HALLO TELEVISIE
Als schrijvers boeken schrijven over mensen die boeken lezen, als schilders schilderijen maken van mensen die naar schilderijen kijken, als koks… Nee, koks niet. Maar het punt dat de jonge, ambitieuze televisiemaker wilde maken, was duidelijk. Televisie, betoogde hij, had nood aan zijn eigen metamoment. Televisie over televisie. Een programma over de televisiekijker. ‘Ja maar,’ wierp de oudere rot in het vak die op twee poten van zijn stoel wiebelde tegen, ‘we brengen de kijker toch al minstens vijftien jaar onafgebroken in beeld. We hebben hem op een onbewoond eiland zien zitten, we hebben hem laten muilen met vreemde vrouwen, we hebben zijn huis opnieuw ingericht.’ ‘Maar hebben we hem getoond in zijn habitat?’ Er werd druk gemompeld. Ze hadden toch op een camping gefilmd. In een OCMW. In de zoo. Hoe dieper kon je in de aars van de kijker kruipen? ‘Als t-e-l-e-v-i-s-ie-kijker.’ De jonge maker sprak het woord opzettend langzaam uit, zodat het tijd had om te bezinken in de oudmodische breinen van de mensen om hem heen. Het was Suzanne van de logistiek die druk knipperend met de ogen als eerste sprak. ‘U bedoelt een televisieprogramma over televisiekijkers waarbij die televisiekijkers daadwerkelijk televisiekijken.’ ‘Bingo!’ baste hij, en op de flipchart in de hoek noteerde hij een cijfer met veel cijfers. 10.178.465. Zoveel kijkers haalde het Britse Gogglebox gemiddeld. De man rechts van de jonge maker zette uit verbazing zijn stoel weer op vier poten. Hadden ze een hit te pakken?
Het was opnieuw Suzanne die de mannen bij hun enkels greep en hen in de realiteit van de vergaderruimte bracht. ‘Welke kijkers zijn boeiend genoeg om een half uur lang naar te kijken?’ De jonge maker snufte dat hij dat wel zou oplossen, hij voelde – en hij tikte tegen zijn neusvleugel – dat intuïtief aan. En zo kwam hij zes maanden later terug met een pakket doorsnee-Vlamingen. Er zat een alleenstaande moeder bij, Albertine en Mathilde, een paar vriendinnen/weduwes, en een gezin met enkel dochters als op een plaatje in Country Living. ‘Waar is de vreemdeling?’ vroeg de eindredacteur. De jonge maker kon zich wel voor het hoofd slaan. Die was hij vergeten. ‘Neem een bekende vreemdeling. Da’s goed voor de herkenbaarheid.’ En zo belandde er een televisiecamera op het televisietoestel van Svetlana. Dat moest doorsnee genoeg zijn. Een vreemdelinge met een olympische medaille.
Het probleem van Hallo televisie – ja, dit programma heeft een probleem – is niet eens de flinterdunne realiteit van mensen die onder een veelvuldigheid aan dekentjes naar een scherm zitten te staren en waarbij de commentaren die ze geven nauwelijks boeiender zijn dan de liveverslaggeving van het groeiproces van de grasspriet. Het probleem is dat de makers de echoënde leegheid van hun programma proberen op te vullen met eigen geinigheid of met het braken van oninformatieve informatiebalken. Dat er 700 programma’s per jaar op televisie te zien zijn, bijvoorbeeld. Echt? Verder zeiden de allerlaatste beelden meer dan om het even welke flits uit de verenigde huiskamers. Hoe we na een marathonsessie voor de buis een zitkuil in onze zetels achterlaten om ons zoveel uur later alweer uit de ligkuil van onze matrassen te hijsen. De condition humaine is een kuil geworden. Met ergens op de bodem Hallo televisie.
elke dinsdag, 20.40, één
DOOR TINE HENS
DE MAKERS VAN HALLO TELEVISIE PROBEREN DE ECHOËNDE LEEGHEID VAN HUN PROGRAMMA OP TE VULLEN MET EIGEN GEINIGHEID.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier