GOED FOUT

Onder de noemer I Fail Good brengt de Beursschouwburg vanaf begin oktober twee maanden lang een ode aan het falen, omdat mislukken niet altijd negatief is en kunstenaars belangrijke lessen kunnen trekken uit dingen die fout gaan. Wij vroegen aan Luc Tuymans, Wim Helsen, Marijke Pinoy, Stijn Meuris en Jan Verheyen wat zij de grootste mislukking uit hun carrière vinden, en wat ze eruit geleerd hebben. ‘Daar stond ik dan, goed wetende dat er nog elf van die stukjes moesten volgen.’

I Fail Good Van 5/10 tot 24/11 in de Beursschouwburg. Programma op www.beursschouwburg.be.

LUC TUYMANS: ‘MAANDEN KNOEIEN OP IETS DAT AL GESCHILDERD WAS’ DE MISLUKKING: ‘TITELLOOS ZELFPORTRET’ (1977)

‘Toen ik zeventien of achttien was, kwam ik terug van een reis naar Griekenland, en had ik een zelfportret in mijn hoofd dat ik in een kwartiertje schilderde. Omdat ik op die jonge leeftijd niet kon geloven dat je in zo’n korte tijd iets goeds kunt maken, besloot ik het te overschilderen. Een verkeerde beslissing, want daarna ben ik, tot mijn grote frustratie, maanden aan een stuk dag in dag uit bezig geweest om het oorspronkelijke resultaat zo goed mogelijk opnieuw te benaderen. Dat is nooit helemaal gelukt.

‘Maar op het einde van de rit was ik wel tevreden over dat zelfportret. Het heeft me ook een geldprijs opgeleverd: ik werd eerste laureaat in de wedstrijd Lijn-Kleur-Vlak, georganiseerd door het toenmalige Gemeentekrediet. Bij de prijs hoorde ook een boek van James Ensor. Ik sloeg het open, en mijn oog viel meteen op een zelfportret. Dat was weliswaar anders dan het mijne, maar het vertrok wel van ongeveer hetzelfde idee. Toen dacht ik: “Heb ik maandenlang zitten knoeien om tot een schilderij te komen dat al geschilderd is!” Toen ben ik gaan beseffen dat geen enkel beeld zomaar uit de lucht komt vallen. Eigenlijk is elk beeld een authentieke vervalsing.

‘Ik heb altijd veel zelfkritiek gehad – ik heb in mijn carrière heel veel doeken overschilderd of zelfs vernietigd. Het heeft niet voor niks tot mijn 32e geduurd voor ik met een eerste galerietentoonstelling naar buiten kwam. Maar de grootste les die ik uit dat titelloze zelfportret getrokken heb, is dat je wél op vijftien beslissende minuten iets strafs kunt maken. En vooral: dat je moet aanvoelen wanneer iets af is, en er dan mee moet kunnen stoppen. Afstand bewaren van je werk is heel belangrijk. Het mag niet té dicht komen of té existentieel worden, want dat werkt verstikkend.’Luc Tuymans is kunstenaar. Zijn galerie is Zeno X, volgend jaar presenteert de Menil Foundation in Houston een overzicht van zijn portretten.

WIM HELSEN :’IK ZOOG HET PLEZIER UIT DE ZAAL’ DE MISLUKKING: GELUIDSEFFECTEN IN ‘HET UUR VAN DE PRUTSER’ (2008)

‘Ik knutsel mijn voorstellingen altijd al try-outend in elkaar. Eigenlijk sta ik dan met niet meer dan wat kladwerk op de planken, een handvol ideeën waarvan op het podium moet blijken of ze de moeite waard zijn. Tijdens zo’n aanloop naar een voorstelling loopt er altijd wel iets faliekant mis.

‘Het beste voorbeeld is een try-out van mijn laatste solovoorstelling, Het uur van de prutser, in een klein zaaltje in het Nederlandse Venlo. De nacht die eraan voorafging, was ik tot drie uur bezig geweest met het maken van geluidsopnames, dertien of veertien zelf ingesproken stemmetjes die ik tijdens de voorstelling zou laten afspelen door mijn geluidstechnicus. ‘Ik die mezelf onderbreek’, dat was het achterliggende idee. Die fragmentjes stonden voor de stemmetjes die ik zogezegd in mijn hoofd hoorde. Ze bevatten de meest destructieve gedachten die je over jezelf en je publiek kunt hebben. En ze hadden een bewust negatieve toon, op het agressieve af.

‘De eerste onderbreking bleek nog te werken, vanwege het verrassingseffect. Maar vanaf het moment dat de tweede geluidsopname door de zaal weerklonk, merkte ik dat het niet goed zat. Het klonk zó negatief dat het de energie en het plezier uit de zaal zoog. Daar stond ik dan, goed wetende dat er nog elf van die stukjes moesten volgen. (lacht) Het gevolg was dat ik me niet meer amuseerde en steeds slechter begon te spelen, en dat de sfeer in de zaal heel beladen werd. We hebben die show samen moeten uitzitten, terwijl het voor níémand plezant was. Tijdens dat uurtje was ik letterlijk een prutser. (lacht)

‘Dat was een pijnlijk moment, en achteraf schaamde ik me ook echt, omdat ik de teleurstelling kon aflezen van de gezichten van de toeschouwers. Maar zo’n slecht gevoel ebt ook snel weer weg: een dag of een week later is er alweer een nieuwe show, en kun je het een en ander rechtzetten. Het interessante aan mislukken is dat het zich vaak transformeert in iets dat wél klopt. Van al die geluidsfragmentjes is er uiteindelijk welgeteld eentje overgebleven, dat gespeeld werd voordat ik het podium op kwam. Ik heb de toon van dat stemmetje ook veranderd. Er zat nog wel negativiteit in, maar ook plezier en lol. Het zorgde ervoor dat ik in de juiste sfeer en met het juiste gevoel het podium op kon. En het werkte.’

Wim Helsen is cabaretier. Hij toert momenteel met de try-out van zijn nieuwe voorstelling Spijtig spijtig spijtig.

MARIJKE PINOY: ‘MET SOEUR SOURIRE HAD HET NOG WEINIG TE MAKEN’ DE MISLUKKING: THEATERVOORSTELLING ‘SOEUR SOURIRE’ (2007)

‘In 2006 smeekte de zakelijke leider van DAStheater me Compagnie Cecilia te vormen met Arne Sierens en Johan Heldenbergh, twee artiesten die ik bewonder. Ik was heel blij met dat voorstel, maar vanaf dag één moesten we krampachtig financiële vergaderingen bijwonen en onze projecten in dossiers gieten, nog vóór we de artistieke krijtlijnen hadden uitgetekend. Het organische ging al van bij het begin verloren; het artistieke kwam pas op de tweede plaats. Dat leidde ongewild tot woede en verdriet.

‘Een van mijn eerste projecten was een soort monoloog omtrent de dagboeken van Soeur Sourire. Die zou ik samen met Arne maken, de eindverantwoordelijkheid lag bij mij. Al op de eerste repetitiedag stapte Arne uit het project, omdat hij het opzet niet zag zitten. Dat kwam aan als een dolksteek – pas achteraf zou ik zijn keuze begrijpen. Rebels en strijdvaardig als ik toen was, besloot ik het alleen te doen. Het competitiebeest in mij nam het over van het creatieve beest. In een kleine, grijze repetitieruimte die een en al depressiviteit uitstraalde, ben ik beginnen te improviseren. Nu en dan kwam er iemand langs, maar ik speelde vooral alleen. Ik voelde mij eenzaam en verbolgen, en zette een heel extreem, bijna fascistoïde personage neer, dat afgesloten van de buitenwereld een alleenstrijd voerde. Dat personage had trouwens nog maar weinig affiniteit met de zingende kloosterzuster. Toch vond de zakelijke leider Soeur Sourire een passende titel, vanwege het commerciële en herkenbare karakter ervan. Het publiek kwam ook voor Soeur Sourire en haar dagboeken, maar kreeg iets anders te zien. Hoe meer ik het speelde, hoe beter het stuk werkte – op het podium nam de actrice in mij het gelukkig weer over. Toch vind ik de voorstelling te fragmentarisch. De carrosserie werkte, maar ik viel iedere vijf minuten in panne, met veel oplapwerk tot gevolg.

