Een nieuwe Giant Sand-plaat, een nieuw soloalbum, de heruitgave van zijn volledige back catalogue én de vijfentwintigste verjaardag van zijn muziekcarrière: redenen genoeg om met Howe Gelb terug te blikken op leven en werk in de voorbije kwarteeuw. ‘Ik heb meer gekregen dan ik ooit had gedacht.’

Eind vorig jaar verscheen het uitstekende Blurry Blue Mountain, nog eens een Giant Sand-cd, volgende maand mag u het soloalbum Alegrias verwachten, en nog tot juni worden zijn negenentwintig andere platen – we hebben ze persoonlijk geteld – heruitgebracht. Kortom, hoog tijd dat ieder van u ’s mans oeuvre ontdekt. De 54-jarige Howe Gelb mag dan misschien geen miljoenenverkoper zijn, we weten niet of pakweg My Morning Jacket, Lambchop, Okkervil River en Grant Lee Buffalo hetzelfde zouden hebben geklonken zonder hun ‘God-father of alt.country’ – een bijnaam waarop hij zelf niet happig is overigens.

Weten we wél zeker: zonder Giant Sand geen Calexico. Joey Burns en John Convertino, de stichtende leden van die laatste band, werden bij Giant Sand binnengehaald en geschoold door Howe himself, voor ze hun eigen groepje begonnen. Waarna ze dan ook nog eens commercieel succes oogstten met hun americana en Giant Sand levensloos leken achter te laten.

Was die broedertwist in het verleden nog een gevoelig onderwerp, dan brengt Gelb hem deze keer zelf ter sprake. Er is een rust over de man neergedaald, merken we als we hem backstage in de Ancienne Belgique ontmoeten. Het leven heeft hem gelouterd, de grijze haren staan hem goed. Hij legt zijn boots op tafel, wij drukken op record . En wanneer we anderhalf uur later op stop drukken, hebben wij het alvast begrepen: Howe Gelb is cult.

Eenendertig releases op zes maanden tijd. Krijg je die zelf allemaal nog op voorhand beluisterd?

Howe Gelb: Jazeker. Ik moet zeggen: het was een zeer vreemd gevoel om ze terug te horen, zeker mijn eerste platen. Het voelde alsof mijn zoon die muziek had gemaakt, niet ik. Maar langzaam drongen de songs tot me door en voelde ik me weer exact zoals toen ik ze maakte. Dát heb ik geschreven toen ik met mijn eerste vrouw en kindje van 2,5 in de Joshua Tree Desert woonde en alle dagen in een droom leefde. En dát was toen mijn huwelijk op de klippen was gelopen en mijn beste vriend aan het sterven was. Telkens opnieuw zag ik de man die ik toen was voor me. Heel confronterend, zeker omdat hij steeds ouder werd.

En verder viel me op dat de studio’s in de jaren 80 verschrikkelijk werk afleverden. (Lacht) De drums stonden véél te luid. We hebben ons toen met hand en tand tegen die modegril verzet, herinner ik me, maar op mijn eerste platen hoor je nog altijd te veel snare drum. Nu, gedateerd klinken ze niet, daar was ik wel blij om, maar zet die 31 platen na elkaar op en je hoort de hele evolutie van de muziektechniek van de voorbije 25 jaar.

Wat ons vooral opviel, was dat er – met alle respect – wellicht meer in je carrière zat. Je hebt de cool, de stem en de songs om met gemak een Lee Hazlewood, Leonard Cohen of Tom Waits binnen de americana te zijn. Vraag je je nooit af: ‘Wat als?’

Gelb: Misschien zat er wel meer commercieel succes in, ja. Alleen: ik heb de ambitie niet om dat commerciële succes te verwezenlijken. Zodra ik een plaat af heb, wil ik aan de volgende beginnen. Terwijl het commercieel net interessant is om die plaat dan te gaan promoten, liefst in een twee jaar durende tour waarin je de songs exact speelt zoals op de plaat. Zeker voor Giant Sand is dat noodzakelijk: het duurt even voor mensen doorhebben wat wij doen. Wel, ik kán dat niet. Ik wil niet evenveel tijd spenderen aan de promo als aan mijn muziek.

Je werkt nooit met setlists, durft tijdens een optreden al eens een flard Miles Davis te spelen, houdt van improviseren en hebt de neiging je nummers nooit definitief af te werken. Het lijkt alsof je te veel van experimenteren houdt om het grote succes te bereiken.

Gelb: Ik hoop het wel, ja. Maar het hangt er ook van af wat je succes noemt. Het succes dat ik vandaag heb, zou ik zonder dat experimenteren niet gehad hebben. De dingen gebeuren zoals ze moeten gebeuren. Of zo voelt het toch.

Heb je al vrede met je bijnaam ‘Peetvader van de alt.country’?

Gelb: Er zijn slechtere namen natuurlijk. Het klopt ergens wel: er waren geen bands in de jaren 80 die zoals ons klonken, we deden dus wel in zekere zin pionierswerk. Toch is dat niet het hele verhaal. Het is alsof ze je een vader noemen, terwijl je ook een zoon en een echtgenoot bent.

Zijn er groepen die je als petekin-deren herkent?

Gelb: Elke band heeft wel zijn stichtende voorbeelden, en als je 25 jaar bestaat, word je haast vanzelf een invloed. Het vreemde is wel dat wij altijd veel aantrek hebben gehad bij muzikanten. Ik heb erover zitten nadenken, en ik denk dat dat is om wat we níét doen: we kiezen niet de voor de hand liggende paden. Calexico is misschien wel de groep die het meest als een petekind aanvoelt. Ik heb Joey en John voor Giant Sand naar Tucson gehaald, ik heb er jaren de wereld mee rondgereisd. Dat heeft zijn sporen nagelaten, uiteraard.

Je was wel verbitterd toen ze Giant Sand verlieten. Je hebt er zelfs een nummer over geschreven, de rammelende americanasong ‘The Calexico Audition, and Failing It’. Voor een gentleman als jij niet echt gentlemanlike.

Gelb: (Lacht) Misschien niet, neen. Maar je moet de context kennen. Ik was een alleenstaande vader die niet kon toeren, twee van mijn beste maten zaten aan de drugs en een andere vriend kreeg een hersentumor. Ik had meer hulp nodig dan ooit. En net dan richten de mensen die het dichtst bij jou staan een eigen band op. Dat doet pijn. Zeker omdat ik om Joey – die tien jaar jonger is – gaf als om mijn eigen kleine broer. Alleen: op een bepaald moment denken kleine broers dar ze het beter weten. Toen hij en John weggingen, had ik het gevoel dat ik een auditie gefaald had. Dat was ook mijn boodschap in dat nummer: nemen wat je nodig hebt en het dan afbollen, that ain’t cool. (Lacht)

‘They’ve been killing off all my heroes since I was seventeen’, zing je op de openingstrack van ‘Blurry Blue Mountain’. Wie zijn jouw helden?

Gelb: Mijn grootste held was een fantastisch gitarist uit Tucson, Arizona, die zo vriendelijk was om in ’79 met mij een band te beginnen: Rainer Ptacek. In 1997 is hij gestorven aan een hersentumor – de donkere periode in mijn leven, waarnaar ik daarstraks verwees. Robert Plant is nog zo’n held. Net als ik was hij verliefd op de muziek van Rainer. Hij heeft hem een paar keer uit de nood geholpen. Toen Rainer ziek was, heeft hij voor zijn familie zelfs een huis gekocht, zodat hij zich daar geen zorgen om hoefde te maken. Dát is heldenmateriaal voor mij. En dan is er nog that Neil Young fellow. De reden waarom ik gitaar ben beginnen te spelen. Dat zijn er drie. Denk jij aan nog anderen?

Bob Dylan misschien. Ik weet dat je hem ooit ontmoet hebt.

Gelb: Ontmoeten is veel gezegd. Ik heb een uur bij hem aan tafel gezeten, maar we hebben niets tegen elkaar gezegd. Hij straalde zo’n rare energie uit dat ik niet eens iets durfde te zeggen. Ik dacht: ‘Ik samen met Bob Dylan aan tafel? Dit is gewoon té raar.’ Bob Dylan is meer dan een held. Ik weet niet eens hoe ik hem zou moeten omschrijven. Ik weet alleen dat de wereld een eenzame plaats wordt als hij er niet meer is.

Nog een citaat van ‘Blurry Blue Mountain’: ‘Now that I amble over fifty/And the longest hours move so swiftly/Such fresh young folk look to me as pathfinder.’ Is 54 de leeftijd waarop een mens terugblikt en een balans opmaakt?

Gelb: Tot je vijftigste doe je maar en zie je wat er gebeurt – je volgt je gevoel. Eens de vijftig voorbij kun je conclusies beginnen te trekken of je gevoel juist zat. Het is een andere geesteshouding . Misschien is dat wel op de plaat te horen, ja.

Zat je gevoel juist?

Gelb: Ik heb toch geen spijt over de voor de hand liggende dingen.

Voor de hand liggend?

Gelb: Weet je, als mensen ouder worden, hebben ze de neiging om spijt te krijgen van dingen die ze niet gedaan hebben of dingen te betreuren die hen zijn aangedaan. Dat heb ik niet. Ik ben tevreden met wat ik bereikt heb. Je moet weten: ik kom uit Wilkes Barre, een klein stadje uit Pennsylvania. De enige toekomst die ik daar had, lag in de sodafabriek van mijn familie. Niet dat het daar zo slecht was, maar alleen al de gedachte benauwde me. Vanaf het punt dat ik er dankzij mijn muziek weg geraakte, was ik voldaan. Ik heb meer gekregen dan ik ooit gedacht had.

ALLEGRIA

Nieuw solo-album uit op 14/2 bij Firerecords. Voor info over de re-issues, check firerecords.com.

DOOR GEERT ZAGERS

‘Er zijn slechtere bijnamen dan de ‘Peetvader van de alt.country’.’

‘De wereld wordt een eenzame plaats als Bob Dylan er niet meer is.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content