Je zoon opvoeden door hem drie films in de week te tonen? De Canadese schrijver David Gilmour probeerde het, en met succes. ‘Dat hij nu zelf regisseur geworden is, lijkt eigenlijk een grap.’
Sommige ouders sturen hun weerspannige tienerzoon naar het leger, maar de Canadese schrijver en ex-filmcriticus David Gilmour – neen, niet die van Pink Floyd – pakte het net iets anders aan. Toen zijn schoolmoeë zoon Jesse op het verkeerde pad dreigde te raken, bedacht hij een erg originele manier om hem in het gareel te krijgen: de jongeman moest niet meer naar school terugkeren, als hij samen met zijn pa drie films per week zou bekijken. Aangezien Gilmour zelf net zijn werk kwijtgeraakt was, had die genoeg tijd omhanden en de volgende maanden joegen de twee er samen in de zetel de hele filmgeschiedenis door. Na elke vertoning gingen vader en zoon op de patio staan om te praten, over wat ze net gezien hadden en over het – redelijk turbulente – liefdesleven van Jesse. In De Filmclub vertelt Gilmour hoe het opvoedexperiment verlopen is.
In je boek lijkt het alsof de beslissing om met een filmclub te beginnen een plotselinge ingeving was. Is het echt zo spontaan gegaan?
David Gilmour: Het scheelde toch niet veel, al is het toch niet helemaal gelopen zoals in het boek. Als je De Filmclub leest, zou je denken dat Jesse van mij van school mocht gaan op voorwaarde dat hij drie films per week zou kijken. In werkelijkheid was hij al van school af toen ik op het idee kwam. Hij was een week of twee gestopt toen ik op een namiddag thuis kwam en hij in de zetel naar een of andere idiote talk-show lag te kijken. Ik besefte dat als ik niets deed hij voortaan zo zijn tijd zou doorbrengen, en dat wilde ik niet. En dus heb ik gezegd: ‘Als je bij mij wilt wonen, moet je iets terugdoen, namelijk samen met mij drie films per week bekijken.’
Is het in Canada eigenlijk legaal om op je 16e de school te verlaten?
Gilmour: Op je 16e wel, alleen was Jesse 15 jaar en zes maanden toen hij thuis bleef. Maar dat heb ik niet in het boek geschreven. (Lacht) Het kon me ook niets schelen, want ik wist dat ik geen zes maanden meer had. Als ik gewacht had tot hij 16 werd, was hij al van thuis weggelopen. Daarbij: ik ben ook professor literatuur geweest aan de universiteit van Toronto, als de politie dus aan de deur had gestaan, kon ik altijd nog zeggen dat ik aan ‘ home schooling‘ deed.
Hoe waren de reacties in je omgeving?
Gilmour: Och, niemand durfde het in mijn gezicht te zeggen, maar ik voelde wel dat ik bij de buren en de schooldirectie als een slechte en onverantwoordelijke ouder gebrandmerkt stond. Maar dat deerde me niet. Ik heb anderhalf jaar lang Jesses huiswerk gemaakt, hem naar drie verschillende scholen gestuurd, urenlang met hem gepraat… Ik heb het echt wel geprobeerd, hé? Toen ik het opgaf, was ik dus niet in de stemming om iemand anders over mij te laten oordelen.
Er was één uitzondering: Jesses leraar Engels. Die zei: ‘School is niet voor iedereen weggelegd, en uw zoon is een van die mensen.’ En dat was dan een van de beste leraars die ik ooit gekend heb, het soort leraar aan wie schrijvers hun eerste boek opdragen omdat hij hen op de weg heeft gezet! Toen dacht ik: laten we het er maar op wagen. We keken trouwens voor de start van de filmclub ook al samen naar films, maar het was pas toen dat ik er echt een regel van maakte.
En waarom dan drie per week?
Gilmour: Als ik had gezegd dat hij vijf films per dag moest zien, hoe lang had hij het dan volgehouden, denk je? Op school had hij echt afgezien en toen hij het opgaf, voelde hij zich een mislukkeling. Ik wilde hem een nieuwe teleurstelling besparen. Maar we hebben er uiteindelijk veel meer bekeken, hoor. In het boek heb ik er maar honderd opgenomen, omdat ik niet wilde dat het alléén maar over film zou gaan. In totaal hebben we er waarschijnlijk vier keer zoveel gezien.
Hoe heb je de lijst samengesteld? Ik zag er niet meteen veel logica in. Je bent begonnen met ‘Les 400 Coups’ van François Truffaut en daarna kwam ‘Basic Instinct’ van Paul Verhoeven.
Gilmour: Ik wilde geen hypocriet zijn. Ik wilde hem geen films tonen die ik zelf vervelend vond, maar die zogezegd ‘goed’ voor hem zouden zijn. Er was eigenlijk maar één criterium: het moest een film zijn waarvan ik hield of ooit gehouden had. Dus ik wilde dat hij zou beginnen met een klassieker en daarna een beetje plezier zou hebben. Les 400 Coups vond Jesse redelijk saai, maar dat had ik ook verwacht: als Noord-Amerikaan moet je de grammatica van de Europese film leren kennen om ervan te genieten. Basic Instinct sloeg wel in, maar die film is uiteindelijk ook voor tienerjongens gemaakt.
Hebben jullie vaak films opnieuw bekeken?
Gilmour: Oh ja, ik geloof dat de tweede keer dat je een film ziet eigenlijk de eerste keer is. Je moet weten hoe het verhaal eindigt om te zien hoe goed een film gemaakt is. Tweede- of derderangsfilms geven de eerste keer al hun geheimen prijs, maar goede films houden wat achter. Ik heb hem ook aangemoedigd om zoveel mogelijk zijn oordeel over een film te bewaren tot hij hem een tweede keer gezien had. Toen hij Les 400 Coups twee jaar later opnieuw zag, vond hij hem bijvoorbeeld ‘grandioos’. Hij heeft ook op eigen houtje dingen opnieuw bekeken: The Godfather II heeft hij waarschijnlijk vijf of zes keer gezien, Annie Hall zelfs dertien keer.
Heb je ooit getwijfeld of je er met je filmdieet goed aan deed?
Gilmour: Och, alleen de eerste achttien maanden. (Lacht) Toen werd ik een à twee keer per week wakker rond vier uur ’s morgens en dacht ik: je hebt geen werk, je boek is net geweigerd, zit je écht in een positie om een tiener te tonen wat hij met zijn leven moet doen? Als hij 45 is, zal hij nog altijd pizza’s aan huis leveren, en dan is dat jouw schuld.
Er staat een hilarische passage in het boek waarin jij aan je zoon moet uitleggen waar Florida ligt.
Gilmour: Ik dacht eerst dat hij een grapje maakte toen hij dat vroeg. Ik antwoordde gewoon: ‘In het zuiden.’ En toen bleek dat hij niet wist in welke richting het zuiden lag! Op dat moment heb ik een paniekaanval gekregen. Hij wist dat Bernardo Bertolucci Last Tango in Paris heeft geregisseerd, maar hij wist verdorie niet waar Frankrijk lag.
En wat was dan de eerste film waarbij je dacht: dit zou kunnen werken?
Gilmour:Ran van Kurosawa. Toen heb ik gezien dat hij echt door film gevoed werd. Ik dacht dat hij zich dood zou vervelen, maar hij was – zonder overdrijven -gehypnotiseerd. Die film (over een oude heerser die de fakkel aan zijn drie zoons doorgeeft; nvdr.) gaat over hoe fundamenteel eenzaam we allemaal zijn, en hij herkende zich daar helemaal in. Toen wist ik dat we ergens kwamen. Ik denk niet dat je echt van films leert, maar wel dat je jezelf erin kunt herkennen en zo voelt dat je niet alleen bent.
Zoals bij de slotscène van ‘La Dolce Vita’, die je beschrijft in je boek, waarin het meisje het publiek aankijkt.
Gilmour: Ja, ik kon niet geloven hoe krachtig zijn reactie daarop was. Ik was 25 toen ik La Dolce Vita voor het eerst zag, en vond er eerlijk gezegd weinig aan. Maar hij was er door opgeslokt. Dat einde heeft hij keer op keer afgespeeld. Op den duur nam hij zelfs zijn vrienden mee naar huis om hen die scène te tonen. Die stonden daar dan met hun handen in hun broek te kijken, terwijl hij dolenthousiast commentaar gaf. (Lacht)
Heb je zelf dingen bijgeleerd?
Gilmour: Het is grappig. Toen we begonnen, was ik eigenlijk een beetje op films uitgekeken. Ik ben vijftien jaar lang criticus geweest, en dat beroep kan ervoor zorgen dat je films begint te haten, omdat je zoveel rommel te zien krijgt. Maar nu heb ik echt herontdekt hoe fantastisch het kan zijn om een goede film te bekijken.
Ik heb wel geleerd dat er in mijn hoofd een hoop ‘ idées fixes‘ over film zitten. Ik had bijvoorbeeld mijn zoon nodig om me ervan te overtuigen dat Citizen Kane níét de beste film aller tijden is. Toen hij die gezien had, zei hij: ‘Oké, het is een fantastische film, maar je kunt toch niet menen dat hij beter is dan The Godfather II?’ En hij had natuurlijk gelijk. Hetzelfde met A Hard Day’s Night. Ik ben een grote Beatles-fan, maar als je die film objectief bekijkt, dan moet je toegeven: hij is gewoon ‘silly’.
Welke films hebben de meeste indruk op hem gemaakt?
Gilmour:The Godfather II en Ran, True Romance van Quentin Tarantino en A Streetcar Named Desire, en dan vooral de acteerprestatie van Marlon Brando. En The Shining van Stanley Kubrick, daar was hij ook weg van.
Je zoon besluit op het einde van de filmclub om toch nog zijn school af te maken en verder te studeren. Wat is er sindsdien gebeurd?
Gilmour: Hij is onlangs met de opnames van zijn debuutfilm begonnen. Dat had ik eerlijk gezegd niet zien aankomen. Een jaar geleden zat hij nog op de universiteit, waar hij kunstgeschiedenis studeerde. Maar afgelopen maart, vlak voor zijn examens, zei hij: ‘Ik heb iedereen getoond dat ik de universiteit aankan, maar eerlijk gezegd zie ik mezelf dit geen vier jaar meer doen.’ Hij wou naar Vietnam en een scenario schrijven – ik denk dat hij beïnvloed was door de openingsscène van Apocalypse Now. Hij heeft dat ook gedaan, en zijn scenario heeft hij dan naar de filmschool van Praag opgestuurd. Die heeft hem aanvaard, maar toen hij die selectiebrief kreeg, zei hij: ‘Eigenlijk heb ik geen zin in filmschool, ik wil het vak al doende leren.’ En dus heeft hij beslist om met zijn deel van de opbrengst van het boek een film te maken. Op dit moment is hij in Toronto de casting aan het doen.
Van een ‘happy end’ gesproken…
Gilmour: Ja, ik weet het: het is bijna too good to be true. Als je een film zou zien die zo eindigt, zou je denken: Oh come on, het zal wel! Al waren er achteraf gezien wel momenten tijdens de filmclub dat ik het had kunnen voorspellen. Kijk: de meeste mensen die naar een film kijken, hebben alleen maar aandacht voor het verhaal. Als een 17-jarige dan vol passie over de belichting in Last Tango in Paris praat, moet je eigenlijk beseffen dat hij misschien wel talent heeft. (Lacht) Daarom was hij ook zo gek van The Shining, besef ik nu: ik dacht altijd dat het was omdat het zo’n spannende film is, maar hij zag wat voor een kunstwerk dat eigenlijk is.
Denk je dan dat het dankzij de filmclub is dat hij nu zelf in het vak zit?
Gilmour: Toen we in de VS samen een interview gaven, was hij net aanvaard door de filmschool van Praag. Een journalist vroeg hem waarom hij dan besloten had om toch niet te gaan, waarop hij zei: ‘Ik ben al naar de filmschool geweest. Alleen was het drie jaar in de huiskamer van mijn vader.’ Dat was heel ontroerend, maar eerlijk gezegd denk ik dat er al voor De Filmclub een regisseur in hem zat. We zijn wie we zijn, en we worden al heel vroeg in ons leven gevormd. Niemand heeft me ooit aangemoedigd om te schrijven, en toch wist ik al op mijn 14e dat ik schrijver wilde worden. Ik krijg vaak de vraag of mijn methode voor iedereen zou werken, en dan zeg ik: ‘Neen, ik heb gewoon ongelooflijk veel geluk gehad dat ik net datgene heb uitgekozen waarvoor hij aanleg had.’ Dat hij regisseur wordt, lijkt eigenlijk een grap. Als je echt iets uit het boek kunt leren, dan is het dat tienerzonen tijd met hun vader moeten doorbrengen. Mijn zoon had mijn aandacht nodig, en de films waren gewoon een middel om ons samen in de kamer te krijgen. Maar eigenlijk maakt het niet uit wat je doet: je kunt samen gaan skydiven, zolang je maar tijd maakt voor je zoon.
Door Stefaan Werbrouck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier