In zijn eerste Amerikaanse film – Jimmy P., Psychotherapy of a Plains Indian – gaat Frans filmauteur Arnaud Desplechin de freudiaanse toer op, met Benicio Del Toro als getraumatiseerde native American. Verslag van een zoektocht naar de ziel van een land. ‘Naties zijn achterhaald. Alleen politici hebben dat nog niet door.’
‘My name is Jimmy. Not Chief’, sneert het titelpersonage van Arnaud Desplechins eerste Amerikaanse film wanneer hij door zijn collega-oorlogsveteranen weer eens smalend aan zijn indianenroots herinnerd wordt. In het op feiten gebaseerde psychodrama Jimmy P. , Psychotherapy of a Plains Indian gaat het niet alleen om de zielenroerselen van een native American die in dienst van Uncle Sam aan het front van Wereldoorlog II heeft gestreden en sindsdien kampt met posttraumatische stress. Het gaat tegelijk over de door racisme en geweld gekwelde ziel van melting pot Amerika, die hier in kaart wordt gebracht door twee outsiders en ballingen. Patiënt van dienst is de Blackfootindiaan Jimmy Picard (Benicio Del Toro), een minzame macho afkomstig uit de plains van Montana. Therapeut is de Franse Jood dokter George Devereux (Mathieu Amalric), die na de oorlog in een Amerikaans legerhospitaal in Kansas aan de slag gaat en er daar een erezaak van maakt om Jimmy van zijn angsten en neuroses af te helpen.
Zoals steeds bij Desplechin, die zich met Esther Kahn (2000), Rois et reine (2004) en Un Conte de Noël (2008) discreet opwerkte tot een van Frankrijks toonaangevende cineasten, wordt er ook in deze psychoanalytische bromance flink wat afgetaterd. Desplechin baseerde zich immers op Devereuxs boek Reality and Dream uit 1951, dat uitvoerig verslag brengt van de vele praatsessies tussen beide mannen, die langzaam tot het besef komen dat ze meer met elkaar gemeen hebben dan hun afkomst en achtergrond doen vermoeden. Toch is Jimmy P. daarom nog geen kil klinisch verslag van een freudiaanse behandeling. Au contraire. Hoewel hij, net als in zijn ‘Londense’ toneeldrama Esther Kahn, het Frans inruilt voor het Engels (met hulp van filmessayist Kent Jones, die meeschreef aan het scenario) peilt Desplechin ook hier op een gevoelige en empathische manier naar de grenzen van menselijke communicatie en de helende kracht van taal. ‘De centrale vraag die in de film wordt gesteld, luidt: hoe vaak en hoe lang kunnen we ons permitteren om níét tussen de lijnen te lezen?’ aldus Desplechin. ‘Dat geldt voor Jimmy en George, maar ook voor elk van ons.’
George Devereux, die in 1985 overleed, was een invloedrijk etnograaf en psychoanalyticus. Waar en hoe heb je zijn boeken ontdekt?
ARNAUD DESPLECHIN: Ik heb eerder al passages uit Dream and Reality: Psychotherapy of a Plains Indian gebruikt in Rois et Reine, waarin ook een dokter Devereux rondliep. Toen was dat een Afrikaanse vrouw. (lacht) Toen ik het boek jaren geleden in een boekhandel zag liggen, was ik onmiddellijk geïntrigeerd door de titel. Ik klapte het lukraak open en las vluchtig enkele dialogen. Het leek wel een toneelstuk tussen een psychiater en zijn patiënt. Het was niet zozeer het theoretische aspect dat me interesseerde, maar vooral de interactie tussen beide mannen. Het moet zowat de enige psychoanalyse zijn waarvan alles op papier is bewaard. Van hun eerste ‘hallo’ tot hun laatste ’tot ziens’.
Gaf het feit dat de twee outsiders zijn in Amerika een extra dimensie aan het verhaal?
DESPLECHIN:(knikt) Het is de emotionele kern ervan. De een is een indiaan uit Montana, de ander is een Fransman, een Europeaan. Wanneer ze in het hart van Amerika belanden – in Topeka, Kansas – zijn ze wel verplicht om vrienden te worden. Ze delen ook een geheim dat nooit in de film ter sprake komt, hoewel hun relatie ervan doordrongen is. Tijdens elk gesprek is het een olifant in de kamer. Jimmy is een indiaan die de slachting van de native Americans heeft overleefd. George is een Jood die de Holocaust heeft overleefd. Het is zo’n aangrijpend gegeven dat ik het niet wilde expliciteren. Het is er gewoon. Je moet het voelen.
Het verklaart ook waarom Devereux zoveel sympathie en respect heeft voor native Americans.
DESPLECHIN: Freud zei ooit dat het misschien best is dat psychoanalyse beperkt blijft tot de middenklasse. Maar Devereux is een avonturier die de grenzen van klasse en ras wil overschrijden en vindt dat psychotherapie beschikbaar moet zijn voor iedereen. Ook dat ontroerde me. Hij benadert native Americans met hetzelfde respect als waarmee Freud zijn patiënten uit de Weense bourgeoisie benaderde. Toen ik naar Benicio keek tijdens het monteren, deed hij me vaak denken aan Jude the Obscure (1895) van de 19e-eeuwse schrijver Thomas Hardy. Ook al kwamen ze uit lagere klassen en werd er op hen neergekeken, Hardy gaf zijn personages altijd waardigheid mee. Die nobele houding streef ik in mijn film ook na.
Dit is je eerste Amerikaanse film. Was het makkelijk om je aan te passen aan de Amerikaanse filmtraditie?
DESPLECHIN: Naties zijn achterhaald. Alleen politici hebben dat nog niet door. Mijn film heeft geen nationaliteit. Het is een menselijke film, een die zich nu eenmaal afspeelt in Amerika. Ik ben geen Amerikaan. De hoofdpersonages zijn geen Amerikanen. Zelfs Benicio Del Toro is geen Amerikaan. Het gaat over ontheemde mensen die in een bepaalde cultuur en een bepaald territorium terechtkomen en zich beetje bij beetje aan die cultuur en dat territorium aanpassen. Jean Renoir zei ooit: ‘Er is niets dat zoveel op een Indiase schoenmaker lijkt als een schoenmaker uit Parijs.’ En dat klopt. Tuurlijk zijn er kleine verschillen, maar geen wezenlijke. Ik citeer ook twee regisseurs in de film waar ik al mijn hele leven dag en nacht aan denk: John Ford en François Truffaut. De een is een Amerikaan, de ander is een Fransman. Maar beiden zijn fantastische filmmakers die wezenlijke dingen te vertellen hadden over wie en wat we zijn. Dat is veel fundamenteler.
Toch is het geen thuismatch zoals je vorige film, Un Conte de Noël.
DESPLECHIN: Klopt. In Un Conte de Noël keerde ik terug naar mijn roots in Roubaix en in zekere zin was die film een remake van mijn debuut La Vie des Morts (1991). Ik werkte toen ook met acteurs die ik beter kende dan zij zichzelf. Deze keer had ik nood aan verse lucht. Met Jimmy P. had ik geen idee wat me te wachten stond. Behalve Mathieu Amalric, met wie ik verschillende films heb gemaakt, kende ik niemand van de cast. Ik wist niet hoe ik de film moest maken. Ik moest hem leren maken. Plus: ik had ook maar zes weken en een beperkt budget.
Niet evident voor een kostuumdrama dat zich in de jaren vijftig afspeelt.
DESPLECHIN: Ik hoop dat het er niet aan te zien is. We konden ook niet draaien in het ziekenhuis waar Jimmy en George indertijd zaten. Die instelling bestaat nog wel, maar ze heeft een grondige facelift ondergaan. We hebben wel gedraaid in het reservaat waar Jimmy is opgegroeid en we hebben ook met verschillende familieleden van hem gesproken. Alleen weten we niet precies dewelke. Jimmy’s naam was zo ongeveer het indianenequivalent van John Smith. Of Jean Martin, mocht hij een Fransman zijn geweest. We hebben zeker acht zogezegde kleinkinderen van hem ontmoet. (lacht)
P.T. Andersons The Master was ook al een psychodrama dat zich in de fifties afspeelt en gaat over een soldaat die kampt met posttraumatische stress. Heb je die film gezien?
DESPLECHIN: Ja. Geweldig! P.T. Anderson is fantastisch. Maar ik heb The Master pas gezien nadat Jimmy P. al was opgenomen. Blijkbaar hebben we ons ook door dezelfde film laten inspireren. Met name: Let There Be Light, die fantastische documentaire die John Huston kort na de oorlog heeft gedraaid in opdracht van het Amerikaanse leger, maar die lange tijd verboden was omdat de hardheid en oprechtheid ervan niet pasten in het propagandaplaatje van Uncle Sam. The Master is een psychologisch duel tussen twee individuen, maar de film beweegt in cirkels. Jimmy P. werkt naar een ‘genezing’ toe. Hoewel ze duidelijk raakvlakken hebben qua tijd en thematiek zijn het uiteindelijk totaal verschillende films.
Slotvraag: wat is er met Jimmy gebeurd nadat hij genezen werd verklaard?
DESPLECHIN: Hij is naar Seattle verhuisd en heeft daar als havenarbeider gewerkt. Hij heeft later weer contact gezocht met zijn dochter en haar zijn leven lang financieel bijgestaan, maar ik vrees dat hij al bij al een hard bestaan heeft gekend. Het lot van veel native Americans, helaas.
JIMMY P., PSYCHOTHERAPY OF A PLAINS JIMMY P.
Vanaf 11/9 in de bioscoop.
DOOR DAVE MESTDACH
ARNAUD DESPLECHIN: ‘JEAN RENOIR ZEI OOIT: “ER IS NIETS DAT ZOVEEL OP EEN INDIASE SCHOENMAKER LIJKT ALS EEN SCHOENMAKER UIT PARIJS.” MIJN FILM HEEFT GEEN NATIONALITEIT. HET IS EEN MENSELIJKE FILM.’
BENICIO DEL TORO: ‘IK HEB MET HEEL VEEL NATIVE AMERICANS GESPROKEN EN ZIJ VONDEN HET PRIMA DAT IK, EEN LATINO, EEN BLACKFOOTINDIAAN SPEELDE. HUN ZEGEN GAF DE DOORSLAG.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier