Twee jaar lang zaten drie jonge Britten zonder enige vorm van proces vast op de Amerikaanse legerbasis van Guantánamo Bay. In ‘The Road to Guantánamo’ vertelt regisseur Michael Winterbottom hun verhaal, met al de onfrisse details die erbij horen. ‘Dit is géén anti-Amerikaanse film.’
Guantánamo. Ooit was het een rustige baai aan het oostelijke uiteinde van Cuba, vandaag denkt niemand meer aan zonnige vakanties als hij de naam hoort vallen. Sinds het einde van de 19e eeuw hebben de Verenigde Staten er namelijk een marinebasis, ook wel het Pearl Harbor van de Atlantische Oceaan genoemd. Het idee dat Amerika op het grondgebied van zijn aartsvijand legereenheden stationeert, is op zich al bizar genoeg. Maar wat de basis helemaal van de rest onderscheidt, is het feit dat hij ook dienst doet als detentiecentrum voor gevangenen van allerlei slag. Aanvankelijk ging het vooral om Cubaanse en Haïtiaanse vluchtelingen, sinds 11 september 2001 is het uitgestrekte domein voorbehouden voor verdachte terroristen. Niemand stelde zich daar veel vragen bij, tot de zogenaamde Tipton Three er aankwamen. Ruhel Ahmed, Shafiq Rasul en Asif Iqbal groeiden samen op in Tipton, een dorpje in de buurt van Birmingham. In oktober 2001 reisden ze met hun makker Monir Ali naar Pakistan om Asifs huwelijk mee te maken. In een moskee horen ze er de oproep van een imam om hulp te bieden aan de noodlijdende bevolking van Afghanistan en ze besluiten een handje toe te steken. Het duurt echter niet lang voor hun romantische idealen het moeten afleggen tegen heimwee (ze spreken de taal niet) en ziekte. Op de terugweg loopt het helemaal fout. Konduz, de stad waar ze belanden, verandert in een mum van tijd in het laatste bolwerk van de Taliban, ze verliezen Monir uit het oog en als ze na lang zoeken toch een bus vinden, wordt die tegengehouden voor Amerikaanse troepen. Hun wanhopige uitleg mag niet baten: Ruhel, Shafiq en Asif worden geklasseerd als pro-Talibanstrijders en ingerekend. En het ergste moet nog komen.
Dat de Britse regisseur Michael Winterbottom hun verhaal in een film goot, mag niet verrassen. Negen jaar geleden mondde zijn ontzetting over de oorlog in voormalig Joegoslavië al uit in Welcome to Sarajevo, in 2002 kreeg hij een Gouden Beer voor zijn intense vluchtelingendrama In This World en momenteel bereidt hij een film voor over een Britse ambassadeur die ontslagen werd toen hij de schending van mensenrechten in Oezbekistan aanklaagde. Winterbottom filmt vanuit de buik, wat ook het helse tempo verklaart waarmee hij blijft draaien. The Road to Guantánamo is zijn zevende film in vijf jaar, een prestatie die alleen maar indrukwekkender wordt als je bedenkt dat de cineast tussen zijn politieke drama’s door ook nog een muziekfilm ( 24 Hour Party People), een science-fictionthriller ( Code 46) en een sexy liefdesverhaal ( 9 Songs) afleverde.
‘Welcome to Sarajevo’ had een Britse fotograaf als centrale figuur, in ‘In This World’ reizen de twee hoofdpersonages naar Engeland en dit keer gaat het over drie jongens uit de buurt van Birmingham. Gaat het niet zonder Britse kapstok?
Michael Winterbottom: Het helpt zeker. Ik ben Brits en een verhaal met een Brits tintje zal me automatisch sneller aanspreken. Het heeft ook veel praktische voordelen voor de productie. Maar elk van die films tracht de kijker op een andere manier aan te spreken. Bij In This World hadden we de reis helemaal zelf bedacht en plaatsten we de twee acteurs in die authentieke situatie. Deze keer bepaalden de getuigenissen wat de acteurs moesten spelen, en dat bleek een stuk moeilijker. We hadden niet de vrijheid om te improviseren.
‘The Road to Guantánamo’ is een docudrama, waarin de gebeurtenissen worden nagespeeld. Waarom geen gewone documentaire?
Winterbottom: Dan hadden we enkel stukken interviews kunnen tonen, misschien aangevuld met wat archiefmateriaal om het in een context te plaatsen. Ik dacht dat het veel meer impact zou hebben de kijker in de schoenen van die jongens te zetten. Aan de andere kant wilden we de gebeurtenissen ook niet dramatiseren door scènes, dialogen en personages te verzinnen. We krijgen nu al de kritiek dat de Amerikanen in de film allemaal onsympathiek zijn, maar daar was het ons echt niet om te doen. Onze enige ambitie was tonen wat gebeurd is.
Creëer je nu toch niet de indruk dat het misschien fictie is? Tenslotte is de film alleen gebaseerd op de getuigenissen van die drie jongens.
Winterbottom: Dat was ook de bedoeling. The Road to Guantánamo is hun versie van het verhaal. Waaruit je overigens niet moet afleiden dat ik ook maar enigszins aan hun woorden twijfel. Ze hebben ons ook veel verteld over het lot van andere gevangenen, dat soms nog een stuk erger was dan wat zij meegemaakt hebben. Maar die dingen zitten niet in de film. We hebben ook een hoop getuigenissen gehoord of gelezen die elementen uit hun verhaal bevestigen. Kun je bewijzen dat ze de waarheid spreken? Neen. Dat is net een van de problemen rond Guantánamo.
Als je maar één kant van een verhaal vertelt, krijg je dan niet automatisch een eenzijdige film?
Winterbottom: De volledige context kun je niet op anderhalf uur uit de doeken doen. Daarvoor is hij veel te ingewikkeld en uitgebreid. De enige oplossing is er één stuk uit lichten en dat gedetailleerd in beeld brengen. Die jongens hebben nooit met hun bewakers en ondervragers mogen praten. Zij kenden de persoonlijke gevoelens en achtergrond van die soldaten niet, dus kon het ook moeilijk in de film. We hebben alles herleid tot iets wat kort genoeg was voor een langspeelfilm en duidelijk genoeg om begrepen te worden, zonder daarom met de kern van de zaak te sollen: het is niet fraai wat de meeste Amerikanen met die jongens doen.
Ben je met Amerikaanse ondervragers gaan praten?
Winterbottom: Ik heb de man ontmoet die zich in Kandahar voor een Britse ondervrager uitgaf. Die heeft ook een boek geschreven over zijn ervaringen, waaronder de ondervraging van de Tipton Three. Daarin beschrijft hij de technieken die ze hanteerden en wat zich in Kandahar heeft afgespeeld. Het staat buiten kijf dat die gevangenen in Kandahar in het wilde weg ondervraagd en beschuldigd werden, dat niemand de moeite nam om hun zaak grondig te onderzoeken. Het enige doel was die mensen zo bang te maken dat ze zouden toegeven dat ze deel uitmaken van Al-Qaeda en verklappen wie de andere leden zijn. Dat hebben verschillende van die gevangenen ook gedaan, wat vooral onbruikbare informatie heeft opgeleverd. Als je zo onder druk wordt gezet, beken je om het even wat.
Moeten we de film vooral zien als hun verhaal of ook als aanklacht tegen een groter probleem?
Winterbottom: Ik word depressief als ik zie hoe taal wordt gebruikt om alles te veralgemenen en abstract te maken, zodat de gruwelijke details verzwegen kunnen blijven. Onder het mom van de Oorlog tegen Terreur en de Strijd voor Vrijheid gebeuren vreselijke dingen. We hebben ons op die details geconcentreerd, omdat je die niet kan weerleggen.
‘We voeren oorlog en in oorlogstijd gelden andere normen’, is het argument pro Guantánamo.
Winterbottom: Terrorisme moet bestreden worden. Maar je kan onmogelijk zeggen dat je vecht voor vrijheid, zoals op de poort van die gevangenis staat, en tegelijk mensen opsluiten zonder enige vorm van proces. Hoe kan onrecht in dienst staan van de vrijheid? Bovendien heeft Guantánamo de negatieve gevoelens tegenover Amerika en het Westen alleen maar aangewakkerd. Dat geldt ook voor die drie jongens. Voor ze naar Pakistan gingen, kon politiek en religie hen niks schelen. Door hun ervaringen hebben ze hun geloof gevonden.
Ondanks de gruwelen die ze hebben meegemaakt, lijken ze niet bepaald getraumatiseerd.
Winterbottom: Dat klopt. Ze beschrijven alles op een heel zakelijke manier. Ze spreken op dezelfde toon over het slechte eten en de diarree in Pakistan als over de maanden dat ze in Guantánamo hebben gezeten. (lachje) Maar dat is hoe ze zijn: heel gewone jongens die hun eenvoudige kijk op de dingen niet verloren hebben. Dat is net wat ik zo aan ze apprecieer. The Road to Guantánamo gaat over gewone mensen in buitengewone omstandigheden. Ze willen geen politieke boodschap meegeven of uithalen naar Amerika; ze eten nog altijd even graag McDonald’s en pizza. Het enige wat ze willen, is hun verhaal vertellen. Zonder te overdrijven of te hengelen naar sympathie. Zoals Asif het zegt in de film: ‘Dit soort ervaringen kan je ofwel breken ofwel sterker maken. Het was een paar weken gruwelijk, maar ik ben er sterker door geworden.’
‘The Road to Guantánamo’ komt ook uit in Amerika. Vind je dat belangrijk?
Winterbottom: Natuurlijk. Ik hoop dat de film overal te zien zal zijn, maar de enigen die kunnen zorgen dat Guantánamo gesloten wordt, zijn de Amerikanen. Enkel als Bush en zijn regering het gevoel krijgen dat de publieke opinie niet meer aan hun kant staat, zullen ze maatregelen nemen. Al vermoed ik dat we zullen moeten wachten op de volgende president om de sluiting mee te maken.
In Engeland is de film op dezelfde dag in de bioscoop, op tv en op dvd uitgekomen. Een blitzkrieg?
Winterbottom: Daar waren verschillende redenen voor. Eén ervan is financieel, want als we in zee gingen met Channel Four konden we drie keer zoveel geld krijgen. Zo’n gelijktijdige aanpak levert ook een pak extra publiciteit op, en dat is welgekomen. Tenslotte blijft Guantánamo een brandend actueel thema: er zitten daar nog altijd 500 mensen vast.
Je productiefirma heet Revolution Films. Staat dat symbool voor je ambitie als filmmaker?
Winterbottom: We hebben het naar de Amerikaanse revolutie genoemd. (lacht) Je moet er niet te veel achter zoeken. Andrew Eaton, mijn zakenpartner en vaste producent, werkt graag met dezelfde mensen. Mat Whitecross, die Guantánamo mee geregisseerd heeft, staat bijvoorbeeld ook op de generiek van In This World en 9 Songs. Revolution Films steunt op democratische samenwerking en is tegelijk een dictatuur. Net zoals alle goeie revoluties. (lacht)
Door Ruben Nollet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier