PB GRONDA, auteur van Nemen wij dan samen afscheid van de liefde, Kentucky, mijn land en Onder vrienden, duikt elke week in de populaire cultuur.
Ik ben al eens met taal bezig. Het is te zeggen, toch een uur of zestien per dag. Niet altijd in de eerste plaats, nee, dat niet. Soms moet er ook gegeten worden of moet ik om een pak boter naar de lokale verswinkel, of mijn aandacht wordt afgeleid door de talloze foxy vrouwen en dodelijk snelle bolides die mijn dagelijks leven vullen zoals haatmails de inbox van Lance Armstrong.
Maar los daarvan hou ik van taal, en wel van allerlei soorten taal. Van literaire taal, turbotaal, vuile taal, straattaal, plechtstatige taal, toesprakentaal, filmtaal, dode taal, sms-taal, bedtaal, veramerikaanste taal, luie taal, gamerstaal, striptaal, noem maar op.
In taal, om Raymond van het Groenewoud te parafraseren, zijn er helaas veel racisten. Mensen die denken dat taal behouden, beschermd, verfijnd of verdedigd moet worden. Ze gaan met haar om alsof ze een vast en heilig gegeven is dat voortdurend belaagd wordt door crapuul met opgefokte brommers of bushokjesloeries.
Je hebt mensen die voor zuivere taal pleiten. Zij zijn zotten. Je hebt bebaarde mannen die alle mogelijke dialecten willen redden van de ondergang. Eveneens zotten. Geen nood, vrienden, er zijn schrijvers die, los van wat ze dan ook te zeggen hebben, voortdurend boeken schrijven. Of blogs, tweets en artikels. Met andere woorden, onze talen worden constant gedocumenteerd, laat ze dus maar rustig hun gang gaan.
Zelf behandel ik de taal afwisselend als een godin, een lieve echtgenote en een hoer. Ik hou ervan om haar af te wegen, te verzorgen en op te poetsen, tot zo dicht mogelijk bij de perfectie. En soms moet het gewoon rap gaan, fuck it, dan smijt ik er desnoods wat fouten tussen. En als ik praat, heb ik al helemaal geen geduld. Dan hou ik er ook van om mijn Leuvense klanken niet te hard te verstoppen, gewoon, en me te wentelen in de parlee die ik deel met mijn beste vrienden, mijn broer en de ket van de Commedia op de Oude Markt.
Wat de N-VA van plan is met België, daar kan ik niet veel aan doen. Er zijn veel mensen die op hen stemmen en als ze daardoor genoeg politieke macht verzamelen om desnoods heel Vlaanderen af te zetten met een schone diepe gracht en om de drie meter een Vlaamse leeuw in de modder te poten, tja, dan zal dat de democratie aan het werk zijn. Maar als hun beleid op mijn domein komt, bijvoorbeeld door een halvegare aan te stellen om een wel erg ingebeelde ‘verfransing’ tegen te gaan, dan zet ik mij toch even diagonaal over de weg.
Taal gaat waar de mensen gaan. En de mensen gaan naar overal. Naar Brussel, naar China, naar Benidorm en ook naar Aalst. Natuurlijk, we moeten elkaar kunnen begrijpen, zoveel is duidelijk, maar laten we toch niet bang zijn voor wat gezonde wederzijdse beïnvloeding. Of voor wat zelfkennis, of waren het niet de Vlaamse tante en oom die zo blij waren dat alleman zo vlot Vlaams klapte in hun ommuurd vakantiedorp?
Als onze taal mooi is, en dat kan ze zijn, dan is het omdat zij het resultaat is van invloeden uit alle windrichtingen. Die invloeden maken haar sappig, lenig en menselijk. Snij hen af, en je krijgt een bleke vrouw in haar sterfbed.
JE HEBT MENSEN DIE VOOR ZUIVERE TAAL PLEITEN. JE HEBT BEBAARDE MANNEN DIE ALLE MOGELIJKE DIALECTEN WILLEN REDDEN VAN DE ONDERGANG. ZIJ ZIJN ZOTTEN.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier