De Zweed Mons Kallentoft windt er geen doekjes om: hij koos voor thrillers omdat die beter verkopen. Maar ook omdat hij in het brede assortiment van de Scandinavische misdaadliteratuur nog blijf wist met zijn poëtische, maar controversiële verteltrant. ‘Er zijn mensen die mij háten.’

Magisch-realisme en een gezonde fascinatie voor de klimatologische omstandigheden. Ziedaar het peper en zout van Mons Kallentoft. Ook in Engelwater, zijn zesde boek met de vrouwelijke politie-inspecteur Malin Fors op de voorgrond. Na een reeks over de seizoenen – Kallentoft telde er vijf – vormt Engelwater het eerste luik in een serie omtrent de vier elementen. Het zijn zoete broodjes die de kale Zweed bakt: zijn boeken verschijnen in zesentwintig landen. In een Amsterdamse hotellobby stevent de successchrijver op me af in hip hemelsblauw pak, openstaand hemd, dure schoenen zonder kousen. Niet de gangbare klederdracht in Linköping, zo leert me een omfloerste vraag dienaangaande. Kallentoft resideert in Stockholm, maar groeide op in dat Zuid-Zweedse provinciestadje, en laat er ook Malin Fors werken en wonen.

MONS KALLENTOFT: Ik heb altijd veel en graag gereisd. Toen ik begon te schrijven, wilde ik in mijn boeken dan ook zo ver mogelijk van Linköping vandaan blijven. Mijn debuut Pesetas speelde zich bijvoorbeeld af in Madrid. Maar toen ik na nog twee romans naar thrillers overschakelde, daagde me de potentie van Linköping. Het vormt een fraaie microkosmos, een afspiegeling van de hele Zweedse maatschappij. Met zijn universiteit, hoogtechnologische industrie, migranten, sociale problemen. Dus ja, ook in Linköping hebben ze dit voorjaar relletjes gehad. Alleen beperkte de onlust zich daar tot vijf rijkeluiszoontjes die uit verveling een auto in brand hadden gestoken. (lacht)

‘Kan iets nog meer misplaatst zijn dan een Ferrari in Linköping?’ foetert Malin Fors binnensmonds in Engelwater.

KALLENTOFT: Eigenlijk heerst er een plattelandsmentaliteit: je moet er je plaats kennen, vooral niet denken dat je beter bent dan een ander. Toch gebeurt het, zoals in elke universiteitsstad, dat een onderzoeker een thesis schrijft over iets dat van goudwaarde blijkt voor een groot bedrijf. Een nieuwe fysische component of zo. Hup, tweehonderd miljoen euro in de schoot. Dus er wonen inderdaad wel wat stinkend rijken in Linköping. Maar pronken wordt niet op prijs gesteld. Ik ben er weggetrokken omdat het me te verstikkend was. Ik ben er nooit gelukkig geweest. Alleen voor wie aan conformiteit en veiligheid hecht, is het een leefbare plek.

Laten we het over de insteek van Engelwater hebben: de handel in Vietnamese kinderen onder het mom van adoptie. De meermaals herhaalde sleutelzin van het boek luidt ‘a child for a pig’. Jouw eigen bewoordingen?

KALLENTOFT: Neen. Ik was op reis in Vietnam toen ik in een Engelstalige nationale krant las over een CIA-rapport. Daarin werd beschreven hoe Vietnamese ouders hun kinderen afstaan, in de veronderstelling dat ze een beter leven zullen krijgen in een kindertehuis. Maar in werkelijkheid worden die kinderen verkocht aan malafide adoptiebureaus. Zo komen ze terecht bij nietsvermoedende Europese en Amerikaanse koppels. De adoptieprocedure op zich is dus volkomen legaal. Alleen zijn de kinderen als het ware gestolen. De titel van dat rapport was A Child for a Pig, omdat men de praktijken heeft ontdekt via een moeder die 150 dollar had ontvangen om haar dochter te laten gaan – exact het startkapitaal waarmee je een mooi groot varken kunt kopen. Klaarblijkelijk waren er alleen al in de VS tienduizend gevallen van dubieuze adoptie bekend. De autoriteiten wilden vermijden dat de pers de boel zou opblazen. De voornaamste instructie in het rapport was: ‘Een kop als A Child for a Pig inpakweg The New York Times moet te allen prijze worden vermeden.’ Dat cynisme trof me hard. Daarom herhaal ik dat zinnetje zo dikwijls doorheen het boek. In de eerste versie stond het er nog tien keer vaker in, maar mijn redacteur heeft me toch enige matiging aangepraat. (lacht) Zolang de lezer zich maar net als ik afvraagt: wat voor wereld is dit, waarin de dominante inlichtingendienst de verbeelding vindt om met haar eigen krantenkop voor de pinnen te komen? Ik wist meteen dat het een geschikt onderwerp was, omdat ik opnieuw een verhaal met Malin Fors wilde schrijven, en dat het over liefde zou gaan. In mijn vorige boeken heb ik vooral naar de kern van het kwaad gezocht. Zonder het te vinden, natuurlijk.

Nou, in dit boek verken je anders genoeg de dieptes van de menselijke natuur.

KALLENTOFT: Ja, maar wel door de bril van de liefde bekeken. De Zweedse adoptieouders zijn rechtschapen mensen. Ze handelen vanuit liefde en niets anders. Zelfs al vermoeden ze dat er iets niet pluis is, ze zullen hun kind doodgraag zien. Noem het een misdaad gepleegd uit liefde. Hetzelfde met de biologische moeder. Zij staat haar kind af omdat ze er het beste mee voorheeft. Alleen vind je extreem meedogenloze mensen tussen die twee partijen in. Ik confronteer mensen graag met morele dilemma’s die erin hakken. Omdat ze aantonen dat er geen eenvoudige oplossingen bestaan. Alleen pragmatische.

Ik probeer als schrijver altijd die omstandigheden te vinden waarin er (draait iets onbestemds de nek om) een maximum aan wrijving voorkomt, de intensiteit piekt. Ik heb ooit een kort verhaal geschreven over een vader die te weten komt dat de vader van zijn vrouw zijn kinderen brutaal heeft misbruikt. In een eerste opwelling zal zo iemand zeggen: ik rij ernaartoe en I fucking kill him. Maar in de realiteit zijn er maar weinig mensen die dat doen. Want er zijn de gevolgen: je zou een moord hebben gepleegd. Wat koop je voor de sympathie van de omstanders? Op zijn minst twintig jaar nor. Wat zou je kroost het liefst hebben? Opa onder de grond of jou als vader? We denken dat we alles weten, maar je kunt nooit voorspellen hoe je zult reageren in extreme situaties. Je kunt je maar vastklampen aan de hoop dat liefde alles overwint. Zo moet je leven. Enfin, zo leef ik toch.

De manier waarop we met kinderen omgaan vormt voor jou de maatstaf van onze menselijkheid.

KALLENTOFT: Inderdaad. Stel alleen maar vast hoeveel kinderen er elk jaar weer in derdewereldlanden sterven door honger of ziekte. Kunnen wij daar iets aan doen? Ja. Makkelijk zelfs. Maar we doen het niet. Het stemt me ook triest hoezeer de Zweden zichzelf op hun kinderen projecteren. Je zou moeten weten hoeveel mensen een vierde kind nemen gewoon omdat ze willen tonen dat ze zich dat financieel kunnen veroorloven.

Hebben je ouders hun wensen en verlangens op jou geprojecteerd?

KALLENTOFT: Nee, niet echt. Mijn vader had wellicht liever gezien dat ik jager was geworden, of timmerman, of op zijn minst een buitenmens. Maar ik ben niets van dat alles. Eigenlijk had ik niet verder van zijn wensbeeld kunnen afdrijven. (lacht)

Je schrijft niet alleen over misdaad, maar ook over gastronomie. Een passie die naar verluidt maakt dat je je geloof in de mensheid niet helemaal verliest.

KALLENTOFT: Dat klopt. Net als kunst, architectuur of literatuur heeft gastronomie geen of weinig praktisch nut. Toch geven we onszelf eraan over, omdat we de wereld willen begrijpen, naar schoonheid streven, of een idee willen ontplooien. Je kunt zeggen dat gastronomie immoreel is. Waarom diezelfde toewijding niet richten op hongerig Afrika? Maar niemand zegt dat ooit tegen een schrijver of een schilder. Het is een vorm van expressie die evengoed bestaansrecht heeft.

Het Scandinavische aanbod aan misdaadverhalen is door de jaren heen zo omvangrijk geworden dat het verbazingwekkend is dat je toch nog mogelijkheden zag voor jezelf.

KALLENTOFT: Jazeker. Vooral financiële. (lacht) Maar inderdaad, ik heb goed nagedacht over wat ik nog kon toevoegen. De doden een stem geven, bijvoorbeeld – een sprankeltje magie. Ik mag ook graag denken dat ik met Malin Fors een nieuw type van heldin heb geïntroduceerd. Daarnaast is mijn stijl veeleer literair, poëtisch bijna. Ik dacht wel dat dat volstond om tamelijk uniek te zijn. Zonder dat het ontspoort in hooghartig experiment, want het moesten nog altijd misdaadthrillers blijven. Anders bereik je het hart van de lezer niet. Een misdaadverhaal moet, hoe vreemd het ook mag klinken, plezier uitstralen.

In feite ben je zo uniek dat veel mensen niets van je moeten hebben.

KALLENTOFT:(lacht) Dat is zeker waar. Ik wist van in het begin dat ik weliswaar een groot publiek kon aanspreken, maar zeker niet alleman.

De lezers van pakweg Liza Marklund halen waarschijnlijk wel de neus voor je op.

KALLENTOFT: Dat denk ik ook. Vooral die sprekende doden jagen nogal wat mensen de gordijnen in. Er zijn er die dat háten. Dan krijg ik e-mails met de vraag: ‘Waarom toch, in hemelsnaam?’ (lacht) Maar die dodenstemmen zijn weinig meer dan een ornament. Ze zijn niet essentieel voor de plot. Nooit zal een spook Malin toefluisteren dat ze links moet gaan in plaats van rechts. Ook dat heb ik al geantwoord aan kritische lezers. En ze gaven me volkomen gelijk: ‘Bedankt om me de perfecte oplossing aan te reiken: vanaf nu sla ik die dodenalinea’s gewoon over.’ (lacht)Hey, van mij mag dat, hoor.

Waarom heb je Malin Fors gemaakt tot wie ze is?

KALLENTOFT: Ik heb eerst andere misdaadromans goed bestudeerd. Meestal is het hoofdpersonage een man, rond de 55, workaholic, drank- en relatieprobleem, simpele interesses. Wallander, of zo. Een veelgebruikt type dat om een of andere reden wel in de smaak valt bij lezers. Ik heb al die karakteristieken behouden, met één verschil: Malin Fors is een jonge vrouw – 34 in het eerste boek – die haar leven nog voor zich heeft. Maar voor de rest kent ze net zoveel miserie. En dat is het enige wat me interesseert. (grijnst) Harmonie en geluk zijn saai. Mijn beste vrienden zijn fuck-ups, in zekere zin. Ik heb ook een grondige afkeer van optimisten. Wanneer ik in mijn wijk een moeder tegen haar kind hoor zeggen dat na regen altijd zonneschijn komt, wil ik er wel eens op wijzen dat dat lulkoek is. Niets leukers dan het humeur van een optimist te verpesten. (lacht uitbundig) Ach ja, cynical me.

ENGELWATER

Uit bij Xander Uitgevers.

DE MOORDZOMER

Knack Focus selecteerde 40 nieuwe pageturners voor een (ont)spannende zomer. Alle info: demoordzomer.be

VOLGENDE WEEK BAVO DHOOGE – SANTA MONICA

DOOR KURT BLONDEEL

Mons Kallentoft ‘HOEVEEL KINDEREN STERVEN ER ELK JAAR AAN HONGER EN ZIEKTE? KUNNEN WE DAAR IETS AAN DOEN? JA, MAAR WE DOEN HET NIET. DAT IS VOOR MIJ DE MAATSTAF VAN ONZE MENSELIJKHEID.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content