Drie jaar na Simple is Daan terug met Le Franc Belge, een plaat die hij even goed ‘Complicated’ had kunnen noemen. Wat op papier een eenvoudig plan leek – Daan en français – draaide uit op een negen maanden durende nachtmerrie in de studio. ‘Op een gegeven moment haat je elke noot van de notenbalk.’

LE FRANC BELGE

Uit op 22/4 (PIAS).

‘Wat voor interview had je eigenlijk in gedachten?’

‘Heb ik de keuze?’

‘Tuurlijk. Misschien een soort christmas special? Koud buiten. Warm binnen. Gezelligheid alom. Neen? Een afscheidsinterview anders. Het laatste gesprek met mij voor ik helemaal verdwijn. Ik zal een beetje mijmerend terugkijken en terloops wat cryptische illusies maken op het feit dat ik ga verdwijnen. Dat lijkt me ook wel wat.’

‘Doe dat tweede dan maar.’

‘Komt in orde.’

‘Wat voor openingsvraag hoort daarbij?’

‘Probeer ‘Hoe is ’t?’ anders eens.’

‘Hoe is ’t?’

‘Ça va, ça va. Ik ben er nog. Wat na negen maanden in de studio waarlijk verrassend te noemen is. Ik heb er vreemd genoeg niets aan overgehouden. Ik ben niet eens ziek geworden. Ik denk dat ik maar één dag – hoogstens twee – in het ziekenhuis heb gelegen.’

‘Ziekenhuis?’

Hij toont een groot litteken op zijn rechterhand, een centimeter of twee onder de knokkels van zijn pink en wijsvinger.

‘Laat ons zeggen dat mijn hand een stevige kast is tegengekomen. Ik sla nooit op mensen als ik gefrustreerd ben. Maar ik sla wel. In dit geval heb ik op een stuk meubilair gemept. Hand gebroken. Gelukkig waren de piano- en gitaarpartijen toen al opgenomen. Mijn dokter liegt en zegt dat het beentje volledig zal herstellen. Ik lieg en zeg dat ik haar geloof.’

WE ZIJN NOG GEEN VIJF MINUTEN VER in het gesprek en ik vraag me af waarom ik de moeite gedaan heb om een dag lang oude interviews te lezen en vragen te verzinnen. Een interview met Daan is geen interview: hij regisseert het gesprek, terwijl ik af en toe probeer er een vraag tussen te smijten.

We zitten in zijn huis in Elsene, niet ver van de sporen – om het kwartier dendert een goederentrein met veel zin voor drama voorbij. In Manhay, zijn verblijfplaats in de Ardennen waar hij een plaat naar noemde, komt hij nog veel te weinig, zegt hij. Beneden is zijn studio, een donker museum van gitaren. Ik heb er tijdens de rondleiding vijftig geteld, waaronder een door Johnny Cash gesigneerde akoestische – een cadeau van Tom Schoepen – en een Indiase mini-Gibson met dubbele snaren. In het midden ligt een dubbele matras waarvan ik me afvraag wat die daar doet. Verder veel rood, kapotte spots, een pooltafel, nagenoeg volledig bedekt met papieren en kleine rommel.

Boven is de leefruimte. Een ruime loft van pakweg 100 vierkante meter, met in het midden een zwart, leren salon. Op het tafeltje liggen twee pakjes Richmond. Het ene leeg, het tweede zal op zijn voor het interview gedaan is – zijn nerveux is er met de jaren niet minder op geworden. Daarrond: wat kinderspeelgoed, een oude computer, een wittepaardenfiets die ik me van een videoclip herinner. Tegen het plafond hangt een merkwaardige oude stationsklok.

‘Hoe kom je daaraan?’

‘Ondertussen gaat het beter met mijn kleptomanie.’

‘Nog bewijsmateriaal aanwezig?’

‘Zie je dat verkeerslicht daar?’

Hij lacht en wijst naar een reusachtig verkeerslicht achter de zetel, dat ik om onduidelijke redenen nog niet had opgemerkt.

‘Hoe pik je een verkeerslicht?’

‘Het is zoals overal in het leven: je moet er gewoon uitzien alsof het heel normaal is dat je daar bent. Je moet eruitzien alsof het normaal is dat je 200 meter omhoogklimt op een kraan om met je Pentax foto’s te nemen. Daar ben ik altijd vrij goed in geweest, moet ik zeggen.’

NU, WE ZIJN HIER NIET VOOR EEN Ten huize van, hoe interessant dat ook zou zijn, maar wel om het over zijn nieuwe plaat te hebben: Le Franc Belge. Een plaat die zich grotendeels in het Frans afspeelt, zoals de titel doet vermoeden, maar dan wel à la façon Daan.

Daan en français: mogen we zeggen dat het er ergens wel zat aan te komen?

DAAN:An accident waiting to happen. Mijn dagelijks leven speelt zich grotendeels in het Frans af. Mijn favoriete films zijn Frans. De helft van mijn platenkast is Frans. Ik heb nogal veel met de Franse cultuur, ja. Maar wel als buitenstaander. Ik had geen zin om op deze plaat te pretenderen dat ik een Fransman ben.

Wat meer verrast, is de manier waarop je het doet. Voor de hand liggend zou zijn: een Gainsbourgplaat maken, met droge arrangementen en doorrookte cool. Dat doe je niet: je grijpt ook terug naar minder credibele artiesten. Ik kan me vergissen, maar ik meende zelfs een vleugje Nana Mouskouri te horen.

DAAN: Nana Mouskouri?

Dat Griekse geluid van La Crise? Neen?

DAAN: Grappig: mijn moeder leek heel hard op Nana Mouskouri toen ze jong was. Maar ik snap wel wat je wilt zeggen. Hoezeer ik er ook van hou, ik heb een groot probleem met de Franse cultuur. In België kennen we dat niet, maar ginds ben je ofwel een artiste-compositeur, ofwel een artiste-interprête. Je hebt gasten die hun eigen nummers maken en gasten die andermans nummers zingen. Het ene is credibel, het andere is variété. Ik heb dat niet. Voor mij staat Togetherrrrr we arrrrre strrrrong van Mireille Mathieu en Patrick Duffy op dezelfde hoogte als Brel of Brassens. Die twee door elkaar haspelen op één plaat, daar had ik wel goesting in. Soms zelfs binnen hetzelfde nummer. Parfaits Mensonges begint très Alain Bashung, om een minuut later in de regionen van Laurent Voulzy te vertoeven. Het is wat ik met Daan altijd gedaan heb. Verschillende invloeden die je niet hoort te mengen tegenover elkaar zetten en door elkaar halen. Kunst én kitsch.

Frans lijkt jouw stem beter te liggen dan Engels. De bassen resoneren mooier, het drama past beter.

STUYVEN: Het Frans komt het come to daddy-gehalte van mijn stem ten goede. (grijnst) In het Engels kun je prima popmuziek maken. Heb ik veel gedaan, heb ik graag gedaan. Frans werkt als taal anders. Het ligt dichter bij mijn praatstem. Je denkt meer na over wat je zegt en de manier waarop je het zegt. Je acteert meer, drapeert je woorden rond de melodie. En dat komt aan.

Als ze mij vragen wat mijn zangvoorbeelden zijn, antwoord ik: Jean Gabin ten tijde van La Horse (1970), toen hij al een oude man was. Ik denk niet dat Gabin ooit gezongen heeft, maar hij wist wel hoe hij zijn stem geloofwaardig kon doen overkomen. Goede stemmen kom je makkelijker tegen in de cinema dan in de muziek. Gena Rowlands. Lee Marvin. Steve McQueen, op de zeldzame momenten dat hij iets zei. Sissy Spacek. Allemaal mensen bij wie het neurotische zichtbaar wordt zodra ze hun mond opendoen. Dat vind ik interessanter dan het pure zingen.

Van wie is de prachtige vrouwenstem op Conducteurs fantômes?

DAAN: Mijn vriendin, Claudia Radulescu. Het was niet eens de bedoeling dat zij het zou inzingen. Ze heeft het als stand-in geprobeerd. Ik heb een paar andere zangeressen het nog eens laten proberen, maar die zongen te veel. Claudia deed het met een dead drop, serieuze, ongeïnteresseerde benadering: dat werkte het beste. Ken je Sometimes Always van The Jesus and Mary Chain? Daar was het wat op geïnspireerd – qua attitude dan. Een man en een vrouw die samen in een auto zitten en een leger van spookrijders op zich af zien komen.

Er doet aardig wat volk mee op Le Franc Belge, van Jef Neve tot een Roemeense cimbalomspeler. De credits ogen langer dan gewoonlijk.

DAAN: Ik kan niet meer tegen de eenzaamheid in de studio. Alleen zot worden achter een mengpaneel, dat heb ik gehad. Ik wilde volk om mij heen. Mijn plezier delen. Maar bij momenten is dat uit de hand gelopen. Er staan nummers op Le Franc Belge van 250 sporen.

Dat grenst aan de waanzin.

DAAN:(droog) Ja.

Klinkt als Brian Wilson ten tijde van Smile.

DAAN: Dat je net over hem begint. De oorspronkelijke bedoeling was dat Van Dyke Parks de plaat zou arrangeren, de man die meewerkte aan Smile. Hij heeft ook veel met de familie Wainwright gemusiceerd – vader, moeder en zoon. Hij weet perfect de weg tussen ironie en melancholie te bewandelen en dat naar muziek te vertalen. De contacten waren er. Ik had mijn platen opgestuurd. Hij zag het helemaal zitten. We zijn zelfs gaan eten in Los Angeles. Alles leek in orde te komen, tot zijn Joodse advocaat een financiële regeling doorstuurde.

Niet dat we nieuwsgierig willen zijn, maar wat kost het om Van Dyke Parks te strikken?

DAAN: 5000 dollar per nummer. Sorry, maar daar kan ik een volledige plaat mee maken. Misschien een volgende keer.

Niettemin: hoe is het om te dineren met Van Dyke Parks?

DAAN: Grappig! Het was precies een Woody Allenfilm. Voor een man van 70 is Parks echt een klein kind gebleven. We hadden zo met de Lego kunnen beginnen spelen. Zalig om te zien, dat iemand van zijn kaliber nog zo’n vrolijke open mens met veel humor kan zijn. Nu, met het klimaat ginder lukt dat misschien wel makkelijker. En voor 5000 euro per nummer zou ik ook wel een vrolijker mens kunnen zijn. (lacht)

Hij wilde met mij werken omdat hij als Amerikaan een tikje gefrustreerd was dat hij enkel met Amerikanen werkte. Dat Europees cynisme, die dubbele bodems, de andere benadering van muziek, dat was voor hem een artistieke uitdaging, zei hij. Toen hij mijn platen had gehoord, dacht hij echt: op welke planeet zitten jullie ginder?

Hij vond het ook echt goed, dat deed me wel plezier. Op een gegeven moment stuurt hij mij een sms. Hij was in Los Angeles naar de zee aan het rijden met Protocol in de versie van Simple in de cd-speler en had zijn auto aan de pier langs de kant gezet om me iets te laten weten. ‘Dank je wel. Er is geen enkele soundtrack te bedenken die beter bij mijn humeur past’, schreef hij. Een 70-jarige die dat stuurt, dat was wel pakkend. Ik hoop dat het er een volgende keer wel van komt.

DE MINICASSETTE VAN MIJN DICTAFOON springt af. We zijn een uur ver.

‘Ik ga snel even geld bijsteken in de parkeermeter.’

Hij grijnst. ‘Dat lijkt me inderdaad een goed idee als je naar de nachtwinkel gaat.’

‘Nee, nee, ik moet gewoon even geld bijsteken. Zo terug.’

‘Een fles witte wijn misschien. En een paar pintjes.’

Hij blijft me aankijken.

‘Suggereer je dat ik naar de nachtwinkel moet gaan?’

‘Als je buitenkomt naar rechts, en dan op de hoek.’

Een kwartier later sta ik weer in de kamer met een sixpack Jupiler en een fles Orvieto Classico. Terwijl hij de witte wijn ontkurkt, heb ik tijd om nog eens rond me te kijken. Het valt plots op hoe weids de kamer is, optisch vergroot door de spiegelwand tegen de achtermuur en de wit geverfde muren.

‘Het is hier wel ruim voor Brussel’, zeg ik.

‘Dit is mijn hemel’, zegt Daan. ‘Vandaar ook het wit.’

‘En de studio hieronder, met die rode muren, is dan?’

‘De hel. Waar ik mijn liedjes maak. Het is geen toeval dat de lichten er kapotgaan en het er dag na dag donkerder wordt.’

Weer die grijns. ‘Het rare is dat ik er tegenwoordig ook slaap. Heb je de matras zien liggen?’

‘Wat moet ik daarvan maken, qua metafoor?’

‘Ik weet zelf ook niet waarom ik er ben beginnen te slapen. Ik denk dat het komt doordat ik als een lieve moeder langs mijn muziek wil liggen. Ook al is het dan maar een harde schijf. Je haat het, je wordt er zot van, maar tegelijk ben je er wel bezorgd om. Als grafisch vormgever deed ik dat indertijd ook al. Ik werkte tot twee uur ’s nachts, viel dan als een blok in slaap op de grond onder mijn bureau. Boem, par terre. En om zeven uur ’s morgens kreeg ik mijn eerste telefoon, stond ik op, ging ik weer achter mijn computer zitten en deed ik verder.’

Er zit wel een gespleten kantje aan jou, vermoed ik. Oorspronkelijk wilde je de plaat ‘Bipolaire’ noemen.

DAAN: Dat was lang de bedoeling, ja. The Divine Comedy hebben een nummer, Love What You Do. Daarin zit de flard tekst ‘Exercise your freedom / Exorcise those demons’. Ik had het zelf niet beter kunnen verwoorden. Ergens is dit een bevrijdingsplaat. Gooi je krukken weg, sta op en loop. Maar om dat te kunnen doen, moet je vrede kunnen sluiten met al de vreemde kanten van jezelf. Ik probeer dat al een hele tijd. Een héle tijd. Je moet je tegenstrijdige kanten niet als een handicap of een op te lossen probleem zien, maar je moet ze omarmen en jezelf aanvaarden als een dubbel personage. Pas als je dat kunt, ben je een stap dichter bij innerlijke rust.

Ik denk dat ik dat aan het leren ben. Ik vind het leuk om verschillende mensen te zijn. Om niet te weten hoe je nu precies in elkaar zit. De truc is om het niet te simplificeren tot ‘ik ben dit soort mens’, maar om te aanvaarden dat je meerdere mensen bent. Je moet voorbereid zijn om op eender welk moment van de dag van stemming te wisselen. Je moet niet opstaan en zeggen ‘vandaag ben ik vrolijk’, om om kwart na twee ’s middags vast te stellen dat je jezelf moet forceren om vrolijk te zijn. Neen, dan kun je beter aanvaarden: en nu ben ik fucked up.

Er bestaat professionele hulpverlening voor dat soort ideeën.

DAAN: Ik ben een keer of twee naar een psychiater geweest.

Maar?

DAAN: Het waren vrouwen.

Dus?

DAAN: Dus marcheert dat niet. Alle respect voor hun werk, maar op zo’n moment ben ik meer bezig met het simpele feit dat een man tegenover een vrouw zit dan dat er sprake is van vruchtbare therapie. Ik heb eerst een man geprobeerd. Hij was de perfecte gast voor mij, een soort personage uit een Cassavetesfilm. Ik zag het helemaal zitten, maar hij wilde me niet. ‘Los eerst uw problemen zelf op en dan moogt ge komen.’

Er is Daan de cowboy, Daan de ladies’ man, Daan de crooner, Daan de rocker, Daan de popster en nu Daan de Gainsbourg. Van op een afstand lijkt het alsof je met de jaren meer en meer in je personages bent beginnen te verdwalen.

DAAN: Dat klopt niet. Ik was al verdwaald voor de personages er waren. De personages zijn de minst verdwaalde versies van mezelf. Dat ben ik in een stabiele, geformatteerde versie. Wat erachter zit, is een stuk erger. Ik hou van harmonie, maar ik kan het enkel uitdrukken in muziek. Alleen in een studio kan ik de dingen op een rijtje krijgen. De rest van het leven is wild improviseren.

Gainsbourg ging dood aan de drank, de sigaretten en het cynisme die zijn imago vormden. Heb je geen schrik om het slachtoffer te worden van je eigen imago? If you try to be an icon, then the icon becomes you.

DAAN: Gainsbourg is niet het slachtoffer geworden van zijn imago. Gainsbourg is het slachtoffer geworden van zijn breuk met Jane Birkin. Pas na haar is hij cynisch en donker en bitter en ontroostbaar geworden. Het had niks te maken met zijn carrière: die had hij tot op het einde goed in handen. Hij is cynisch geworden omdat hij niks meer te verliezen had. Nee, als ik naar Gainsbourg kijk, zie ik een man die heel triestig is geworden omdat hij de vrouw van zijn leven heeft moeten verlaten. Wat kun je daarna nog doen? Misschien is dat de romantische kijk, maar het is wel hoe ik het zie.

Op dat vlak ben ik als een gewaarschuwd man geboren. Van jongs af aan heb ik altijd beseft dat ik niet alles mocht zetten op mijn relaties. De vrouw van mijn leven? Ik wist wel beter. Ik denk dat ik ertegen gewapend ben: mijn liefdesleven gaat me niet onderuithalen. Neen, als ik van één ding het slachtoffer kan worden, is het van platen maken. Had dit interview twee maanden geleden gedaan, en het had echt als een afscheidsinterview geklonken. Die negen maanden van Le Franc Belge waren een nachtmerrie. Het was te lang. Te veel. Je hebt geen sociaal leven meer. Je vrienden bellen om te vragen waarom ze al maanden niks van je gehoord hebben. Je gaat slapen om één uur, maar het heeft geen zin. De nummers blijven door je hoofd spoken tot zeven uur ’s morgens, waarop je weer opstaat. Op een gegeven moment haat je elke noot van de notenbalk. De noten blijven door je kop zwerven. Ik heb het al zwaar gehad als ik platen maakte, maar zo had ik het nog nooit meegemaakt. Deze plaat had me moeten inhalen en afmaken. Ik ben heel blij dat ik er nog ben. Het is het ook gewoon niet waard. Negen maanden van je leven opofferen voor één plaat.

Waarom doe je het dan?

DAAN: Je gokt erop dat je achteraf tevreden bent. Wat Dylan zegt: ‘When I paint my masterpiece.’ Je wilt iets schoons maken om er daarna van te kunnen genieten. En middelmatigheid is geen optie – zo zit ik niet ineen.

‘Elke plaat is een tegenwicht voor mijn gemoed’, heb je ooit gezegd.

DAAN: Ja. Waar wil je naartoe?

Le Franc Belge klinkt wel heel groots en symfonisch.

DAAN: En dus moet ik me wel verschrikkelijk slecht gevoeld hebben. (lacht) Het klopt wel. Het was zoals Victory indertijd. ‘Victory / For you and me.’ Potsierlijk triomfantelijk, net omdat ik uit de donkerste periode van mijn leven kwam. Dat was hier ook wel zo, ja. Ik bedoel: hoeveel blazers, hoeveel pauken, hoeveel percussionisten en hoeveel strijkers heb ik nodig om mezelf weer een euforisch gevoel te geven?

250 sporen, zo blijkt.

DAAN: Precies. 250 sporen geluk. Maar het vreemde is: het werkt wel. Als ik de plaat opzet, voel ik me even perfect gelukkig. Misschien hoort dat wel zo. Misschien maakt dat dat het het allemaal waard is geweest.

Eén ding viel me wel op bij het overlopen van je oude interviews: na ongeveer elke plaat zeg je dat je rust gevonden hebt.

DAAN: Ja, bon: zo klinken ze niet, hé. Ik weet dat het het leven een stuk makkelijker zou maken, maar het is compleet tegen de aard van het beestje in. Als ik rust probeer op te zoeken – sofa, eten, slapen – wordt het alleen maar erger. Als ik in slaap val, bewegen mijn benen nog een halfuur voort: het zit gewoon niet in me. Ik laat het dus maar gewoon doorrazen. Zeventig of tachtig jaar oud worden: het hoeft voor mij niet. Ik vind het niet erg om op vijftig te droppen – als ik maar op mach 4 geleefd heb.

JE MOET HET HEM WEL NAGEVEN: als Daan je een afscheidsinterview met cryptische allusies belooft, levert hij het ook. Geen idee wat hij ervan meent, denk ik bij het buiten stappen.

Nu ja: geen idee ook of hij zelf weet wat hij ervan meent.

DOOR GEERT ZAGERS — FOTO’S CHARLIE DEKEERSMAECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content