Na een halfjaar over en weer vliegen naar de VS is Erik Van Looy weer in het land om ‘De Slimste Mens’ te presenteren. Nog niet met een film in zijn rugzak, maar wel met een pak sterke verhalen over de iconen van Hollywood. ‘Met Keanu Reeves door de straten van Londen lopen, dat is toch wat anders dan als presentator over de dijk van Blankenberge wandelen.’
Erik Van Looy (44) is moe als we hem ontmoeten. De opnames van De Slimste Mens zijn net begonnen, en hij heeft de afgelopen nacht maar een uurtje geslapen. ‘Ik hoop dat ik alles een beetje op een gestructureerde manier kan vertellen’, zegt hij. Want hij heeft veel te vertellen: de voorbije zes maanden is Van Looy geregeld naar de Verenigde Staten gevlogen om er te werken aan de filmprojecten die de studio’s hem in de nasleep van De Zaak Alzheimer hebben aangeboden. Veel concrete resultaten heeft hij nog niet, behalve dan een beter inzicht in hoe Hollywood werkt. Maar om op te warmen, beginnen we met een vraag over het nieuwe seizoen van De Slimste Mens, de quiz die Erik Van Looy deze winter al voor de vierde keer presenteert.
Was het moeilijk om kandidaten te vinden? Het leger BV’s groeit wel gestaag, maar niet altijd met mensen die voor de titel van slimste in aanmerking komen.
Van Looy: Er zitten toch weer een paar grote namen bij, zoals Martine Tanghe of Chris Van den Durpel of Mark Eyskens. Die laatste heeft lang geweigerd. De eerste keer dat we hem belden, drie jaar geleden, zei hij: ‘Ach, de mensen denken dat ik de slimste mens ter wereld ben, laat ons dat maar zo houden.’ (lacht) Marc Reynebeau doet trouwens ook mee, daar kijk ik echt naar uit. Ik denk dus dat de lijst even goed is als vorig jaar. Dat moet ook: als we aan de – met alle respect – ‘ Stan- ley’s Route-BV’s’ moeten beginnen, houden we er beter mee op.
Heb je veel werk om deelnemers te overtuigen? Wie David Davidse heeft zien sterven…
Van Looy: Mensen zijn bang – er heeft vorige week zelfs nog een zwaargewicht afgebeld – en zelfs zij die al jaren op tv komen, zoals Martine Tanghe, zijn van begin tot eind heel geconcentreerd. Hoe onnozel het ook is: voor de meeste deelnemers is goed presteren een zaak van staatsbelang.
De grootste verandering is natuurlijk dat Rik Torfs in de stoel van Marc Reynebeau zit. Zijn jullie al op elkaar ingespeeld?
Van Looy: Bij de eerste twee afleveringen was het nog wat zoeken, maar gisteren, bij de opname van de derde aflevering, was hij heel goed. Rik Torfs is een meesterlijk improvisator, en we zullen hem ook zo uitspelen. Vroeger lag veel vast in een scenario, maar Rik rendeert het meest als er iets onverwachts gebeurt.
Heeft hij getwijfeld?
Van Looy: Hij was voorzichtig, maar dat siert hem. Ik kan ook niet werken met mensen die meteen zeggen: ‘Geen probleem, ik doe dat wel even.’ Ik heb twijfelaars en onzekere mensen rond mij nodig, die boezemen mij veel meer vertrouwen in. Waarschijnlijk omdat ik ook zo ben.
Hebben jullie niet getwijfeld? Rik Torfs komt al elke dag op tv.
Van Looy: Ja, maar vooral in programma’s als TerZake of Morgen Beter. En de mensen die daarnaar kijken zijn niet per se het publiek van De Slimste Mens. Het leuke aan Rik is ook dat hij niet te beroerd is om af te dalen naar de kelders van het lichtere amusement.
Maar bij televisie loert de oververzadiging altijd om de hoek. Ben je daar zelf mee bezig?
Van Looy: Ik probeer tussen mijn programma’s compleet te verdwijnen. Ik ben in maart gestopt met De Pappenheimers en daarna heb ik zes maanden geen enkel interview gedaan. Het probleem is vaak de ‘vox BV’: als je bekend bent, word je door iedereen om je mening gevraagd, ook over dingen die niets met je beroep te maken hebben. Zo kom je echt elke dag in de boekskes. Maar het is vaak moeilijk om nee te zeggen. Als ik in de auto zit, en ze bellen over een of andere nieuwe speler van Antwerp, dan heb ik op een minuut verteld wat ik daarvan vind. Terwijl ik tien minuten nodig zou hebben om uit te leggen waarom ik mijn mening niet wil geven. Maar ik probeer er dus heel spaarzaam mee om te gaan.
Toen je begon met ‘De Pappenheimers’ zei je in een interview dat je nog maar een paar jaar tele- visie wou maken.
Van Looy: Dat heeft daar ook mee te maken. Als presentator ben ik van het onhandige type, en dat vindt men blijkbaar charmant. Maar de dingen die vandaag sympathiek overkomen, kunnen over vijf jaar geweldig in je gezicht kletsen. Kijk maar naar Rob Vanoudenhoven, die nu af en toe gepakt wordt op die zaken die men vroeger fantastisch vond. Al moet ik toegeven dat ik De Slimste Mens echt wel graag doe, en dat merk je ook. In het echte leven ben ik geen geweldige lacher, maar op televisie ben ik een stuk vrolijker. Omdat ik mij daar zo amuseer.
Is presenteren gemakkelijker dan regisseren?
Van Looy: Filmmaken is met olifanten de Alpen over trekken, een quiz is hoogstens een heuvel van de Ronde van Vlaanderen. Zeker als je de vrijheid krijgt om te zijn wie je bent, en die heb ik in De Slimste Mens. Ik kan op mijn gezicht gaan, wetende dat die momenten er toch uitgeknipt worden. Hoewel: de meeste bloopers van De Slimste Mens zijn uitgezonden (lacht). Ik heb er wel voor gekozen om twee keer in een programma te stappen dat al liep. Als je met iets nieuws begint en dat scoort niet, dan voel je je waarschijnlijk ook als Hannibal. Wat Rob overkomen is met Robland, ik weet niet of ik dat zou aankunnen. Op dat vlak geldt voor tv hetzelfde als wat de legendarische scenarist William Goldman ooit zei over cinema: Nobody knows anything.
In hoeverre heeft je carrière als tv-maker invloed op je werk als filmregisseur?
Van Looy: Ik heb nu meer durf en vertrouwen, maar dat komt vooral door De Zaak Alzheimer. Er is een hoop ambitie en frustratie van me afgevallen, omdat ik me niet meer hoef te bewijzen. Aan de andere kant: de eerste dag dat ik opnieuw op de set sta, zal ik weer van nul moeten beginnen. Ik ben nog altijd een heel verlegen, stille jongen. Ik benijd mensen die een kamer binnenkomen en die automatisch vullen, zoals Paul Verhoeven of Jan Verheyen. Ik kom een kamer binnen en ga op zoek naar de hoek. Daarom heb ik ook al vaak getwijfeld of ik het juiste vak heb gekozen. Ik ben dol op film maar je moet als regisseur ook nog een natuurlijke autoriteit hebben en die heb ik niet. Mijn zevenjarige zoon luistert naar mijn vrouw, niet naar mij.
Ben je dan niet bang dat ze over je heen zullen lopen in Amerika?
Van Looy: Ja. In Hollywood ben ik sowieso een nobody, en bovendien is de Amerikaanse maatschappij zeer assertief: een Amerikaan vult altijd de kamer. Ik ben op bezoek geweest bij Bruce Joel Rubin, de scenarist van Ghost en regisseur van My Life, en die zei me dat je tijdens de opnames iemand moet ontslaan vóór de derde dag. Anders zullen ze je nooit serieus nemen. (lacht) Ik heb er al aan gedacht om iemand uit België mee te nemen om daar te ontslaan. Maar goed: ik ben nu toch al een tijdje in Hollywood bezig met de voorbereiding van mijn projecten, en ik leer er wel mee om te gaan.
