor bedankt. Ik zou niet graag een plaatvoorstelling in La Rocca doen (lacht).
De muziek is opzwepend, maar je teksten klinken minder vrolijk. Vanwaar dat contrast?
Peeters: Ik wil muziek maken voor volwassenen, het publiek van Robbie Williams kan me gestolen worden. Neem nu De meeste dromen zijn bedrog: ik heb niets tegen dat deuntje, maar de tekstschrijver moet in september toch eens terugkomen. Ik vind dat je naar de realiteit moet verwijzen, maar dan beland je onvermijdelijk bij de beginzin van Tolstojs Anna Karenina: ‘Happy people have no stories.’ Je zal me niet gauw de ideale dag aan zee horen beschrijven. In Heist-aan-Zee beginnen de kinderen toch ook te kotsen en in hun broek te kakken? De realiteit is niet netjes.
In ‘Allemaal voor jou’ uit je verlatingsangst met een resem bedenkelijke bedreigingen. Het klinkt verdacht persoonlijk.
Peeters: ‘Ik vertel alle kindjes dat de sint/ terminale kanker heeft. Ik gooi mijn hersens op slot/ vind alle gore moppen tof/ ik stem voor zero tolerance/ en koop een kalashnikov.’ Kortom ik word een soort Vlaams Belanger (lacht). Ik zou liegen als ik zeg dat ik alleen maar een geweldig inlevingsvermogen heb. Ik kan zulke smeerlapperij maar schrijven omdat mijn hersens zo in elkaar zitten. Dus ja: ik durf liefdesverklaringen al eens met bedreigingen te verwarren.
Een beetje amateurpsycholoog leidt daaruit af dat je zeer possessief bent.
Peeters: Possessief wel, jaloers niet. Jaloezie zie ik als iets positiefs. Als ik vind dat mijn vrouw er goed uitziet en ik zie een andere man ook stiekem naar haar piepen, dan ben ik daar niet rouwig om. Maar ik heb wél een verschrikkelijk ‘laat me niet in de steek’-gevoel.
Ook professioneel?
Peeters: Ja. Al vind ik het niet erg dat Laura Lynn meer plaatjes verkoopt dan ik. Met mijn eerste Nederlandstalige cd heb ik een fantastisch publiek voor me gewonnen dat in leeftijd varieert van 7 tot 77 – zij het met een uitschieter in de doelgroep fotomodellen tussen de 20 en de 27 jaar, mannelijk of vrouwelijk. Het zijn ook allemaal mensen die slechts een half woord nodig hebben. Een voorbeeld. Ik mompel soms dingen als: ‘Ik ga nu de microfoon uit de standaard halen want uit De Morgen moet je dat niet proberen.’ Punt. En heel de zaal schiet in de lach. Wel: Gaston en Leo moesten dat helemaal uitleggen. (in ’t plat Antwerps) ‘Ik haal mijn microfoon uit De Standaard, je weet wel die gazet, dat is ook ne microfoon-standaard…’ Sorry Gaston, maar dan haak ik af. Ik wil nuance.
Hoe ernstig de onderwerpen van je liedjes ook zijn, je kan het blijkbaar nooit laten om er ergens onderweg een kwinkslag in te smokkelen. Haal je jezelf daarmee niet onderuit?
Peeters: Ik kan de tongue-in-cheekness niet laten, bloedeloze sérieux interesseert me niet. Maar ik vind niet dat ik daardoor mezelf onderuithaal. (verontwaardigd) Het is toch niet dat je met wat lichtvoetigheid de hele tekst ondergraaft? Je weet alleen nooit of je die Bart Peeters wel kan vertrouwen. Ga er trouwens niet van uit dat de hele plaat over mij gaat, ik refereer ook aan de wereld.
Goed, maar zelfs als je Dylans ‘I Want You’ covert haal je er ‘stenen kloten’ bij en ‘het wonderland van de ochtendlijke middenstand’.
Peeters: Even over het origineel: ik heb Germaanse gestudeerd, dus ik weet meer van tekstanalyse dan wie ook, en de strofen van I Want You zijn niets meer dan psychedelische bullshit. Goed geformuleerd, dat wel. Eigenlijk was het een vreselijk idee om een van de meest aanbeden Dylan-hits te coveren. Hoe kun je nu de concurrentie met Dylan aangaan vanuit Boechout? Zeker als je dan nog wordt uitgelachen door Hugo Matthysen.
Wat vond hij zo grappig?
Peeters: Ik heb een soort Dylan-fixatie – op zich niet zo erg: alle muzikanten zouden dat moeten hebben. Nu vroeg Hugo me onlangs of ik de nieuwe cd van de Amerikaanse Bart Peeters al had. Ik had geen idee over wie hij het had, tot hij zei: ‘Ah ja, jij vindt jezelf toch de Vlaamse Bob Dylan?’ (lacht) Ik was er trouwens wel in geslaagd om het op zijn Dylans te zingen, zo’n beetje neuzelend, zagend. Maar als je niet gelooft dat ik dat met het grootst mogelijke respect doe, klinkt dat vreselijk. We hebben er nog een hiphopversie van gemaakt en een Manu Chao versie, maar uiteindelijk heb ik het toch maar ingezongen na een nachtje doorzakken. Ik wist dat mijn stem daar geweldig van zou afzien en dat is precies wat dat nummer nodig heeft: ik klonk heerlijk schor. Tegen het eind hoor je mijn stem al opwarmen, maar ik heb toch heel even het koninkrijk van Dylan – dat van de zandkorreltjes op je stem – mogen betreden.
Alleen in ‘Hond’, de enige liveopname op het album, schemert somberheid door van begin tot einde. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het lied niet over dierenmishandeling alleen gaat.
Peeters: Ik ben zélf die hond. Dat gaat over een depressie, en ja, ik heb wel eens een depressie gehad. Ik ben een mens met hoogtes en laagtes, en soms loopt de emmer over. De aanleiding kan het stomste eerst zijn: writer’s block, een aanvaring met het publiek, geen evenwicht vinden tussen werk en gezin… Plots ontploft de bom en wordt alles donker. Je kan niet meer denken.
Hoe uit zo’n depressie zich bij jou?
Peeters: In slapeloosheid. Ik heb enige tijd geleden zo’n klop op mijn kop gekregen dat ik een week lang geen oog heb dichtgedaan. Na die week heb ik me in een slaapkliniek laten opnemen. Toen ik wat hersteld was, raadden ze mij daar groepstherapie aan om een en ander te verwerken. (ernstig) Alleen: ik kan me dat niet permitteren, want als ik op zo’n sessie zou opdagen zouden alle andere patiënten wellicht denken dat ik met een of andere candid camera-opname bezig ben. Mijn vrouw is me dan maar komen halen.
In ‘Groot zijn in iets kleins’ zing je: ‘Café de toekomst is gesloten’. Heb je de grote ambities opgeborgen?
Peeters: Ik ben de 45 gepasseerd en dan ben je eigenlijk al een beetje dood, maar ik vind dat best. Wat kan ik nog willen? Niet Duitsland veroveren of een nieuwe aidsremmer ontwikkelen, niet de nieuwe Wouter Vandenhaute worden, laat staan de nieuwe Tom Boonen. Geef toe, de mogelijkheden voor een vijfenveertigjarige zijn beperkt.
Als ik ergens nog iets ambieer, dan is het misschien om ook in Nederland de status van televisiester te overstijgen en er als muzikant erkend te worden. Toen mijn eerste Nederlandstalige album uitkwam, kon ik onvoldoende tijd vrijmaken om er gedurende een langere periode te toeren.
Slotvraag: klopt het dat je in de opnamestudio op pantoffels rondloopt?
Peeters: (verbaasd) Euh, ja. Je moet een plaat op sloefkes opnemen, heb ik geleerd. Ik zeker, want hoewel ik op de hele plaat alleen gitaar speel, ben ik in wezen een drummer. Dus stamp ik voortdurend mee op het ritme van de muziek. Als je dan rock-‘n-roll- bottekes aan hebt, kun je wel eens een geweldige opname grandioos verknoeien. Bovendien moet je je, als je muziek maakt, kwetsbaar opstellen. En daar horen sloffen bij – mentale sloffen ook. Metallica doet dat niet, maar dat hoor je eraan.
We zullen het James Hetfield zeggen!
‘door Karel Degraeve en Barbara De Coninck l Foto lieve Blancquaert
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier