Paul Baeten
Paul Baeten Columnist bij Knack Focus

P.B. GRONDA, schrijver van onder meer Onder vrienden en recent nog Straus Park, duikt elke week in de populaire cultuur.

Ik twijfel al dertien jaar of ik Wes Anderson nu een emotioneel genie of een misleidende fascist vind. Deze week komt The Grand Budapest Hotel uit. Dat is een lekkere titel. Net zoals in de meeste titels van zijn films, zit er een zekere melancholische grootsheid in. The Darjeeling Limited, Rushmore, Moonrise Kingdom… Stranden, hotels, eilanden en treinen, dat is de wereld van Wes. Huizen die op nesten lijken en nesten die op huizen lijken, personages die bulken van labiel charisma, grotesk leiderschap en perfecte outfits.

Eigenlijk behandelt Anderson vrij klassieke thema’s. De vele voor- en nadelen van het een mens te zijn en ook nog eens te maken krijgen met andere mensen, die ook allemaal zo nodig moeten zijn. Met andere woorden: liefde aan, liefde uit, kinderen, verlies en rouw, plannen maken, geld verdienen, geld verliezen, jagen, hopen, huilen, liegen en kussen.

Toch legt hij de relaties en de concrete situaties telkens zo uit dat je het grotere kader al snel uit het oog verliest. Hij toont je geen film, hij lokt je erin mee. Daarom worden het ook nooit weekendfilms, waar je in elke scène het drama en het realisme in je gezicht geknald krijgt. Overigens hebben weekendfilms en de grootste auteursfilms precies dezelfde thema’s, en zit het verschil enkel in de benadering en de diepte.

Wes Anderson wordt vaak verweten te veel een estheet te zijn. En ik krijg het ook wel op mijn heupen bij de zoveelste diavoorstelling-achtige montage van een reeks voorwerpen waarbij we dan moeten besluiten dat het personage dat ze bezit geweldig interessant of eigenwijs is. Een verrekijker, een opgezet dier, een mixtape, een kunstige brief, een opwindbare platenspeler, een tweekleurig koord in een zeemansknoop.

Het lijkt wel of alle personages eerst voorbij een reeks tests zijn gepasseerd om te controleren of ze wel cool genoeg zijn, om dan, eens goedgekeurd, te gaan doen alsof ze allesbehalve dat zijn. Je hebt soms ook het gevoel in een van die ontstellend dure hipsterwinkels voor retrocool te zijn beland. Dat is erg mooi, allemaal. Maar wat als Wes al dat designerig gedoe nu eens zou verlaten?

Want Gwyneth Paltrow die als Margot Tenenbaum haar teennagels zit te lakken, opgesloten in haar badkamer en haar vreselijke tristesse, dat is wel echte, prachtige cinema. Wordt filmtaal op een bepaald moment een obstakel tussen het drama en de kijker? Want in die scène wordt dan plots de aandacht gevestigd op het feit dat ze van alles met haar voeten kan en je denkt: zo erg zal het dan misschien wel niet zijn, als hij dit er nog bij kan vertellen.

Van de miserie in sommige films wil je in je eentje whisky gaan drinken, van de miserie in Wes Anderson zijn films eerder een kopje thee. In ouderwets porselein. Onder een tent van beddengoed, met een zaklamp en je liefje. Die een grote bril maar ook een perfecte huid heeft en je een rode knoop van haar jasje toevertrouwt.

Nu ja. Best gezellig, eigenlijk.

En The Grand Budapest Hotel is zo’n lekkere titel.

Wacht op mij, Wes. Ik kom mee.

P.B. GRONDA

VAN DE MISERIE IN SOMMIGE FILMS WIL JE IN JE EENTJE WHISKY GAAN DRINKEN, VAN DE MISERIE IN WES ANDERSON ZIJN FILMS EERDER EEN KOPJE THEE.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content