‘Birthmarks’ en ‘The Sailor Not The Sea’ waren allebei goed voor DUBBEL platina, maar zélf lijkt Piet Goddaer alias Ozark Henry daar nog het minst van onder de indruk. ‘Ik schrijf songs zoals andere mensen de krant lezen, of kruiswoordraadsels maken.’

‘Piet Goddaer is een van de weinige mensen van wie ik kan verdragen dat ze mooie, gepolijste muziek maken’, liet schrijver Peter Verhelst onlangs nog optekenen. En daarmee vatte hij ons gevoel over The Soft Machine perfect samen. Coldplay hadden we een song als These Days nooit vergeven, maar van Ozark Henry vinden we het om de een of andere reden een wereldnummer. Le coeur a ses raisons que la raison n’a pas – en maar goed ook.

Soft Machine was een psychedelische groep, maar het was ook de titel van een boek van William S. Burroughs. Naar welke van de twee verwijs je?

Piet Goddaer: Naar geen van beide, eigenlijk. Ik dacht vooral aan een boek van een Amerikaanse psychologe, waardoor William S. Burroughs zich liet inspireren. Ze schrijft dat we met z’n allen geprogrammeerd zijn om een bepaalde weg af te leggen, en daar zit volgens mij veel waarheid in. Alle mensen hebben de drang om zich voort te planten, en iedereen streeft geluk en welvaart na. En dan zijn er helaas ook een hoop negatieve dingen die ons drijven, zoals prestige, hebzucht en macht. Geen wereldschokkende vaststelling, misschien, maar toch maakte dat boek veel indruk op me. Eerst had ik een andere titel in gedachten voor de plaat: ‘Let The Golden Age Begin’. Dat vatte de hoopvolle en melancholische sfeer voor mij nogal goed samen. Maar iedereen zei me dat die titel als pretentieus zou worden geïnterpreteerd.

Op de hoes staat een vlinder, symbool voor vergankelijkheid. Dat blijft een belangrijk thema voor jou, niet?

Goddaer: Dat is een belangrijk thema voor iedereen, denk ik. Maar het klopt wel dat veel van mijn songs daarover gaan, en zeker op deze plaat. Qua sfeer had ik Flesh And Blood van Roxy Music in gedachten, en Never Forever van Kate Bush, en The Spirit Of Eden van Talk Talk. Allemaal platen waar een soort troostende melancholie van uitgaat. En qua beeld dacht ik aan een vlinder: iets wat je ontroert door zijn schoonheid, maar tegelijk triest maakt door zijn kwetsbaarheid.

Dat zou ook de definitie van goede muziek kunnen zijn.

Goddaer: Eigenlijk wel, ja. Voor mij is er in elk geval niks dat meer troost biedt dan goede muziek. Vooral omdat er alleen gevoelens aan te pas komen, en geen gedachten. We denken allemaal veel te veel na, en zo maken we alles nodeloos ingewikkeld.

Ik las ergens dat je gemiddeld drie songs per week opneemt, één om de andere dag. Heb je je ooit afgevraagd waarom precies?

Goddaer: Gewoon: omdat ik dat nu eenmaal het liefst van al doe. Ik maak songs zoals andere mensen de krant lezen, of kruiswoordraadsels maken. Het ontspant me en het bevredigt me, en op de een of andere manier heb ik daar echt nood aan. Een beetje zoals ik eet als ik honger heb, en drink als ik dorst heb. Songs opnemen kost me ook geen enkele moeite, ik zit nooit vast of zo. Ik registreer ze gewoon zoals ik ze hoor in mijn hoofd, zonder er verder al te veel bij stil te staan. Het is bijna een automatisme geworden. Misschien is dat ook wel de reden waarom ik het zo graag doe. Ik ben een denker en een twijfelaar, maar niet als ik muziek maak. Dan wordt het heel rustig in mijn hoofd, en weet ik precies hoe alles in elkaar past. Soms kan ik door omstandigheden een paar dagen niets opnemen, en dan merk ik dat ik heel erg zenuwachtig word. Al die nieuwe songs die zich opstapelen in mijn hoofd: een héél vervelend gevoel.

Enig idee hoeveel je er intussen al verzameld hebt?

Goddaer: Een duizendtal, schat ik. Maar ik kan me ook niet voorstellen dat iemand er iets aan zou hebben, de meeste zijn heel experimenteel. Voor mij zijn al mijn songs even waardevol, maar niet alles is deelbaar. Auteurs publiceren ook niet alles wat ze schrijven, hé?

‘Knack’ liet een aantal experts onlangs een powerlist opstellen van mensen uit de muziekwereld, gerangschikt volgens invloed en macht. Jij eindigde op nummer zestien, voor je eigen platenbaas.

Goddaer:(Stomverbaasd) Echt? Ik zie mezelf nochtans totaal niet als een invloedrijk mens. Integendeel: ik heb net het gevoel dat ik een complete outsider ben. Niet dat ik me uitgesloten voel of zo, verre van zelfs. Met de meeste muzikanten heb ik een uitstekend contact. Maar ik ben een einzelgänger, altijd al geweest. Ik werk al jaren met dezelfde mensen, behalve hen zie ik bijna niemand. Mijn wereld is heel klein, en ik heb niet de behoefte om ‘m veel groter te maken. Ik ga liefst mijn eigen weg.

Je hebt de reputatie een beetje wereldvreemd te zijn. Kun je begrijpen waarom?

Goddaer: Ja en nee. In vergelijking met andere muzikanten ben ik misschien wat minder vlot. Maar in vergelijking met de meeste gewone mensen vind ik mezelf juist abnormaal normaal. Ik hoor soms ook van mezelf dat ik ‘koel’ ben, en ‘beredeneerd’ en ‘afstandelijk’. Maar ik ben gewoon niet zo’n babbelaar. De typische West-Vlaamse nuchterheid en introvertheid, zeker? Onder vrienden hebben we allemaal een grote mond. Maar bij mensen die we niet zo goed kennen, klappen we helemaal dicht.

Sta jij op het podium dan geen doodsangsten uit?

Goddaer: Nee, da’s iets raars. Laat me op Werchter voor 50.000 mensen spelen, en ik ben ongelooflijk relaxed. Maar laat me iets zeggen voor meer dan drie man, en ik sterf van de zenuwen. Dan krijg ik zweetaanvallen, en ben ik tot brakens toe nerveus. Wat ik bijvoorbeeld een echte verschrikking vind, zijn de Zamu-Awards. Het idee dat ik in een volle AB een speech moet geven… Ik loop daar echt dagen op voorhand ziek van. Ik herinner me nog de eerste keer, in 1999. ‘Ik ga toch niks moeten zeggen?’, had ik aan mijn bassist gevraagd. Waarop hij: ‘Natuurlijk niet!’ Terwijl: natuurlijk wél. Tot het aan mij was, heb ik echt doodsangsten uitgestaan tijdens die uitreiking. En toen ik mijn beeldje uiteindelijk moest gaan halen, heb ik het gewoon uit de handen van (presentator) Jan Leyers gerukt, zonder speech. ‘Je moet maar zeggen dat ik heel content ben’, zei ik in zijn oor. En daarna maakte ik me zo snel mogelijk uit de voeten. Ik kon gewoon niks in de micro zeggen die daar voor me klaarstond. Mijn keel zat volledig dicht. Maar dan kom je natuurlijk ondankbaar over, en afstandelijk, en wereldvreemd.

Er doet nog een ander ‘wereldvreemd’ verhaal de ronde over jou. Vroeger zou je een kluizenaar geweest zijn, met lang haar en een lange baard. Je platenfirma zou je helemaal ‘gestyled’ hebben, om je presentabel te maken. Feit of fictie?

Goddaer: Fictie, natuurlijk. Maar ik heb dat ook al gehoord. Zo van: ‘Ozark Henry, dat is één grote marketingtruc. Die heeft alles te danken aan zijn speciaal kapsel.’ Dat verhaal is ontstaan ten tijde van Birthmarks. Bij de platenfirma drongen ze aan op een hoesfoto van mij, om de herkenbaarheid te vergroten. Maar ik vond mijn kop daarvoor niet schoon genoeg, dus kozen we als compromis een foto van mijn haar. (lacht) Het klopt wel dat ik daar vroeger allemaal minder mee bezig was. Af en toe schoor ik mezelf helemaal kaal, en dan liet ik mijn haar weer groeien, soms tot halverwege mijn rug. Maar ik merkte dat mensen daardoor in de war geraakten, en dat herkenbaarheid belangrijk is voor een zanger. Een keer is het gebeurd dat iemand na een optreden naar me toe kwam: ‘Zeg, die kale van de vorige keer, die Ozark Henry, doet die niet meer mee? Spijtig, want ik vond dat een veel betere zanger.’

Door Wouter Van Driessche

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content