Dat er tot het einde der tijden films over Christus zullen worden gemaakt, is een kruis dat we nu eenmaal moeten dragen. Maar verdienen die vooral uit Hollywood afkomstige bijbelse kitschspektakels wel de toorn van de devote filmkenner? Of zijn ze aan een welkome verrijzenis toe? Een overzicht.

op dvd: ‘Monty Python’s Life of Brian’, ‘The Robe’, ‘Ben Hur’, ‘Barabbas’, ‘Il Vangelo Secondo Matteo’ en ‘The Last Temptation of Christ’

‘King of Kings’ van Nicholas Ray, vrijdag 18/4 – 16.25 BBC2

Ben-Hur (1926) van Fred Niblo, VS

Jezus Christus maakte al gastoptredens in Hollywood toen de filmindustrie nog in de kinderschoenen stond, maar we moeten wachten op de eerste superproductie naar de bestseller van Generaal Lew Walace vooraleer de Messias een belangrijke supporting role verovert. Niblo introduceerde in de enscenering van Christus ook de ‘Schroomvallige Benadering’ (die in de jaren vijftig zou verrijzen): Jezus is te heilig om Hem ten voeten uit of in close-up te tonen. Ofwel zien we Hem in de verte, ofwel worden we getrakteerd op een glimp van Zijn arm, Zijn been, Zijn handen. De enige keer dat we Hem voluit in beeld zien, is tijdens een herschepping van Leonardo Da Vinci’s Laatste Avondmaal, maar dan is Zijn gelaat onklaar gemaakt door een stralenkrans (in vroege two-strip Technicolor nog wel).

The King of Kings (1927) van Cecil B. DeMille, VS

Het eerste integrale Christusleven – van de kribbe tot het kruis – hebben we te danken aan Cecil B. DeMille die gretig het filmdoek als canvas gebruikte voor het weelderig etaleren van zijn pseudo-religieuze obsessies. Vooral in de grote finale weet DeMille van geen ophouden: de dramatische kruisiging in clair-obscur (met dank aan Rubens en Gustave Doré) ontketent een elektrische storm die op zijn beurt voor aardschokken zorgt. Terwijl de Romeinen onder de vallende rotsblokken worden bedolven, blijft Jezus roerloos aan het kruis genageld, niet eens afgeleid door een rondvliegende witte duif.

Golgotha (1935) van Julien Duvivier, Fr

Met de intrede van de geluidsfilm kreeg Christus ook een stem, al sprak Hij wel eerst een mondje Frans. Deze toen peperdure productie laat de grote Franse monstres sacrés uit de jaren dertig opdraven: Robert le Vigan als Jezus, Harry Baur als kindermoordenaar Herodes, de proletarische Jean Gabin als de man die zijn handen wast in onschuld en Edwige Feuillière als de eega van de landvoogd van Judea. Duvivier laat religieuze mystiek links liggen en concentreert zich op een zo getrouw mogelijke illustratie van de gebeurtenissen die tot de kruisdood van Jezus van Nazareth hebben geleid.

The Robe (1953) van Henry Koster, VS

Gezien het rijkelijke picturale potentieel van de Heilige Schrift, hoeft het niet te verbazen dat 20th Century Fox voor zijn eerste proeve in Cinemascope met iets bijbels op de proppen kwam. Richard Burton is duidelijk in zijn nopjes als Marcellus, de Romeinse tribuun die het bevel voert over de kruisiging, ten prooi raakt aan helse kwellingen tot hij het licht ziet en hij alleen nog vijanden van de Heiland aan zijn zwaard rijgt. Henry Koster herstelt de ‘respectueuze’ Christusbenadering in ere: we krijgen de intrede van de Messias in Jeruzalem en de kruisdood van ver te zien en de anonieme Jezusacteur krijgt maar één zinsnede ( ‘Father, forgive them…’), die hij weliswaar met licht Brooklyns accent debiteert.

Ben-Hur (1959) van William Wyler, VS

Wylers kolossale remake laat het verzonnen verhaal van de joodse prins af en toe het Christusverhaal doorkruisen: Jezus is de enige die de in ongenade gevallen Ben-Hur (Charlton Heston) wat drinkwater durft aan te reiken; rond Goede Vrijdag krijgt Ben-Hur uitgebreid de gelegenheid om deze geste te retourneren. En tijdens de verbluffend schilderachtige Kruisiging worden Ben-Hurs moeder en zuster door het bloed van de Heiland van hun lepra genezen. Mede door de almachtige muziek van Miklos Rosza ga je ook nog geloven wat je ziet.

King of Kings (1961) van Nicholas Ray, VS

‘I Was a Teenage Jesus’, zo beschimpten scribenten destijds deze film van Rebel With-out a Cause-regisseur Nicholas Ray, met de Beach Boy-achtige Jeffrey Hunter in de titelrol. De tijd is mild geweest voor deze typische mastodont van de in Spanje gevestigde Samuel Bronston, de spirituele zoon van Cecil B. DeMille die op de vlakten van Almeria antieke werelden tot leven wekte. Het ontbreekt dit Spanish Hollywood-evangelie zeker niet aan kitschtaferelen (een schaarsgeklede Salome die een striptease ten beste geeft zonder te strippen), maar het gigantische spektakel (zevenduizend figuranten tijdens de Bergrede) is ook rijk aan ideeën (Barabbas als een politieke rebel). En de mise-en-scène is ronduit schitterend (de melodramatische dood van koning Herodes die door zijn zoon van zijn troon wordt getrapt). Zelfs Jeffrey Hunter is een meevaller: hij is intens charismatisch en beweegt zich waardiger door de menigte dan welke mediageile verkiezingskandidaat ook.

Barabbas (1962) van Richard Fleischer, VS

We krijgen de vertrouwde taferelen uit de Lijdensweg van Christus (Roy Mangano) te zien vanuit het perspectief van ’s werelds beroemdste dief Barabbas (Anthony Quinn). Wat Fleischer plechtig vastlegt in een prachtige ‘ontdubbelde’ mise-en-scène van voor- en achtergrondhandeling. Jezus legt er al snel na de begingeneriek het bijltje bij neer, maar Zijn geest blijft de volgende twee uur Barabbas achtervolgen, tot die zelf als bekeerling aan het kruis sterft.

La Ricotta (1962) van Pier Paolo Pasolini, It

P.P.P. kreeg het aan de stok met het gerecht voor deze godslasterlijk geachte episode uit de film RoGoPaG. In deze film-in-de-film (met Orson Welles als regisseur) toont Pasolini wat er misgaat bij de opname van de kruisiging voor een commerciële film over het leven van Christus. De arme acteur die de vervanger van Christus speelt, sterft na het verslinden van te veel ricotta aan een indigestie op het kruis. Pasolini zette met deze reprimande de godsdienst in Italië het mes op de keel, maar hij was ook niet te beroerd om zijn kunsthistorische eruditie uit de kast te halen: bijvoorbeeld met een tableau vivant van Rosso Fiorentino’s Kruisafneming uit 1521, waarvoor hij plotseling van zwart-wit naar kleur overschakelt.

Il Vangelo Secondo Matteo (1965) van Pier Paolo Pasolini, It

Pasolini draaide zijn grote Christusverhaal in zwart-wit met niet-professionele acteurs en met hortende camera op de kale heuvels van het binnenland van Calabrië, een schraal landschap dat een en al miseria uitstraalde. Zijn Christus (gespeeld door de Spaanse economiestudent Enrique Irazoqui) was zowel hard als zacht, zowel slachtoffer als heftige gesel van de tollenaars in de tempel.. Il Vangelo zorgde voor grote beroering onder katholieken: Pasolini werd zowel bekogeld met tomaten en eieren als onder de prijzen bedolven en zelfs de Heilige Vader verzocht om een privé-vertoning. Het blijft de favoriete Christusfilm van de pure cinefiel die zich niet laat bezoedelen door epische sensatie uit Hollywood.

The Greatest Story Ever Told (1965) van George Stevens, VS

De titel valt meteen met de deur in huis: je kunt het evangelie moeilijk nog plechtiger en nog langer (de originele versie duurde vier uur twintig) maken. Als voorbereiding op deze piëteitsvolle superproductie ging Stevens op audiëntie bij paus Johannes XXIII en besprak hij het scenario met David Ben-Goerion (de bijdrage van de Israëlische ex-premier blijft echter onduidelijk).

De casting zorgde destijds voor daverend hoongelach: naast de vele gastoptredens van Hollywoodgrootheden liet Stevens ook, op Lassie na, zowat alle populaire televisiesterren de Calvarieberg beklimmen. Charlton Heston zag de titelrol aan zijn neus voorbijgaan (hij mocht als compensatie Johannes de Doper spelen) toen de Rol der Rollen naar Ingmar Bergmans lievelingsacteur ging. Max Von Sydow is een vrij saaie Christus, even droog als de eenzame hoogten in Utah waar de Ultra Panavision camera’s neer-streken. ‘Hij heeft maar één expressie, een van een licht ongemak, alsof er een keitje in zijn sandaal zit’, schreef Newsweek. De verrassende verschijning in dit westerndecor van de Duke himself zorgt dan weer voor een van de kostelijkste momenten uit de filmgeschiedenis. Opgetut als een Romeinse honderdman snauwt John Wayne nadat hij Jezus aan het kruis ziet sterven: ‘Truly this man was the Son of Gawd.’ Een en ander belet geenszins dat van dit monumentale Christusverhaal een grote kracht uitgaat en Stevens’ mise-en-scène gewoon goddelijk is.

Jesus Christ Superstar (1973) van Norman Jewison, VS

Eind jaren zestig zorgde de rockopera Jesus Christ Superstar van Andrew Lloyd Webber en Tim Rice voor wat Time een ‘Gold Rush to Golgotha’ noemde. Jewison draaide zijn zingende en dansende filmversie volledig op locatie in Israël, maar de vermeende échte locaties zijn minder imponerend dan de stand-indecors uit vroegere Hollywoodversies. De Christusfiguur is hier een door Zijn omgeving gecreëerde supermens die uiteindelijk de heilsboodschap die van Hem wordt verwacht niet kan waarmaken en door Zijn volgelingen onder de voet wordt gelopen. Hoofdrolspeler Ted Neeley doet er met zijn weke engelachtigheid nog een schepje bovenop en Jewison bezondigt zich nog geen klein beetje aan zoomlenseffecten en andere goddeloze technische foefjes.

Godspell (1973) van David Greene, VS

In deze op een Broadwaymusical gebaseerde modernisering van het evangelie wordt de Mattheusversie naverteld in een reeks muzikale nummertjes (geschreven en gecomponeerd door Stephen Schwarz), opgevoerd door een stelletje hippies in de straten van New York. De Christusfiguur houdt het midden tussen een hermafrodiet en een circusclown, zijn apostelen worden gespeeld door een troep bekkentrekkende vogelverschrikkers. Kortom: een religieuze horrorshow voor Jezusfreaks.

Il Messia (1975) van Roberto Rossellini, It

Rossellini’s even schrale als didactische Christusfilm sluit minder aan bij zijn neorealistische beginperiode dan bij de historische films in documentairestijl die hij in de jaren zestig voor televisie maakte. De cineast is niet geïnteresseerd in de schilderachtige tableaus uit het Nieuwe Testament, wel in het gedachtegoed van het christendom.

Jezus of Nazareth (1977) van Franco Zeffirelli, VK

Franco Zeffirelli ging er prat op dat hij zich voor deze tv-serie (waaruit ook een bioscoopfilm werd gemonteerd) op de vier evangelies inspireerde, dat de Palestijnse wereld uit die tijd nauwgezet werd herschapen en dat de grote namen stonden aan te schuiven om te mogen meespelen. Het resultaat is van een afgelikte en bestudeerde schoonheid en lijkt op een cultuurhistorisch museumstuk, gekoppeld aan een fraaie diavertoning van Tunesische natuurwonderen. De scenaristen (Anthony Burgess, Suso Cecchi d’Amico en Zeffirelli zelf) doen alsof ze Christus (Robert Powell) van zijn goddelijke sokkel slaan en er een figuur op mensenmaat van maken, maar het resultaat is vis noch vlees. Dit is een van de prestigeproducties van de Engelse producer Sir Lew Grade, die toen hij het budget zag, geld wilde besparen door drastisch in het aantal apostelen te snoeien. Wat helaas niet geschiedde.

Monty Python’s Life of Brian (1979) van Terry Jones, VK

De Pythons parafraseren het leven van Christus: hun protagonist is de sukkel Brian die wordt geboren op een boogscheut van het kerststalletje, later door het volk tot Messias wordt gebombardeerd, voor de eer bedankt, maar toch niet aan de kruisdood ontsnapt. Terwijl de andere terdoodveroordeelden in koor Always look on the bright side of life zingen. Life of Brian drijft ook lustig de spot met de religieuze spektakelfilms in bombastische Technicolorstijl, maar helaas komt Terry Jones nog niet aan de hielen van de eerste de beste Hollywoodhuurling. En alleen onverbeterlijke kwezels zullen het blasfemisch vinden.

The Last Temptation of Christ (1988) van Martin Scorsese, VS

Met zijn vermenselijking van de Christusfiguur creëerde de diepgelovige Martin Scorsese een schandaal van jewelste, dat her en der tot hysterische gewelduitbarstingen leidde. In deze adaptatie van de gelijknamige roman van Nikos Kazantzakis is Christus (Willem Dafoe) een vertwijfelde profeet, in een genadeloos gevecht gewikkeld tussen de geest en het vlees. Aan het kruis wacht Hem een laatste verzoeking en volgt het fel betwiste visioen waarin de Heiland met Maria Magdalena trouwt en een gezin sticht. De vreugden van het rustige leven in Galilea inspireerden Scorsese minder dan de inherente wreedheid van het passieverhaal: zijn apocalyptische Golgotha-scènes bezitten een barbaarse glorie die de gebruikelijke Hollywoodse bidprentjes ver achter zit laat. Het enige wat écht choqueert, is het bizarre spektakel van getormenteerde New Yorkse method actors die in de woestijn bijbelse joden vertolken.

Jésus de Montréal (1989) van Denys Arcand, Can

In deze zwaar overschatte film uit Quebec voert Denys Arcand een klein alternatief toneelgezelschap op dat in de tuinen van de lokale kerk en op de heuvels van Montréal een moderne versie brengt van het Passieverhaal. De jonge acteur (Lothaire Bluteau) die Christus moet incarneren, zoekt zijn discipelen op rare plaatsen (in dubbingstudio’s van pornofilms bijvoorbeeld), maar weet ze met zijn religieus vuur te motiveren. Arcands moderne transpositie van het Nieuwe Testament is vaak flauw: de farizeeërs worden showbizzlieden, Satan is een tv-producer. Ja hoor, het evangelie is vatbaar voor vele interpretaties, zo luidt de blijde boodschap.

The Passion (2003) van Mel Gibson, VS

Een Christusfilm van een Australische Hollywoodster die zich katholieker waant dan de paus en zijn eigen dochter het klooster in stuurde: laat deze kelk aan ons voorbijgaan. Naar verluidt zou Gibson in de Romeinse Cinecittà-studio’s zo feitelijk mogelijk de laatste twaalf uur in het leven van Christus (James Caviezel) reconstrueren, zoals opgetekend door Marcus, Lucas, Mattheus en Johannes. Let wel: omwille van de authenticiteit zijn de dialogen in het Latijn en het Aramees. In Hollywood denken ze dat Gibson helemaal kierewiet is geworden.

Door Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content