Sadomasochisme, een koe in een skilift en erectieproblemen. Roisin Murphy doet het tegenwoordig zonder Moloko, maar is wél haar heerlijk excentrieke zelf gebleven. ‘Aan gek zijn heb je geen verdienste.’

Door Wouter Van Driessche

Foto charlie de keersmaecker

‘RUBY BLUE’

UIT OP 13/6 BIJ ECHO/PIAS – IN CONCERT: 30/6 rock werchter – 19/8 pukkelpop

Pro memorie: diva annex podiumbeest Roisin Murphy maakte met Moloko vijf uiterst dansbare popplaten, en mocht met Sing It Back en The Time Is Now twee wereldhits op haar curriculum zetten. In de aanloop naar Statues (2003) liep haar relatie met producer Mark Brydon op de klippen, na de jongste wereldtournee werd de groep ‘voor onbepaalde tijd’ in het vriesvak gestopt.

Om een en ander te verwerken, maakte Murphy met Matthew Herbert – de Brian Eno van de 21e eeuw – haar eerste soloplaat, Ruby Blue. Zélf noemt ze het een ‘muziekgeworden zuiveringskuur’, wij hoorden een pareltje van een experimentele popplaat. En avant la musique!

Twee jaar geleden zei je nog in een interview dat ‘zangeressen uit goede groepen nooit goede soloplaten maakten’. Het kan blijkbaar verkeren.

Roisin Murphy: Tegen wie zeg je het! (lacht) Na al die jaren in Moloko was ik heel erg bang geworden om met andere mensen samen te werken. Voorstellen genoeg – ook van grote producers – maar geen enkel dat ik écht de moeite waard vond. Elke keer voelde ik: die wil snel-snel een doorslagje van Sing It Back maken. Of erger: die wil me alleen maar omdat hij nog een stel borsten en billen nodig heeft. Het house- en dance-wereldje is heel erg cynisch, zeker voor vrouwen. Wij moeten nog altijd voor het sex-appeal zorgen – tits, asses and a pretty face.

Uiteindelijk deed je een beroep op Matthew Herbert. Omdat hij al remixes voor Moloko maakte?

Murphy: Ik werk graag met mensen die ik ken, ja, en liefst van al met vrienden. De Moloko-clips werden bijvoorbeeld geregisseerd door Dawn (Shadforth), een van mijn allerbeste vriendinnen. Intussen heeft ze ook voor Goldfrapp en Kylie Minogue gewerkt, maar toen stond ze nog helemaal nergens. Matthew (Herbert) kende ik niet zo goed, maar ik had wel het gevoel dat het kon klikken. Ik had ‘m al eens ontmoet in een club, en ik hield enorm van zijn platen. De basis was er dus, het was alleen wachten op een goed moment.

En dat was?

Murphy: Ik heb Matthew gebeld na de laatste Moloko-tournee. Na twee jaar on the road had ik niets meer om naar terug te keren: mijn vrienden hadden afgehaakt, mijn relatie was gedaan, al wat ik nog had, was een leeg appartement waar ik nooit echt had gewoond. Om het zwarte gat op te vullen, vroeg ik Matthew een nummer op te nemen. Van het een kwam het ander, en voor we er erg in hadden, waren we samen een plaat aan het maken. Het idee voor Ruby Blue was dat ik het onderwerp van de plaat zou worden – Roisin Murphy and the sounds surrounding her. Matthew vroeg me voorwerpen mee te brengen die veel voor me betekenden, en daar begonnen we dan muziek mee te maken. Een wekker, een vaas, een boek, een bus haarlak, sleutels, een kam – uiteindelijk is de volledige inhoud van mijn handtas op de plaat terechtgekomen. (lacht) Voor Off On It gebruikten we zelfs de Moloko-helm. (Het beruchte dominatrix-hoofddeksel dat Murphy droeg toen Moloko laatst op Rock Werchter speelde; nvdr.)

‘Off On It’ gaat duidelijk over SM, compleet met gekreun en drums die klinken als zweepjes. Heb jij eigenlijk taboes? Onderwerpen waarover je nooit songs zou schrijven?

Murphy: Niet echt, nee. Je hoeft de tekst ook niet letterlijk te interpreteren: SM kan evengoed een metafoor zijn voor machtsspelletjes in een relatie. Het hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat ik thuis een volledig uitgeruste folterkamer heb – die héb ik trouwens ook niet . Dat is net het fijne aan teksten: ze staan open voor interpretatie, ook voor mezelf. Het gebeurt vaak dat een nummer in een bepaalde context een compleet nieuwe betekenis krijgt.

Van context gesproken: wat was de directe aanleiding voor de regel ‘If we’re in love / we should make love’?

Murphy: Een man die een hele avond met me flirtte, maar uiteindelijk niet met me wou vrijen. Quite perplexing, ik weet nog steeds niet goed wat ik er precies van moet denken. Mannenproblemen, zeker? Hij had in elk geval geen zin om er veel uitleg over te geven, dus schreef ik er maar een song over. (lacht) Oorspronkelijk was het bedoeld als wraak, maar uiteindelijk werd het toch eerder melancholisch. Ik hou niet zo van muziek als anger management therapy. Ik probeer woede zoveel mogelijk uit mijn leven te bannen.

Gebeurt het dat mensen uit je omgeving zich herkennen in je songs?

Murphy: Ja, en dat vind ik moeilijk. Je hoort vaak dat geluk het ergste is wat een songwriter kan overkomen, maar dat klopt niet. Het ergste is: liefde – géven om mensen – want dat houdt je tegen om je helemaal binnenstebuiten te keren. Je wil geen mensen kwetsen, en dus ben je niet honderd procent eerlijk. Ik had het daar onlangs nog over met een vriendin, de vrouw van een heel beroemde songwriter. Ze zei me: ‘Roisin, hij zit weer te schrijven, en ik voel me verschrikkelijk onrustig. Zijn nieuwe songs gaan me weer zoveel pijn doen: zijn twijfels, zijn trauma’s, zijn kwaadheid – soms zou ik het allemaal liever niet weten.’ Je man zal maar een song schrijven over een slippertje, hé.

PJ Harvey, Björk en Tori Amos richtten een paar jaar geleden een clubje op: ‘The Mad Women Of Rock’. Vreemd dat jij – excentrieke diva en podiumbeest par excellence – geen lid mocht worden.

Murphy: Ze hebben het me nooit gevraagd, allicht omdat ze me niet gek of rock-‘n-roll genoeg vonden. Fook ‘em, ik weet wel beter. Aan Björk zit een serieuze vijs los, maar PJ Harvey of Tori Amos zijn véél evenwichtiger dan ze laten uitschijnen .(Fijntjes) Wat vrouwelijke hysterie is goed voor de verkoopcijfers, zeker?

Jijzelf wordt in de Britse pers vaak beschreven als ‘Wacky Murphy’ – ‘kierewiete Murphy’. Compliment of belediging?

Murphy: Hangt ervan af hoe je het interpreteert. Als je onder wacky ‘excentriek’ verstaat, zie ik het als een compliment. Dat betekent dat ik origineel ben, en dat ben ik ook. Maar als wacky synoniem is voor ‘gek’, is het een belediging. Aan gek zijn heb je geen verdienste, hé. Terwijl: ik heb echt moeten knokken om te staan waar ik nu sta. I’m the hardest working woman in showbizz, not some lucky nutcase.

Nog een omschrijving die vaak opduikt: ’the highly intoxicated looking Roisin Murphy’. Na het laatste Moloko-concert in Werchter schreef één Vlaamse krant zelfs dat je backstage ‘emmers alcohol’ had gedronken.

Murphy: Het waren er een stuk of negen, geloof ik. (grijnst) Nee, van zulke artikels zakt mijn broek echt af. Wie wil er nu zulke fookin’onzin lezen? En vooral: waar haalt zo’n journalist zulke dingen vandaan? Wie me ook maar een beetje kent, weet dat ik nooit iets zou doen dat gevaarlijk voor me is. Ik ken mijn grenzen, en ik heb te veel te verliezen om daar over te gaan. Weet je, in het begin kon ik echt slecht lopen van dat soort sex & drugs & rock-‘n-roll-verhalen. Dan dacht ik de hele tijd: ‘Welk beeld gaan de mensen van me hebben?’ ‘Hoe kan ik dit rechtzetten?’ Of: ‘Wat gaan mijn ouders wel denken?’ Maar intussen heb ik geleerd om daar afstand van te nemen. Op de een of andere manier hoort het er blijkbaar bij, plus: je kan je tóch niet verdedigen.

Wat is de grappigste roddel die je ooit over jezelf hebt gehoord?

Murphy: Dat ik nog topmodel was geweest en de cover van Vogue had gehaald. Naar het schijnt heeft dat voor waar in een of ander boekje gestaan, compleet met verzonnen maten en al. Een meter negentig hadden ze me gegeven – ongeveer twee keer zo groot als ik in werkelijkheid ben. (lacht)

Topmodel of niet: volgens mensen die daarvoor gestudeerd hebben, ben je hét ‘stijlicoon van de neo-boho’s’. Kan je je daar zélf iets bij voorstellen?

Murphy: Gelukkig niet, nee. Maar het zegt wel veel over de manier waarop mensen tegenwoordig naar mode kijken. Vroeger kocht je kleren, nu vind je alleen nog kant-en-klare stijlpakketjes. Street, trendy, glamour,casual: allemaal netjes voorgekauwd en onderverdeeld in vakjes, zonder de minste soul of persoonlijkheid. Onlangs zag ik in een winkel in Londen nog een plakkaatje: Hipster Jeans Section – ‘Jeans Voor Hippe Mensen’ (lacht). Dan weet je dat er iets héél grondig fout zit, nee? Ik vind het in elk geval steeds moeilijker om kleren te vinden die me aanstaan. It’s all too cynical, too sectioned off.

Daarnet kreeg je van een journalist een lingeriesetje van La Fille d’O toegestopt. Gebeurt het wel vaker dat ontwerpers je kleren laten bezorgen, in de hoop dat je ermee gespot wordt?

Murphy: Ja, maar dat is zoals met demo’s: het overgrote deel is rubbish en gaat recht naar spullenhulp. Jeans, topjes, jasjes waar in koeien van letters een merk opstaat. Af en toe voel ik me zelfs beledigd: ‘Zie ik er nu werkelijk uit alsof ik zo weinig smaak heb?’ Of: ‘Denken ze nu écht dat ik zo dik ben?’ (grijnst) Enfin, er zijn ook uitzonderingen, natuurlijk. Christian Dior heeft me ooit twee prachtige handtassen laten bezorgen en een paar jaar geleden kreeg ik een schitterend kleed van Dries Van Noten. Maar de meeste ontwerpers waar ik mee wil werken, contacteer ik zélf. (Haalt het slipje van La Fille d’O tevoorschijn) Dit is ook leuk, maar de kans dat veel mensen het vanop een podium te zien krijgen, is klein. Al weet je natuurlijk nooit. (lacht)

Ik las ooit in een concertrecensie dat er ‘meer Roisin Murphys zouden moeten zijn’. Enig idee waarom je niet meer navolging krijgt?

Murphy: Simpel: ik val niet te kopiëren. Niet dat ik mezelf buitengewoon geweldig vind of zo, maar het komt wel allemaal van (legt hand op de borst) hiér. Ik heb nooit een styliste, een choreografe of een assistant whatsoever gehad. Kleren, bewegingen, bindteksten: it all comes from the fookin’ heart. In de beginperiode van Moloko, halfweg de jaren ’90, trok ik vooral de aandacht omdat ik anders was dan alle anderen. In die tijd moest je als zangeres vooral cool staan wezen, liefst van al met je haar voor je gezicht. Bewegen was not done, laat staan dansen of in een catsuit over de grond rollen. Intussen zijn de tijden veranderd, maar blijf ik opvallen omdat ik op het podium gewoon mijn klunzige zelf ben. Andere zangeressen worden geregisseerd, I live by my own mistakes. Na concerten sta ik niet voor niets vol blauwe plekken.

Je bent bij mijn weten ook de enige zangeres die af en toe het publiek induikt. Geen schrik voor al te handtastelijke fans?

Murphy: O nee, helemaal niet. Elke keer smeken roadies me om het nooit meer te doen, maar ik kan het écht niet laten. Al die onbekende handen op je lijf, warm en zacht: héérlijk, beter dan de beste massage. Als je een paar weken op tour bent, wordt crowdsurfen zelfs een soort surrogaat-seks. Je krijgt geen affectie, je wordt niet gestreeld, maar die handen maken alles goed.

Geike Arnaert van Hooverphonic, een collega van jou, werd ooit gestalkt door een gestoorde fan die de deur van haar kleedkamer probeerde in te beuken. Voel jij je als excentrieke diva nooit een freak-magneet?

Murphy:God no, helemaal niet. Ik word wel eens aangeklampt door weirdo’s, maar echte gekken ben ik nog niet tegengekomen. Ik krijg zelfs geen griezelige brieven of telefoontjes – knock on wood, ‘cos I’d fooking hate that. Weet je wat het is? Op mijn vijftiende gingen mijn ouders terug naar Ierland en ben ik alleen in Manchester blijven wonen. Toen heb ik héél snel geleerd om mensen met foute bedoelingen op een afstand te houden. Onlangs zei iemand me nog dat ik een heel intimiderende blik heb, die dwars door mensen heen gaat. Volgens mij heb ik die toen ontwikkeld.

In een van je allereerste interviews zei je: ‘I think I have to become more of a cunt to be a great pop star.’ Heeft tien jaar showbizz je nóg harder gemaakt dan je al was?

Murphy: Wel, tot spijt van mijn platenfirma ben ik nog steeds geen popster, dus trek vooral zélf je conclusies. (lacht) Waar haalde je die quote trouwens? Een of ander hip Engels muziekboekje?

Q Magazine.

Murphy: Ik wist het! Typisch zo’n uitspraak die je doet tegenover zo’n arrogant eikeltje van een muziekjournalist. Meestal vallen journalisten wel mee, maar in Engeland? They are an awfull bread, dreadfull! Vlak voor ik naar hier kwam, had ik nog een interview met een journaliste van The Guardian. Drie uur had ze gekregen, en al die tijd heeft ze het gepresteerd om niet één vraag over mijn plaat te stellen. Niet één! Ze wilde alleen maar heel persoonlijke dingen weten. Wat de problemen waren tussen mij en Mark, wie het gedaan had gemaakt, hoe we de financiële kant van de zaak hadden geregeld – vreselijk! En dan hebben we het over The Guardian, hé: een intellectuele krant, niet The fookin’ Sun. Ziék ben ik daarvan geweest, zo ontgoocheld was ik. Dan leg je je ziel bloot in je songs, en zijn ze eigenlijk maar in één ding geïnteresseerd: met wie en hoe vaak?

Klopt het dat je tegenwoordig in een repetitieruimte van Brian Eno woont?

Murphy: Ja. Gekocht van een kunstdealer die het had gerenoveerd en er een tweekamerappartement van had gemaakt. ’t Was een soort geste aan mezelf, toen ik van Manchester naar Londen verhuisde. Ik had helemaal geen zin om in een drukke grootstad te gaan wonen, dus zocht ik een inspirerende plek ter compensatie. En zo kwam ik bij Eno, een van mijn allergrootste helden.

Heb je hem ooit ontmoet?

Murphy: Ik heb ‘m twee keer gezien op een feestje, maar ik heb ‘m nooit durven aanspreken. Very unlike me, maar ik had schrik dat hij me dom of banaal zou vinden. In mijn hoofd was hij ook veel meer een god dan zomaar een mens. Buitenaards intelligent, en vooral: on-waar-schijn-lijk sexy. Als ik al uit mijn woorden was geraakt, had ik uit pure bewondering wellicht de grootste onzin uitgekraamd – zo ben ik dan wel. (lacht) In Dear Diary, een Valentijnsliedje, zit wel een soort eerbetoon aan hem. Het begint met klokken en wekkers – een verwijzing naar een van zijn artikels over de waarde van tijd.

Wat opvalt: je bent een aantrekkelijke vrouw, maar toch slaag je er altijd in om héél onaantrekkelijk op je hoezen te staan. Bij een koe op ‘I’m Not A Doctor’, met een vreemde grimas op ‘Statues’, als schilderij op ‘Ruby Blue’.

Murphy: Die koe van I’m Not A Doctor was wel grappig. We wilden er een met vlekken, maar op de plek waar we de foto’s gingen nemen, in Zwitserland, hadden ze geen bonte koeien. We moesten er dus één laten overkomen en in een skilift stoppen om ze boven op de berg te krijgen voor de fotosessie – een heel gedoe. (lacht) Maar je hebt wel een punt: ik hou niet zo van geposeerde foto’s waarop alle foutjes zijn weggewerkt. Ze vertellen niks, er zit geen soul in én ze zijn leugenachtig: je staat er altijd veel mooier en jonger op dan je in werkelijkheid bent. Dan vind ik het omgekeerde toch een stuk uitdagender.

Wat sprak je precies zo aan in de portretten die Simon Henwood van je maakte voor het artwork van ‘Ruby Blue’? Echt flatterend zijn ze niet.

Murphy: Nee, maar hij heeft me geschilderd in poses die ik heel erg mooi vind. Mijn handen en nek komen er bijvoorbeeld heel mooi uit, en daar ben ik ook veel trotser op dan op mijn kop. Een mooi snoetje kan je tegenwoordig gewoon kopen, hé. Net als billen en borsten: wat siliconen laten inplanten of vet laten wegzuigen, en klaar. Terwijl: handen, of een nek, daar kan je niks aan veranderen. Those are the things you can’t get. (Denkt na) Ik heb geen alledaags idee over schoonheid, maar ik heb geluk gehad. Van bij mijn geboorte zeiden mijn ouders elke dag tegen mij: ‘Roisin, je bent het mooiste meisje van de hele wereld. You’re really something.‘ Ik heb dat altijd een evidentie gevonden – nu nóg kan ik nauwelijks geloven dat er mensen bestaan die mooier zijn dan mij. (lacht) Als kind was ik door al die complimentjes heel erg cocky, maar intussen ben ik er verschrikkelijk dankbaar voor. Life takes things away from you, you know. The more you start out with, the better. Think about it.

Beloofd!

Wouter Van Driessche

Het dance-wereldje is verschrikkelijk cynisch, zeker voor vrouwen. Wij zijn nog altijd borsten, billen en een mooi gezichtje.

Na een paar weken touren, wordt stagediven een soort surrogaat-seks. Al die handen die je strelen: beter dan de beste massage.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content