Probeer je zelf een grotere mond op te zetten?
Van Looy: Die leeftijd ben ik voorbij, dat ik me anders gedraag om te krijgen wat ik wil. Dit is wie ik ben en zo zal ik het doen. De rol van de assertieveling zal ik toch nooit kunnen spelen. Maar ik ben er wel bang voor. ‘Hollywood’ klinkt voor de meeste mensen als één groot avontuur, maar ik weet gewoon dat het niet van een leien dakje zal lopen.
Je hebt ook een slecht moment uitgekozen: nooit eerder is er zo de vloer aangeveegd met regisseurs.
Van Looy: In de jaren 70 had je wel een paar machtige regisseurs zoals Francis Ford Coppola of Roman Polanski, maar dat zijn toch mensen van een ander kaliber. En die tijd ligt ver achter ons. Positief is wel dat heel veel films in Hollywood gedraaid worden door buitenlandse regisseurs. Universal heeft me gevraagd voor Dream House, een heel klassieke bovennatuurlijke thriller met een budget van 40 miljoen dollar. Dan denk ik: er moeten toch honderd Amerikaanse regisseurs zijn die dat even goed kunnen?
Misschien hopen ze dat ze een buitenlander makkelijker kunnen domineren?
Van Looy: Dat kan, hoewel ze daar niet de beste ervaringen mee hebben. Ik denk dat ze vooral beseffen dat ze nieuwe ideeën nodig hebben, een frisse kijk. Al maak ik me op dat vlak weinig illusies. Dat ik veel aanbiedingen krijg, komt doordat De Zaak Alzheimer een Europees flegma heeft, maar tegelijk heel erg hollywoodiaans is. De filmstudio’s weten dus dat ik niet zal afkomen met allerlei experimentele ideeën. Buitenlandse regisseurs mogen naar Hollywood komen, maar dan wel om de films te regisseren die zíj willen maken. Ofwel speel je daarin mee, ofwel doe je het niet. Op mijn leeftijd is het moeilijker om mee te spelen, maar het is natuurlijk ook niet eenvoudig om de snoepgoedwinkel in Hollywood te weerstaan.
Vooral voor het soort cinema dat jij wilt maken.
Van Looy: Mijn smaak leunt dicht aan bij Hollywood, dat klopt. Vooral het Hollywood van de jaren 70, de tijd waarin ik opgegroeid ben. Toen maakte men daar commerciële films met een scherp randje, zoals ik geprobeerd heb met De Zaak Alzheimer.
Hollywood is ondertussen wel veranderd: de meeste commerciële films zijn nu zo scherp als een tennisbal.
Van Looy: Ik zal moeten vechten, dat weet ik. Maar hoe slecht je die films ook vindt – en ze zijn vaak teleurstellend – het is en blijft de Champions League en ik wil ook wel eens voor Bayern München spelen. Maar niet te allen prijze. Tien jaar geleden hadden ze me voor gelijk wat kunnen vragen. Dan had ik allang toegezegd en een film gedraaid. Ik krijg bij wijze van spreken bijna elke dag een horrorscenario binnen. Als ik morgen zeg dat ik een horrorfilm wil doen, dan kan ik volgende week beginnen draaien. Dat is mijn probleem: als je geproefd hebt van commercieel én artistiek succes, dan is ‘een film maken in Amerika’ niet meer genoeg. Dan wil je een goéde film maken in Amerika. En dat is een pak moeilijker. Ik denk dat ik ondertussen al honderd scenario’s gekregen heb en daarvan zijn er vijf echt de moeite waard. Als ik het doe, wil ik een van die vijf maken en daarom heb ik me wat ‘hard to get’ opgesteld. En dat zou ertoe kunnen leiden dat het uiteindelijk niet doorgaat.
Terwijl de macht van de regisseur vermindert, is die van de acteurs nog nooit zo groot geweest.
Van Looy: De sterren bepalen alles, dat voel je. Na Shades en mijn avonturen met Mickey Rourke dacht ik dat ik het ergste wel meegemaakt had. Maar Rourke was een watje vergeleken met de verhalen die ik over sommige acteurs hoor, mensen van wie je het niet zou verwachten. Robert De Niro bijvoorbeeld, die drie uur te laat op de set komt en dan zegt: ‘Sorry, vandaag werk ik niet langer dan twee uur. Te nemen of te laten.’ Of Robert Duvall die ’s ochtends beslist dat hij die dag alles in één take wil opnemen. Of Denzel Washington: die schijnt heel erg te zijn. Tijdens de opnames van Man on Fire in Mexico werd hij iedere vrijdagavond met een privéjet overgevlogen naar Los Angeles omdat hij bij zijn gezin wou zijn. Op een dag hoorde een lid van de crew dat zijn dochtertje zwaar ziek was geworden. De staf kon hem niet meer op tijd op een vliegtuig naar LA krijgen, dus gingen ze aan Washington vragen of de man misschien mee mocht vliegen, gewoon ergens achteraan. Weet je wat die zei? ‘Sorry, maar die momenten op de jet, those are private moments.’ Het kon niet.
Zoals de roddeljournalist Walter Winchell ooit schreef: ‘Hollywood is a place where they shoot too many pictures, and not enough actors.’
Van Looy:(lacht) Dat ga ik zeker onthouden. John Badham (regisseur van onder meer Saturday Night Fever; nvdr.) heeft net een boek uitgebracht, I’ll be waiting in my trailer, over de spanningen tussen acteurs en regisseurs in Hollywood. Daarin schrijft hij dat Richard Brooks (maker van onder meer ‘In Cold Blood’; nvdr.) werken met acteurs ooit omschreef als ’the business of eating shit’. En Brooks was dan nog een assertieve regisseur en een macho die door iedereen gevreesd werd! Badham vertelt ook een prachtig verhaal over de opnames van Von Ryan’s Express in 1965. In die oorlogsfilm speelt Frank Sinatra een Amerikaanse gevangene die een plan opzet om 400 geallieerden te laten ontsnappen met een trein. Op het einde worden ze allemaal ingeladen, maar omdat de trein vertrekt, moet Sinatra zich opofferen en wordt hij neergeschoten. Oorspronkelijk zag de finale er helemaal anders uit, maar Sinatra vond het niet goed en wou een ander slot. Uiteindelijk kwamen ze tot een compromis: ze zouden twee finales filmen. Ze namen eerst het einde van Sinatra op en maakten daarna alles klaar voor de volgende opname. Maar ondertussen was Sinatra gewoon op het vliegtuig gestapt en vertrokken. (lacht)
Gelukkig ben ik nogal ‘starstruck’. Al sinds ik een kleine jongen was, heb ik filmsterren bewonderd. Toen ik op mijn veertiende voor het eerst naar Hollywood ging met mijn grootouders, wou ik iedere dag door Los Angeles rijden om te kunnen aanbellen bij de beroemdheden. Niet dat ze kwamen opendoen, maar het feit alleen al dat ik kon aanbellen bij James Stewart was genoeg. Dus hoe erg ze zich ook gedragen, ik blijf het wel geweldig vinden om met ze te kunnen werken. Bovendien: ze lokken volk naar de zalen.
De mensen die ervoor kunnen zorgen dat je films gemaakt worden, zijn net die onhandelbare sterren.
Van Looy: Ik heb geleerd dat er maar één land is waar het nog moeilijker is om films te maken dan Vlaanderen: Amerika. Bij ons is het grootste probleem om je film te financieren. Ginder moet je er niet alleen voor zorgen dat iemand 40 miljoen dollar wil investeren, je moet ook een acteur vinden in wie men zoveel wil investeren. En dat is aartsmoeilijk. Dream House hebben we eerst voorgelegd aan Joaquin Phoenix. We wilden hoog mikken en hij was perfect voor de rol. Maar Phoenix is niet de meest stabiele mens op de aarde, en het duurde drie maanden voor hij het scenario nog maar gelezen had. Het probleem is dat je in tussentijd niet naar iemand anders mag gaan, omdat je het dan helemaal mag vergeten als Joa-quin Phoenix dat te horen krijgt. Maar goed: na drie maanden weigert hij. Ik had niet anders verwacht want hij is heel kieskeurig. Maar op dat moment was de studiobaas die het project had goedgekeurd, al ontslagen. Zijn vervanger zag dat Phoenix de film niet wou doen en sloeg in paniek, met als gevolg dat het project werd ingetrokken en ik weer van voren af aan kon beginnen. Na een jaar zijn we nog altijd aan het vergaderen.
Waarmee ben je daarnaast nog bezig?
Van Looy: Naast Dream House is er nog Caught, een remake van de Franse politiethriller Police Python 357. Daar hebben we ook nog geen acteur voor, maar dat is een tamelijk duistere film, iets scherper van toon, dus is de zoektocht nog moeilijker. En het derde project is The Night Watchman voor Paramount, een film naar een origineel scenario van James Ellroy. Daarvoor hebben we wel een hoofdrolspeler: Keanu Reeves.
Dus daar staat het licht op groen?
Van Looy: Neen, het script zit nog niet goed. Ellroys scenario is al tien jaar oud, en dat voel je. Het verhaal is al een keer herschreven door Kurt Wimmer van Equilibrium, maar toen vond Keanu Reeves zich er niet in, dus is er nu een derde scenarist aan bezig. Dat is dus het andere uiterste: wel een ster, maar geen script. Maar Reeves is heel kieskeurig: hij wil alleen iets doen waar hij met zijn hart bij is. En daar bewonder ik hem ook voor. We hebben nu vier dagen samengewerkt, en je voelt dat hij integer is. Heel slim ook: er wordt vaak gezegd dat hij geen groot licht is, maar dat klopt helemaal niet. Toen ik hem voor het eerst ontmoette in Londen, vroeg hij onmiddellijk naar mijn favoriete boek. Ik zei: ‘ The Stranger’ by Camus, en hij begon zomaar de eerste tien lijnen uit dat boek uit zijn hoofd voor te dragen! En daarna vroeg hij wat ik van Houellebecq vond: omdat ik zei dat ik dat nog niet gelezen had, nam hij me mee naar een boekenwinkel om Platform en Elementaire Deeltjes voor me te kopen.
Met Keanu Reeves door de straten van Londen lopen, dat is toch wat anders dan als presentator van De Slimste Mens over de dijk van Blankenberge wandelen. Reeves is een icoon, zeker sinds The Matrix én een grote en knappe gast – even oud als ik, maar 15 jaar beter geconserveerd. Je zag mensen letterlijk achterovervallen toen we passeerden. Ik ben ook met hem gaan eten in New York: hij bestelde daar een fles wijn van 500 euro, om dan te horen dat ik nog nooit in mijn leven alcohol gedronken had. (lacht) Toen dacht ik dat ik mijn kans verspeeld had, maar hij kon ermee lachen. ‘ O, you don’t drink alcohol. Do you smoke?‘ ‘ No.’ ‘ Well, I hope you do shoot heroin.’ Hij is dus ook zeer geestig. Het was heel plezant om hem te ontmoeten, maar tegelijk heel intimiderend. Hij heeft zoveel films gemaakt…
Dat hij ook jouw vak kent?
Van Looy: Absoluut. Ik heb drie films gemaakt, terwijl mensen als hij – of een Mickey Rourke, of een Jan Decleir bij ons – er 30 à 40 hebben gedaan. Dan weet je bepaalde dingen. De titel van Badhams boek, I’ll be waiting in my trailer, verwijst naar het meest gebruikte zinnetje in confrontaties met acteurs. Met Mickey Rourke was dat ook zo. Elke ochtend las hij het scenario en als hij niet tevreden was, dan vroeg zijn assistente: ‘ Erik, can you come to Mickey’s trailer?‘ En dan wist je dat je weer vertrokken was voor een uur. Maar vaak kwam dat het resultaat ten goede omdat zulke acteurs weten waarmee ze bezig zijn. Dat is ook zo bij Keanu Reeves. Ik stelde in een scenariomeeting voor om een bepaalde scène zo en zo te doen en hij zei: ‘No Erik, you already did that in The Alzheimer Case.’
Hij had je film gezien?
Van Looy: Sterker nog, hij kon het verhaal van a tot z navertellen. Maar dat hebben veel mensen in Hollywood: die beheersen hun vak volkomen. Er wordt vaak gezegd: je hebt de regisseurs aan de ene kant en de dommekloten van de studio aan de andere kant. Vergeet dat maar: die gasten weten waar ze mee bezig zijn.
Het is niet ’the only asylum run by the inmates’, zoals de uitspraak gaat?
Van Looy: De mensen die ik ontmoet, moet je niets wijsmaken. Bovendien is hun grootste passie film, net als bij mij. In België ben ik een uitzondering, daar ademt iedereen cinema. Op Sunset Boulevard in Los Angeles zie je om de vijf meter affiches die zo groot zijn dat ze het landschap domineren. Hier moet je al naar de Kinepolis rijden om een poster te zien hangen. Oké: de echte Hollywoodervaring heb ik nog niet meegemaakt. Het kan dus zijn dat ik over een paar jaar die uitspraak onderschrijf, want het blijft natuurlijk een gekke wereld. Zes weken geleden heeft de derde scenarist van The Night Watchman zijn nieuwe versie afgeleverd. Je zou denken dat ik dat script dan te zien zou krijgen, maar vergeet het maar: Keanu Reeves moet het als eerste lezen. Hij heeft nu zijn opmerkingen doorgebeld en als die verwerkt zijn, krijg ik het scenario. Toen ik dat hoorde, heb ik meteen naar mijn agent gebeld, omdat ik dacht dat Paramount van mij af wou. Maar nee, dat is het systeem.
Zoals ze van Tom Cruise ook altijd zeggen dat hij overal zijn goedkeuring aan moet geven.
Van Looy: Ja. Dat is trouwens grappig: ik heb mijn contract bij Paramount gekregen twee dagen nadat ze Tom Cruise daar buiten hebben gegooid. Ze hadden blijkbaar nog wat geld over. (lacht) Maar ik bel nu om de twee weken naar mijn agent en als die zegt dat het in orde komt, ben ik er gerust in. Uiteindelijk werken zij op procent: als ik geen geld zie, zij ook niet.
Hoezo: ben je nog niet betaald?
Van Looy: Ik heb nu drie contracten lopen, maar daarvan is enkel dat voor Caught getekend. Mijn agent zegt dat ik de twee andere niet mag tekenen, want als Caught toch doorgaat, zullen ze me waarschijnlijk een proces aandoen. Maar die contracten zijn financieel niet fantastisch: ik denk dat ik voor mijn volgende film in België meer krijg. Voor Caught had ik een goede deal, maar dat is dus nog niet rond geraakt. Toen kwam Dream House: aangezien het budget daar 40 miljoen dollar was, dacht ik dat mijn loon ook wel in orde zou zijn. Vergeet het. Het was de helft van wat ik voor Caught zou krijgen. Omdat men er bij Universal, en ook bij Paramount, van uitgaat dat als je voor een grote studio een film maakt en dat lukt, je vertrokken bent. Zij investeren zogezegd in jouw talent. Nu: ik ben geen fantastische onderhandelaar, maar die agenten zijn dat wel en als zij zeggen dat dit gebruikelijk is, dan leg ik me daarbij neer. Maar het honorarium is dus niet exuberant. Voor Dream House en The Night Watchman is er wel nog een deel ‘development fee’, dat je krijgt om die films te ontwikkelen. Ik heb al dagen zitten werken aan die scenario’s, maar omdat ik niet teken, krijg ik het geld niet. Geloof me: als ik geen tv-werk deed, dan zou ik me dit niet kunnen permitteren.
Wat denken ze daar eigenlijk van in Hollywood, dat jij quizpresentator bent?
Van Looy: Ze vinden het fascinerend. Mijn agent, Endeavor, is een van de vier grote bureaus in Hollywood. Twintig jaar lang heb ik gewacht op een telefoontje van zo’n agentschap. Maar toen ze me belden en vroegen of ik naar Los Angeles kon komen, moest ik weigeren ‘because I’m hosting a quiz show here’. (lacht) Ik dacht dat ik mijn kans voorgoed verkeken had. Maar gelukkig moesten ze toch naar het filmfestival van Cannes, en op weg naar daar zijn ze toen naar België gekomen.
Kun je je tv-werk eigenlijk laten vallen als volgende maand het licht op groen gaat?
Van Looy: Dat is een probleem. Dream House speelt zich bijvoorbeeld af in de sneeuw. We kunnen dus niet opnemen in april of mei – hoewel er wel 2 miljoen dollar is vrijgemaakt voor valse sneeuw (lacht). Als ze morgen een acteur vinden die tijd heeft in januari, dan starten ze op. Zonder mij: ik kan het niet maken om De Slimste Mens te laten vallen en naar daar te gaan. (stilte) Ik heb voor mezelf uitgemaakt dat als er in januari nog niets rond is, ik dan in Vlaanderen een film opneem. De Zaak Alzheimer is bijna vier jaar geleden, ik kan ook niet blijven wachten. Op de duur ben ik 60 en heb ik geen enkele film meer gemaakt. Zowel Dossier K, de opvolger van De Zaak Alzheimer, als Loft, de thriller van Bart De Pauw over vijf mannen die een loft delen waar ze met hun minnaressen naartoe kunnen, zijn klaar en kunnen gedraaid worden, al dan niet met mij.
Klopt het dat De Pauw meegeschreven heeft aan een van je films?
Van Looy: Ja, aan The Night Watchman. Toen Paramount en Keanu Reeves mij vroegen, wilden ze dat ik een soort ruwe versie zou maken, op basis van de scenario’s die al bestonden. Onbezoldigd, want dat maakte deel uit van ‘het sollicitatieproces’. Dus heb ik samen met Bart De Pauw in een kamertje bij hem thuis een week lang aan dat nieuwe script gewerkt. Bart zei dan bijvoorbeeld: wat als we nu eens een scène zouden doen waarin het hoofdpersonage zijn vingers verliest? Dan belden we naar de producent en die zei: ‘O, that is a really good idea. I’m gonna call Keanu.’ En even later belde hij terug: ‘Keanu really likes it.’ Dan zit je daar in Lier, zo fier als een gieter! Bart is trouwens met een paar ideeën afgekomen die zij heel straf vonden. Zijn scenario voor Loft zou je volgens mij ook zo aan Hollywood kunnen verkopen.
Maar het is dus goed mogelijk dat ik volgend jaar gewoon met Bart De Pauw, Peter Van den Begin of Koen De Bouw sta te draaien. En met alle plezier, want dat zijn fantastische acteurs en die luisteren, meestal toch. Ik blijf erbij: tien jaar geleden was ik koste wat het kost naar Hollywood getrokken, maar nu niet meer. Misschien is dat wel net het probleem: het hoeft niet. Maar er zijn ergere dingen hoor. Het is typisch Vlaams: dan mogen ze eens een Hollywoodfilm maken, zeuren ze nog!
EXTRA OP WWW.FOCUSKNACK.BE
ERIK VAN LOOY OVER ‘DE ZAAK ALZHEIMER’.
‘DE SLIMSTE MENS’
VANAF 11/12, MAANDAG TOT DONDERDAG CA. 22.00 – ééN
Door Patrick Duynslaegher en Stefaan Werbrouck FOTO KOEN BAUTERS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier