Guy Peellaert, een grafisch kunstenaar uit Brussel, begon zijn carrière als commercieel ontwerper. Dat ging snel vervelen en in 1966 verscheen zijn eerste strip, Les aventures de Jodelle. Hij maakt op slag naam als een van de eerste tekenaars die op de kar van de popart sprongen, en een van de eersten in België en omstreken die erotische verhalen tekenden. Eind 1966 kwam Pravda la Survireuse uit, zijn tweede en laatste echte strip. Later kwamen nog enkele experimentele albums: Carashi! (1969), zijn eerste test met bewerkte foto’s, en Bye, bye, bye Baby, bye, bye (1973), getekend in een hyperrealistische stijl.
Rock Dreams, een getekende bewerking van 125 rockfoto’s, werd zijn ticket naar het sterrendom. Normaal moest de hoes voor de lp It’s Only Rock n’ Roll van The Rolling Stones zijn debuut in het rockmilieu worden, maar door vertraging bij de release werd Diamond Dogs (1974) van David Bowie zijn muzikale première. De toon was gezet: de afbeelding van Bowie, half mens, half hond, maar met volledig scrotum, werd gecensureerd.Peellaert verliet de stripwereld en legde zich toe op muziek, theater, tv en film. Hij maakte affiches voor Martin Scorsese ( Taxi Driver, 1976), Robert Bresson ( L’Argent, 1983), Alain Resnais ( Gershwin, 1992),en de hoes van de soundtrack bij Wim Wenders’ Wings of Desire (1988).
In 1999 werkte Peellaert opnieuw samen met Nik Cohn, de tekstschrijver van Rock Dreams, voor het boek 20th Century Dreams, een serie ranzige computerportretten van de groten van de twintigste eeuw, van Raspoetin via Marcel Proust tot Madonna en Marlon Brando. Die Cohn, een gewezen rockjournalist en romanschrijver, is overigens honderd procent kitsch approved: hij schreef immers het kortverhaal dat aan de basis lag van Saturday Night Fever.
The Rolling Stones
De tekeningen van The Stones zijn het kroonjuweel van de collectie-Peellaert. Terwijl hij The Beatles portretteerde als een clubje plechtige communicanten, vindt hij in The Stones een excuus om zijn voorliefde voor porno en extreme kitsch te ventileren. Mick en Keith als Broadwayzangeresjes? De hele band in SS-uniform terwijl naakte kinderen tegen hun benen aan schurken? U snapt meteen waarom Rock Dreams zo’n culthit werd én waarom het boek jarenlang onvindbaar was.
Dit portret treft de band bij het begin van de verdrijving uit het paradijs van de pop. Enkele maanden later (3 juli 1969) zou Brian Jones liggen drijven in zijn zwembad in Sussex. De dagen van de bluescovers zijn voorbij, de echt donkere tijden van heroïne, zweet en bloedkorsten die Exile on Main Street en Sticky Fingers zo groots zouden maken, moeten nog komen. Dit zijn The Stones on Acid, de band die een pact sloot met de duivel. De enige reden waarom bassist Bill Wyman (links) zijn groepsleden niet bespringt, is omdat ze al te oud zijn. Pleased to meet you. Hope you guess my name.
Jimi Hendrix
Na 1965 en de revolutie van Dylan viel de rockwereld uit elkaar. Dylanianen wilden als dichters worden gezien, anderen als kwelgeesten, nog anderen zowaar als muzikanten. De synthese van die drie – zij het in onevenredige porties – was Jimi Hendrix. De koning van Seattle gaf zijn publiek alles om van hem een monoliet te maken: psychedelische kleren, weidse gebaren, brandende Stratocasters, mistige teksten en een ongebreideld druggebruik. Wie kon het wat schelen dat hij op vier jaar tijd de grootste muzikant van de rock én een van de meest vooruitstrevende songschrijvers van zijn tijd was geworden?
Peellaert koos – hoe kan het ook anders – voor de Hendrix uit 1970, zijn stervensjaar. De Hendrix op drift, die de dagen van Hey Joe en Wild Thing ver achter zich had gelaten, in de studio niets meer gedaan kreeg door de feestjes met fans, profiteurs en slippendragers, en live zichzelf én een stuk van zijn publiek verloor in eindeloze jams. De Hendrix die al naar formol rook.
De Jimi van Peellaert heeft een neonaureool en is gereduceerd tot reclamepaneel, vastgepind aan de commercie van zijn nalatenschap. De familie Hendrix, die zijn catalogus beheert en zowat maandelijks met een nieuwe ‘officiële bootleg’ komt aanzetten, moet er maar eens goed naar kijken. ‘Het komt allemaal wel goed, als we de zomer zien te overleven’, mompelde Hendrix tijdens het concert in Berkeley op 30 mei 1970. Op 18 september stikte hij in zijn braaksel. Very Peellaert, indeed.
Door Bart Cornand
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier