Björk, Aphex Twin, Madonna, Daft, Punk, The White Stripes… de avant-garde van de pop dweept met het werk van videomakers Michel Gondry, Spike Jonze en Chris Cunningham. Gesprek over de clipindustrie van vandaag én de cinema van morgen. ‘Er moet twijfel zijn: worden we gecensureerd of niet?’ Door Bram Van Moorhem
De een komt, hoog in de kantoren van EMI in Londen, op halfversleten baskets aangesloft. Hij ziet er een beetje als Kenny uit South Park uit, helemaal ingeduffeld in een dikke anorak. De ander tsjokt er wat achter aan, heeft een stoppelbaard van twee nachten en een waterige blik. Alles is wat te aan hem. Hij is iets te klein, zijn T-shirt is wat te lang, zijn jasje te kort. Samen lijken het wel twee spijbelaars die net bij hun oren van achter een fietsrek zijn gehaald (met een joint tussen hun vingers) en die nu bij de directeur op het matje moeten (waar ze zeker hun voeten zullen vegen). Ze praten stil, en verdwijnen dan achter een deur.
Geen mens kan vermoeden dat in elk van die twee wezens een god van de popcultuur schuilt. Die twee, met hun volstrekt anti-pop, on-hip imago, zijn vandaag dé (weliswaar nog wat onbezongen) ikonen van een ‘kunst’ die er eigenlijk nooit een had mogen worden: die van de music video, de videoclip dus, of ‘de promo’ zoals ze vanuit hiptown Londen zijn beginnen zeggen. ‘Is dit de toekomst van de cinema?’, hoort men zo de goegemeente vragen. Ya betcha sweet ass! Dat zijn ze, want de toekomst is aan de ‘slecht’ geklede, nerdy junkies van de popcultuur, met hun obsessie voor alle vormen die op de laagste plaats staan in onze volledig vastgeroeste culturele hiërarchie (van opera, museum, plastische kunst over fotografie, experimentele en ‘cinefiele’ film tot strips, comics, manga’s, pulpromans, horror movies, home-made internetfilms en al wat tacky and trashy is).
Jawel, alles staat op zijn kop in het land der beelden. Waar je vroeger nog met een gerust hart je minachting voor televisie kon ophalen, zijn nu de rollen omgekeerd. De flits- en flikkerstijl die lang de verbeeldingsarmoede in de clipbizz camoufleerde, is niet meer zo dominant. Vooral in de tweede helft van de jaren ’90 doken een reeks onmiskenbare meesterwerken op die de ‘structurele anonimiteit’ van clipregisseurs ophief.
Ze stonden niet langer in de schaduw als het promo-slaafje van de artiest (vaak werden trouwens alle eerbewijzen voor clips door de muzikanten opgestreken), maar wisten naam te maken. En dat was niet door hun talent te bewijzen met ingevingen als ‘ what we really need here is another close-up of Britney‘, zoals Brian De Palma het ooit scherp samenvatte. De clips waren ongezien, radicaal vernieuwend, compromisloos, tegelijk stijlbreuken en inhoudelijke schatten (want ze deden de verbeelding werken). Met het verscherpen van het censuurbeleid bij de uithangborden van onze ‘vrije’ markt, de muziekzenders, leek ook het aantal clips te groeien dat geen stilistische of inhoudelijke limieten kende en stoutmoedig experimenteerde, vaak met een rechtstreekse log-in op het zenuwcentrum van de meest subversieve, verfoeide bioscoopcinema. Chris Cunninghams verbijsterende clip voor Come To Daddy van Warp-god Aphex Twin was er zo een, met verwijzing naar David Cronenbergs Videodrome. Maar daarvoor was er al Michel Gondry’s werk voor Björks Human Behaviour of Jonzes clip voor Sabotage van The Beastie Boys.
Naar aanleiding van de start van The Directors Label, een dvd-reeks van Palm Pictures opgezet door de drie hogergenoemde beeldenstormers, werden interviewsessies met de heilige drievuldigheid van de clipcultuur belegd. Helaas bleek Michel Gondry op de dag van afspraak al ribbedebie, en waren alleen zijn twee Angelsaksische kompanen bereid tot praten. Hoewel. Aanvankelijk was de stilte om te snijden. Spannend, dus.
Vertel eens hoe jullie elkaar hebben ontmoet.
Spike Jonze: ( kijkt naar Cunningham) Ja, zeg eens, hoe zijn we elkaar tegen het lijf gelopen?
Chris Cunningham: ( blijft turen naar de grond, kijkt dan op naar Jonze) Weet ik niet meer. ( stilte, gevolgd door gelach) Moet ergens op een feestje geweest zijn. Jij kwam wellicht naar mij en begon over een van mijn video’s te praten. En ik zal vast wel heel erg defensief hebben gedaan over mijn werk.
Jonze: (knikt, blijft knikken) Yeah right. ( Cunningham schiet weer in de lach)
Er moet iets zijn dat drie zulke verschillende persoonlijkheden bindt, niet? Anders kwamen jullie toch niet als één man naar buiten met een nieuw label?
Jonze: Wat ons eerst en vooral bond, althans wat mij betreft, was Björk. Want die stelde ons aan elkaar voor. Ik had Chris’ video voor Björk gezien, en vond die onwerkelijk. En ik had die van Michel ( Gondry, js) gezien, en vond die even buitengewoon. Bovendien had ik die gezien voor ik me zelf echt serieus ben gaan toeleggen op clips. Daarvoor was ik meer een fotograaf ( en maker van legendarische skate movies, js), die niet goed wist wat hij eigenliijk moest gaan doen. Later, in 1994, werd mijn video voor The Beastie Boys ( Sabotage, een parodie op seventies politieseries, lang voor ook die weer hip werden) genomineerd op de MTV Awards, samen met Michels video voor Björks Human Behaviour. Het heeft daarna nog een hele tijd geduurd vooraleer we voor het eerst samen doorgepraat hebben. Ik was tijdens een van zijn shoots ’s naar hem gegaan. Ik wist niet dat hij bijna geen woord Engels sprak. Ik begon maar te leuteren over hoe fantastisch ik zijn werk vond en dat ik zelf ook video’s maakte, maar hoe meer ik doorraasde, hoe meer ik de paniek in zijn ogen zag toenemen. ‘ Hey man,‘ zei ik, ‘ we should hook up one day.‘ ‘ Sure‘, zei hij verbouwereerd. Later hoorde ik dat hij op dat moment dacht dat ik de buschauffeur was. Hij kwam zich nadien verontschuldigen! Vervolgens zijn we samen gaan ontbijten, en voor we het wisten, was de dag voorbij. Jongens, nadien voelde ik me opgeladen, dat kun je niet geloven. Ik was een en al energie, volledig geïnspireerd.
Zoek eens een eigenschap in jullie werk waarmee die spontane verbondenheid wordt uitgedrukt?
Cunningham: ( het wordt weer een tijdje stil, het wachtkamereffect groeit) Ik denk dat we alledrie op een zekere manier kinderlijk zijn.
Open, nieuwsgierig, klaar om elk ding te proberen?
Cunningham: Ja, zoiets.
Jonze: Maar dan alledrie op een verschillende manier.
Cunningham: Ik wil het eigenlijk helemaal niet verklaren, want dan maak ik het kapot, maar ik denk dat jouw werk kinderlijk is in zijn houding, zijn voorkomen. Michels werk is meer dat van een kind dat een zaakje door heeft, nog voor de tien volwassenen die er zich over buigen maar gezien hebben dat er een ‘zaakje’ is. Hij is pienter op een manier waarop alleen kinderen pienter kunnen zijn. Hij heeft het talent om ingewikkelde dingen tot iets eenvoudigs te herleiden.
Jonze: Ja, Michel is steeds bezig met concepten waarvoor hij altijd opnieuw iets uitvindt om tot dat te komen waar hij wil komen.
Cunningham: ( de mondhoeken gekruld na weer een lange stilte) En ik ben the mean one, het ettertje, het boosaardige kind.
Jonze: De kwajongen, de pester.
Cunningham: Ik zat het laatst nog te denken, dat ik me eigenlijk wel op m’n gemak voel bij kinderen, want je weet dat kinderen gelijk wat durven zeggen zonder erbij stil te staan. Ze hebben nog niet het vermogen om alles van elkaar te onderscheiden, waardoor ze zich ook niet door regels laten beklemmen. Ze zijn niet zo kritisch, hebben geen benul van wat politiek correct is, wat behoorlijk of beschaafd is om in een bepaalde situatie te doen. In mijn werk probeer ik ook altijd de dingen aan te pakken zonder mezelf lijnen op te leggen waarlangs ik moet lopen, waarover ik niet mag stappen, waarop ik me niet mag bewegen. Als ik daardoor bepaalde mensen van hun stuk breng, dan is dat pech voor hen. ( Cunninghams geniale clip voor Aphex Twins ‘Windowlicker’ werd ervan beschuldigd racistisch te zijn, omdat hij begint met een zeven (!) minuten lange, sardonische set-up van een standaard hiphopvideo waarin de ‘fuck’-s en ‘bitches’ ons om de oren vliegen, js)
Wij westerlingen zijn geschokt over vormen van censuur elders, maar we gaan blind voorbij aan de dagelijkse censuur van de muziekzenders. Vreemd, toch?
Cunningham: Da’s juist, maar het maakt het allemaal net zo spannend. Ik wil er voor mezelf in elk geval die spanning in houden. Niet dat wij bewust clips maken waarvan iedereen vooraf weet dat ze niet door de censuur zullen geraken – om vervolgens briesend op onze achterpoten te gaan staan en te protesteren. Neen, we werken wel op die rand, die dunne scheidslijn tussen wat wel en niet aanvaardbaar wordt geacht. Er moet twijfel zijn. Het moet spannend blijven!
Jonze: Je hebt gelijk. Je moet de confrontatie aangaan; de censoren doen hun ding met een banaliteit en een achteloosheid die altijd opnieuw in vraag moet worden gesteld.
Dat is precies het punt. Op muziekzenders mag het van iedereen, maar als je in een museum een werk gaat censureren, dan wordt het een zaak van vrije meningsuiting.
Jonze: Inderdaad.
Een andere eigenschap van recente ‘clipmakers’ is dat ze zich geen bal aantrekken van de klassieke scheidingslijnen in cultuur, bijvoorbeeld tussen ‘museumkunst’ en ‘muziekcommercie’. Chris, jij hebt ‘museumfilms’ of ‘installaties’ gemaakt die zelfs de Biënnale haalden, maar ondertussen maak je even sterk werk in een louter commerciële sfeer.
Cunningham: Dat heb ik geleerd toen ik aan het werk ging in een filmproductiebedrijf ( bij de productiemaatschappij die ‘Hellraiser’ zou maken, js). Ik heb daar een paar mensen ontmoet die mijn denken volledig veranderden, onder wie Stephen Norrington ( maker van ‘Death Machine’, waaraan Cunningham meewerkte, en van ‘Blade’, js). Die zaten in de filmstudio technische problemen op te lossen rond robotica, maakten ondertussen modellen in klei, gingen dan naar huis en begonnen te schrijven of te tekenen. Er was geen onderscheid in wat ze deden. Ze werkten allemaal als Leonardo da Vinci’s, probeerden alles tegelijk en door elkaar. Ik was 17 toen, en mijn ambitie werd daardoor grondig beïnvloed. Dat is wat ik wil worden, zei ik tot mezelf, een meester in alles waarop ik mijn aandacht richt. Ik haatte het dat men mij aanvankelijk een music video director noemde. Ik ben heel gevoelig voor dat soort van etiketten. Toen ik op een gegeven moment zogezegd doorbrak, was ik plots een artist. En nu zal ik wel een feature film director genoemd worden. ( Ondertussen is Cunninghams project rond Ranxerox financieel rond, een adaptatie van de strip van Liberatore en Tamburini die in de jaren ’80 in de underground circuleerde; in het pre-internettijdperk was het de meest gewelddadige, seksueel expliciete strip die je gewoon kon kopen, zonder onder de toonbank te moeten kijken, js)
Jonze: Ik wil gewoon zoveel mogelijk dingen proberen, allerlei verschillende gebieden exploreren. Dat is het enige wat er in mijn hoofd omgaat.
Cunningham: Etiketten ergeren me. Neem nu David Lynch, dat is een bubbel van creatieve energie die in alle richtingen ontploft. Maar niemand gaat hem ooit meer dan een ‘filmregisseur’ noemen.
Het is onvermijdelijk dat de industrie die in een artiest investeert hem ook opeist, en zijn pad voor hem wil uitstippelen. Spike, heb jij op een bepaald ogenblik een clash gevoeld met de Hollywoodfabriek?
Jonze: Wel, ik was er me zeer goed van bewust dat ik van een zeer vrij en behoorlijk wild universum overstapte naar een wereld met een veel strikter controlesysteem, en daar heb ik me van meet af aan voor behoed. Achteraf bekeken, moet ik zeggen dat ze me meteen mijn ding hebben laten doen, want het is precies die eigenheid die hun interesse heeft opgewekt. ‘We gaan Spike Jonze zijn gang laten gaan, want iedereen vindt hem goed zoals hij is’: dat was het idee. En ik heb inderdaad vrije baan gekregen – zeker voor de tweede film ( Adaptation, js), want die is opgenomen in een grote studio. Alles wat wij wilden doen, mochten we doen, met onze ploeg en op onze manier. Dat is vrij uniek. Meestal wordt het gros van de eigen inbreng verworpen. Zelfs het licht dat je gebruikt, mag je niet zelf kiezen. Pas op, ik heb voor mijn vrijheid moeten vechten. Ik heb mezelf constant gedwongen om brutaal te zijn. Van zodra je een minieme inbreng in het beslissingsproces toelaat, ben je verloren, dacht ik. Op momenten dat ik dus grote beslissingen moest nemen en de confrontatie moest aangaan met de machine, ben ik steeds ontzettend autoritair geweest. Ik werk dus wel in Hollywood, maar niet volgens de Hollywoodnormen.
Hollywood leek zich even helemaal voor het experiment te openen. Scenarist Charlie Kaufman, die zowel voor jou als voor Michel Gondry’s films scripts leverde, was het epicentrum van die verschuiving. Nu las ik dat Kaufman ook een script schreef naar Philip K. Dicks ‘A Scanner Darkly’. En laat dat nu net een boek zijn waarvoor Chris ook een scenario schreef. Heb je dat van Kaufman opnieuw opgepikt?
Cunningham: Nee. Toen mijn producer me aanraadde om A Scanner Darkly te proberen, en hoorde dat Charlie Kaufman er al een scenario van had geschreven, blokkeerde ik helemaal. Hij was de geknipte man voor die job, dacht ik. Maar toen ik het las, begreep ik dat dit het werk was van een absolute fan die het verhaal koste wat het kost wou volgen zoals het er stond.
‘Om respect te tonen voor een boek, moet je het eigenlijk verkrachten’, zegt David Cronenberg.
Cunningham: Precies. Kaufman had het gewoon virtueel tot twee uur gemonteerd, met een bijna woordelijke getrouwheid. Het rare is dat ik nu meer dan ooit besef dat hij de enige is die het boek helemaal binnenstebuiten had kunnen keren. Als er een iemand is die het had kunnen behandelen met een absoluut gebrek aan respect, dan hij wel. Ik heb er toch nog een jaar aan gewerkt, maar heb het dan ook weer laten vallen.
Het is toch erg toevallig dat jullie drieën ook verbonden zijn met Kaufman. Hij bestaat toch wel?
Cunningham: ( snel) Bestaan? As opposed to what?
Misschien is hij wel een creatie van jullie drieën.
Jonze: Dat zou ongelooflijk zijn, niet?
Op zijn site ‘Being Charlie Kaufman’, waar je alle scripts kunt vinden, staat zelfs een script dat ‘Killing Charlie Kaufman’ heet. Het zou een logische titel kunnen zijn.
Cunningham: Dat wij dus onze eigen creatie zouden doden?
Jonze: Dat zou inderdaad ongelooflijk zijn. Want dat zou ook betekenen dat één van ons elk van die scripts heeft geschreven. Man, dat zou ik wel willen kunnen! Helaas, hij bestaat wel. Charlie Kaufman is een persoon van vlees en bloed.
Door Bram Van Moorhem
Jonze : Constant brutaal zijn is de enige manier om aan de vrijheidsberoving van de Hollywoodmachine te weerstaan.’
Cunningham : Ik wil zoals Leonardo da Vinci zijn: een meester in alles waar ik mijn aandacht op richt.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier