Pornodwergen, premiejagers, cola voor homo’s en machinegeweren! Stijn Van de Voorde en Otto-Jan Ham trokken voor Studio Brussel van Miami naar New York en keerden terug met een zak vol snapshots en verhalen. ‘Ik heb op Saddam geschoten, Otto-Jan op Osama Bin Laden!’

‘DE EBURONEN’: vanaf 30/3 ELKE WOENSDAGMIDDAG – 12.00 STUBRU

Amerikanen: wie zijn ze, wat doen ze en wat denken ze? Dat vragen Stijn Van de Voorde en Otto-Jan Ham zich af in de tweede reeks van De Eburonen, die volgende week van start gaat op Studio Brussel. Toen het tweetal vorig jaar dwars door ons continent trok op zoek naar de nieuwe lidstaten van de Europese Unie, had de jury van een internationale radiowedstrijd het over een ‘verfrissend, grappig, entertainend en soms onorthodox programma’. Benieuwd wat het dit jaar wordt, want aan het enthousiasme van het duo te oordelen, wordt de tweede reeks nóg beter.

Reportages over Amerika en de Amerikanen zijn in: Rudi Rotthier trok voor ‘De Morgen’ een jaar van staat naar staat, Herman Van Molle maakte er ‘Zalm Voor Corleone II’, Martin Heylen trok erheen voor ‘Man Bijt Hond’, Greet en Miel De Keyser schreven er samen een boek over…

Stijn Van de Voorde: Ja, en dan vergeet je nog Satelliet Suzy (VTM-correspondente Suzy Hendrickx, nvdr.) en al die programma’s op Radio 1! Toen we dat eens allemaal onder elkaar hadden gezet, dachten we: als zij dat mogen, dan wij ook. We hadden al zolang zin om eens naar de Verenigde Staten te gaan.

Otto-Jan Ham: Sinds George Bush president is, zijn precies alle Amerikanen slecht. Zelfs op concerten – een spoken word van Henry Rollins, maar evengoed een show van N*E*R*D – hoor je niet anders. ‘We’re ashamed to be Americans.’ ‘We have a moron for a president.’ Iedereen applaudisseert daar dan voor, dus wilden we wel eens gaan zien of het daar werkelijk zó erg was.

Martin Heylen en Herman Van Molle keerden in elk geval half-getraumatiseerd terug: problemen aan de doua- ne, inmenging van de overheid, mensen die de politie belden zodra ze een cameraploeg zagen…

Stijn:(Ironisch) O, maar Martin Heylen zou ik ook niet vertrouwen, hoor. En Herman Van Molle nog veel minder. Als die plots in mijn tuin zouden staan, zou ik óók de politie bellen.

Otto-Jan: De onvriendelijkste mensen die we zijn tegengekomen, waren de douaniers in Los Angeles. Maar alles was volledig in orde, dus konden ze ons niets maken. Ik werd wel elke keer gestripsearched, omdat mijn arm in het gips zat – ze hadden schrik dat ik er explosieven in had verstopt. Grappig wel: in de Verenigde Staten hebben douaniers een soort protocol als ze mensen fouilleren. Ze leggen dat ook iedere keer uit. ‘Now I’m gonna touch your private parts, sir. But I’m gonna use the back of my hand.’ Op de duur had ik zoiets van: ’t Is al goed, hoor, mannen. Ik vind het helemaal niet erg. Ik geniet er zelfs van.’ Maar dat zeg je natuurlijk beter niet hardop. (lacht)

Stijn: Van de ambassade hadden we een aanbevelingsbrief meegekregen, maar daar hadden we echt niets aan. ’t Was zo’n vodje papier in Word Perfect-stijl – we hadden er evengoed zélf een kunnen maken. Een keer hebben we het bovengehaald, in een casino in Las Vegas. Maar de marketingtante die ons moest binnenlaten, schoot onmiddellijk in de lach. Dat was ook de enige keer dat we niets mochten opnemen. ‘What happens in Vegas, stays in Vegas’, legde ze ons uit. ‘You don’t mess with the money.’ Uiteindelijk hebben we de microfoon dan maar gewoon onder onze trui verstopt. Je zag die mensen echt kijken: ‘Wat is dat toch met die twee, dat die zo luid praten?’ (lacht)

Otto-Jan: Als je ’t mij vraagt, was ons grote voordeel dat we eruitzagen als twee schooljongens die een spreekbeurt maakten. Daardoor vonden de mensen ons sympathiek en was er geen wantrouwen. Ik denk trouwens dat de meesten niet eens geloofden dat we voor de radio werkten. We hadden geen complete crew bij, alleen maar een recorder en een microfoon. Dat werkte ontwapenend en daardoor liepen we ook minder in de kijker.

Het cliché van ’the land of the free’ als één grote paranoïde politiestaat klopt dus niet?

Stijn:Wij hebben dat zeker niet zo ervaren, integendeel. Op een bepaald moment vroegen we een politieagent de weg naar een schietranch, en die legde ons dat gewoon uit. Heel vriendelijk, zonder de minste achterdocht – daar zouden onze flikken nog iets van kunnen leren.

Een schietranch, zei je?

Stijn: Ja, in Vegas zaten we in de McDonald’s in een tijdschrift te bladeren en zagen we een advertentie: Shoot with a real machinegun! We wilden dat wel eens proberen en dus zijn we naar zo’n ranch gereden. We hadden de keuze tussen verschillende machinegeweren: van Uzi’s tot M16s, met échte kogels. En voor de schietschijven mochten we kiezen tussen Osama Bin Laden, Saddam Hoessein en een crimineel met een ooglap en een baby in zijn armen die je niet mocht raken. (lacht) Ik heb op Saddam geschoten, Otto-Jan op Osama.

Otto-Jan: We werden daar geholpen door een ongelooflijk foute kerel, typisch zo’n rechts-conservatieve aap. Maar uiteindelijk merk je dat zo’n man op zijn manier óók sympathiek is. Toen hij zag dat ik maar één schot durfde lossen, deed hij heel schattig over mijn prestatie: ‘Je hebt ‘m wel geraakt, hoor. Recht in het voorhoofd!’ Terwijl ik hoopte dat ik helemaal niets geraakt had.

Deden alle Amerikanen zo hard hun best?

Stijn: O ja, absoluut. Eigenlijk hadden we heel weinig voorbereid – we hadden wel een paar mails gestuurd, maar daar hadden we nooit antwoord op gekregen. Maar eenmaal ter plaatse gaven mensen ons met veel plezier hun business cards. Iederéén heeft dat daar trouwens, zélfs de zwervers, bij wijze van spreken.

Otto-Jan: Mensen waren niet alleen behulpzaam, ze dachten ook méé met ons programma. In L.A. was er bijvoorbeeld iemand die ons vertelde dat we zéker Christophe moesten opzoeken: een Belgische kapper die het haar van Bill Clinton nog had geknipt in Air Force One. We zijn die mens toen in zijn kapsalon gaan bezoeken, en toen bleek dat zelfs Pamela Anderson een goede vriendin van hem was. Otto-Jan heeft daar trouwens blonde mechen in zijn haar laten leggen.

Otto-Jan: Correctie: een balayage! Door Glen, ook een Belg. Vlak voor mij had hij Anthony Kiedis van de Red Hot Chili Peppers gekapt, de stoel was nog warm. En nu heb ik voor het eerst in mijn leven een kop van 350 dollar. (VRT-correspondente) Greet De Keyser was ook al bij hem geweest, voor haar interview met George Bush.

Stijn: Eigenlijk hebben we maar één keer iemand moeten ompraten: Arlett, de manager van Slash van Guns ‘N Roses. Na wat heen-en-weergemail was ze heel erg wantrouwig geworden, omdat ze had gehoord dat we van de pers waren. Maar ze stemde wel in om iets met ons te gaan eten in een fancy restaurant in LA – Nicky Hilton was er ook, en achter ons zaten Kim Gordon en Thurtston Moore van Sonic Youth. Toen we wat casual met haar gebullshit hadden, was er plots geen enkel probleem meer. Ze voerde ons zelfs naar de winkel waar Madonna haar punt-beha’s had laten maken, en het zwembad waarin de slangen van Slash nog hadden gelegen.

Tijd voor een rondje clichés en straffe uitspraken over de VS van A. Volgens Herman Van Molle zijn ’95 procent van de Amerikanen effectief zo idioot als ze er op televisie uitzien’.

Otto-Jan: Onzin, maar wel typisch Herman Van Molle (eerder deed van Molle al gelijkaardige uitspraken over de Duitsers; nvdr.). Op Sunset Boulevard zal je wel wat zonderlingen tegenkomen, maar zelfs daar vind je ook normale mensen. Amerikanen zijn zeker niet idioter dan wij. Zelfs de Bush-stemmers zijn niet allemaal mindless dumbfuckers.

Stijn: Nee, dan vind ik Greet De Keyser veel verstandiger. Na de herverkiezing van Bush vroegen ze haar of ze wel in de Verenigde Staten wilde blijven wonen. ‘Wel’, zei ze, ‘Ik zie niet in waarom ik terug zou moeten keren naar België, waar extreem-rechts ongeveer evenveel stemmen haalt.’ Volkomen terecht, want idioten vind je overal. Kijk maar naar Antwerpen.

Otto-Jan: Nog zo’n cliché is dat Amerikanen niets afweten van Europa – ‘Isn’t Belgium the capital of Brussels?’, je kent die uitspraak wel. Maar ook daar is niets van aan. Misschien komt het door de Navo, of anders wel door onze houding tijdens de oorlog in Irak, maar bijna iedereen bleek België te kennen. Onze chocolade, natuurlijk, maar ook Dries Van Noten en Eddy Merckx.

Stijn: Een keer was dat bijna surrealistisch. We waren op bezoek bij traditionele indianen die nog in een tipi woonden, en toen begon de moeder plots over Axel Merckx – ’the guy on the bicycle’. Bleek dat haar zoon een enorme wielerfanaat was, die zelfs een bord had met de beeltenis van Axel, waar hij elke dag uit at. (lacht)

Otto-Jan: Wat wél klopt, is dat de media in de Verenigde Staten heel erg fout zijn. In het nieuws hoor je vooral propaganda, da’s echt totaal fucked-up. Maar het ergste zijn toch de televisieprogramma’s. Ver-schrik-ke-lijk.

Stijn: Een van de programma’s die we daar zagen, was The Dog, een reality-serie over Hawaïaanse familie van premiejagers. Ze zien eruit als stoere paramilitairen maar ze hebben nergens een vergunning voor. En dus jagen ze op misdadigers met een zelfgemaakte badge en een spuitbus waar alleen wit schuim uitkomt. In het begin zie je ze bidden voor hun ‘missie’ – meestal een vrouw die ze moeten overmeesteren in een supermarkt, omdat vrouwen het minst gevaarlijk zijn. En aan het eind geeft een truckerswijf met van die gigantische tieten dan een soort Amerikaanse moraalbabbel. Hallucinant!

Otto-Jan: In een ander programma moesten stoere mannen honderd meter voorbij een tribune sprinten, van waaruit ze met allerlei dingen bekogeld werden. Sponsen ballen – voor de pussies – maar ook stenen. Als ze voor de stenen kozen, mochten ze wel een helm opzetten. (lacht)

Stijn: Maar aan de andere kant is Amerika natuurlijk ook het land waar ze The Simpsons hebben uitgevonden en dan nog wel voor Fox: een conservatief en republikeins bolwerk. De grootste onnozelheden gaan daar samen met de scherpste humor, en nergens zijn de mensen ook zo kritisch voor de media. Dat contrast vind ik super.

Uitspraak twee: ‘De Verenigde Staten zijn een land van extremen. Voor elk genie heb je een randdebiel, voor elke vetzak een gezondheidsfreak.’ – Moby.

Otto-Jan: Ik heb het gevoel dat de meeste clichés over de Verenigde Staten terug te brengen zijn naar de zogenaamde domheid van de Amerikanen. Amerikanen zijn dom, dus stemmen ze op George Bush. Amerikanen zijn dom, dus kennen ze alleen maar hun eigen land. Amerikanen zijn dom, dus maken ze slechte tv. Amerikanen zijn dom, dus worden ze vet. Terwijl: met intelligentie heeft dat allemaal niets te maken.

Stijn: Mij is wel opgevallen dat de mensen precies dikker worden naarmate ze dalen op de maatschappelijke ladder. Je ziet dat vooral bij de indianen: die hebben wel wat andere dingen aan hun hoofd dan ‘het klavertje vier van de gezonde voeding’. Bij één indiaan zagen we zelfs een bordje hangen: Vegetarians are just poor hunters. (lacht)

Otto-Jan: Als je zo’n typisch Amerikaans steakhouse binnenstapt, wéét je dat je niet zomaar ‘just a salad’ kan bestellen. Dat zouden ze niet appreciëren. Maar je hebt ook plaatsen waar je heel gezond kan eten en waar ze minder dan drie kilo vlees serveren. Je kunt in zulke restaurants ook rustig vragen of de vis wel vers is of zo. Hier zouden ze zich verschrikkelijk beledigd voelen, maar in de Verenigde Staten is dat echt geen probleem. Daar maken mensen zich veel minder druk om futiliteiten.

Stijn: Een ding vinden ze daar wél heel vreemd: mannen die op hun figuur letten en Diet Coke bestellen. Ik heb dat een paar keer gedaan, en toen werd ik telkens nét niet in mijn gezicht uitgelachen. Diet Coke is voor vrouwen of voor homo’s. Of voor radiomensen, natuurlijk, maar dat komt op hetzelfde neer. (lacht)

Otto-Jan: En toch zijn Amerikanen ook heel hard met hun uiterlijk bezig, zeker in de grote steden. In L.A. bijvoorbeeld: daar vliegen de boob jobs je echt rond de oren. Vrouwen hebben daar ook bijna niets aan. Alsof ze redeneren: ‘Mijn borsten hebben genoeg gekost, dus mogen ze ook gerust gezien worden.’

Stijn: Wat ook opvalt: zelfs de mooiste vrouwen in de duurste wijken hebben niets hautains of arrogants. Zelfs op Rodeo Drive, de duurste straat ter wereld waar alleen fancy mensen komen shoppen, werden we niet scheef bekeken. Dat zou hier wel anders zijn.

Cliché nummer drie: ‘De Verenigde Staten zijn zo permissief als een nonnenklooster’ – Greet De Keyser.

Stijn: Daar is wel iets van aan, al is ook dat weer heel erg dubbel. Op de radio en televisie worden alle ‘fucks’ weggebliept, maar tegelijk gaat bijna alles over seks. Zwaar hypocriet.

Otto-Jan: Op een bepaald moment zagen we op televisie een programma van Howard Stern, de shock-dj uit New York. Hij had een naakte blondine te gast die piano kwam spelen, terwijl hij voortdurend aan haar borsten zat. Dat vinden ze daar geen probleem, zolang alles maar mooi wazig wordt gemaakt.

Stijn: In Las Vegas ligt het ook vol boekjes met blote vrouwen die je naar je hotelkamer kan laten komen. Hetzelfde fenomeen: die boekjes op zich vinden ze geen probleem, zolang er maar geen borsten of vagina’s te zien zijn.

Otto-Jan: Het enige wat nóg gevoeliger ligt, is het geloof. Daar kan je maar beter geen grappen over maken. In Gallup, bijvoorbeeld, kwamen we een meisje tegen dat België kende van I Love Techno. Die nam ons mee naar een plaats waar ze geregeld ging bidden – ‘just for worshipping’. En in Hollywood waren er mensen die hun hand op onze schouder legden om te bidden voor een goed programma. Jonge mensen, hé: allemaal tussen de twintig en de dertig. En bloedserieus, zonder de minste ironie.

Uitspraak vier: ‘Amerikanen gaan elke ochtend stipt naar hun werk, drinken slechte koffie en eten vieze hamburgers, maar als je even met ze praat, voel je het onbehagen.’ – Miel De Keyser.

Otto-Jan: Dat is er wel, ja, maar misschien is dat gevoel zo sterk omdat Amerikanen er zo open over praten. In Waco, Texas, hadden we een interview met een mevrouw in het museum van Dr. Pepper – een soort voze cola. Ik begon daar wat onnozelheden uit te kramen, maar voor ik het wist, stond die mevrouw daar te snikken en te snotteren. Over haar vader die gesneuveld was in Vietnam, en over hoe we George Bush moesten steunen na wat er gebeurd was op 11 september… Ze leggen daar soms wel vreemde verbanden.

Stijn: Uiteindelijk hebben we drie mensen aan het huilen gekregen, zonder daar ook maar enigszins moeite voor te doen, of de Jamberstoer op te gaan. De eerste was een cowboy, die tranen in zijn ogen kreeg toen ik hem vroeg hoe het voelde om een cowboy te zijn – niet eens zo’n persoonlijke vraag. En dan was er nog een vrouw die met Elvis had meegespeeld in Blue Hawaii: die begon tranen met tuiten te huilen toen we haar vroegen wat ze zich van hem herinnerde. (Fluistertoon) We vermoeden dat ze een keer over Elvis was geweest, of Elvis over haar.

Otto-Jan: Amerikanen betrekken ook overal de grote Amerikaanse idealen op en kunnen heel enthousiast worden om niets. Je interviewt bijvoorbeeld iemand op de Hoover Dam – een fucking hoop water en beton – en dan begint die gelijk te vertellen hoe ‘amazing’ zo’n dam wel is, en hoe trots-ie wel is om deel te mogen uitmaken van de ‘great United States Of America’… En natuurlijk is dat melig en klef, maar iemand op zo’n gepassioneerde ma- nier horen vertellen over zijn land, heeft ook iets heel erg charmants.

Stijn: Als je een tijdje door de Verenigde Staten reist, begrijp je ergens ook wel waarom de Amerikanen zo trots zijn. Alleen al die landschappen: Death Valley, of die prachtige cumuluswolken boven de Route 66… Vroeger dacht ik dat dat allemaal flauwe zever was uit videoclips en films, maar in het echt is het allemaal nóg duizend keer mooier. Amerikanen die daar niet trots op zijn, zijn gewoon vals bescheiden.

Otto-Jan: Ze menen het ook echt wel verschrikkelijk goed, met al hun meligheid en enthousiasme. Een van de indianen die we interviewden, gaf ons achteraf bijvoorbeeld een kettinkje met haaientanden, ‘als teken van vriendschap’. En hoe smakeloos en lelijk dat kettinkje ook is: voor ons was dat gebaar een van de mooiste dingen van de hele reis.

Nog eentje om het af te leren: ‘Amerikanen komen meteen aanzetten met “Hi, hello, how are you?”, maar échte vrienden maken is enorm moeilijk.’ – opnieuw Greet De Keyser.

Stijn: De beruchte oppervlakkigheid van de Amerikanen! Wel, we hebben het daarover gehad met Christophe en die zei – terecht, denk ik – dat het in Europa nog veel moeilijker is om diepgaande contacten te leggen. Oppervlakkig of niet: Amerikanen doen tenminste de moeite om een gesprek aan te knopen en dat is al een begin. Als je hier een onbekende aanspreekt, krijg je doorgaans alleen een zuur gezicht.

Otto-Jan: Zelf hebben we geen vrienden aan deze reis overgehouden – behalve elkaar. (lacht) We hebben wel aan iedereen beloofd dat we een cd zouden opsturen met het programma, of dat we een foto op de website zouden zetten. Maar we moeten daar realistisch in zijn: de kans dat het daar effectief van komt, is behoorlijk klein.

Stijn: Dat soort dingen meen je wel als je ze belooft, maar een maand later hoop je natuurlijk dat al die Amerikanen die je hebt uitgenodigd niet plots voor je deur gaan staan.

Otto-Jan: Gelukkig hadden we ons daarop voorbereid en hadden we voor iedereen visitekaartjes van (VRT-radio-baas) Marc Coenen meegenomen. Benieuwd wanneer die bikers van de Route 66 voor zijn deur zullen staan. En die pornodwerg uit Los Angeles!

Pornodwerg?

Stijn: Een andere keer. (lacht)

Door Wouter Van Driessche

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content