‘Achteraf gezien ben ik wel blij dat ik dit meegemaakt heb. Ik heb ingezien dat je als artiest altijd moet vertrekken vanuit je eigen noden, je nooit mag laten leiden door andere, financiële belangen. Dan raak je de kern niet, ook al zijn de meeste bouwstenen aanwezig. Een paar jaar na die ‘valste start’ ben ik uit Compagnie Cecilia gestapt, en ben ik freelancer geworden. Dat is bijwijlen ook een eenzame zoektocht, maar wél een eerlijke.’Marijke Pinoy is actrice. Ze repeteert nu in Parijs de monoloog L’Impasse, I Am What I Am. Volgend jaar is ze bij de VRT te zien in In Vlaamse velden.

JAN VERHEYEN: ‘AL JONG VAN MIJN HOLLYWOODOBSESSIE AF’ DE MISLUKKING: ‘THE LITTLE DEATH’ (1996)

‘Niet zo lang na mijn regiedebuut Boys werd ik gebeld door de Amerikaanse independent Island Pictures. Of ik The Little Death wilde draaien, een erotische thriller in de sfeer van Basic Instinct. Ik ben een kind van de Amerikaanse publiekscinema, dus ik wilde daarvan proeven. Het scenario was tamelijk routineus, maar er viel iets mee te doen. Ik wist dus dat het niet mijn Basic Instinct zou worden, maar misschien wel wat The Last Seduction voor John Dahl of Blood Simple voor de Coens was.

‘Ik naar Los Angeles. Ik was een beetje naïef, maar toch al redelijk vertrouwd met de Amerikaanse filmindustrie – ik kwam er vaak als distributeur. Het werd een regelrechte ramp. Alles waarvan ik op voorhand dacht: dit gaat mij níet overkomen, is mij overkomen. Alle drie de producenten hadden een andere film voor ogen dan ik, en bij de acteurs heerste een soort nukkigheid. Het leek hen niets uit te maken of ze nu The Little Death stonden te draaien of een of andere commercial. Bij een eerste ontmoeting leek hoofdrolspeler J.T. Walsh een zeer aimabele man, maar al na één draaidag wist hij dat die rol hem niet meer zou ontglippen, en begon hij het varken uit te hangen. Dat leidde tot confrontaties waarvan je weet dat je ze niet kunt winnen. Concreet voorbeeld: toen we de mise-en-scène gedaan hadden voor een bepaalde scène, legde ik hem uit langs welke deur van de kamer hij moest binnenkomen. Hij keek in mijn ogen en zei hij: “Goh, ik wil helemaal niet langs daar binnenkomen, ik denk dat ik via die ándere deur ga.” Ja, er hing een buitengewoon onaangename sfeer op die set.

‘Ik had vrij snel door dat dit niet mijn The Last Seduction zou worden, en al helemaal niet mijn Blood Simple. (lacht) Toch voelde ik een zekere trots, en vertikte ik het met de staart tussen de benen terug te keren naar België. De studio was niet zo ontevreden met het resultaat, maar je kunt The Little Death niet anders omschrijven dan als de dertiende in een dozijn routineuze straight-to-video erotische thrillers. Voor mij was dat een mislukking. Een heel ongelukkige periode in mijn leven. Maar ik heb er wél ontzettend veel uit geleerd. Dat mijn ambitie groot is, maar dat die niet ten koste van alles mag gaan, en dat ik liever een grote vis ben in een kleine vijver dan een kleine vis in een grote vijver. The Little Death heeft mij op relatief jonge leeftijd – ik was 28 – van mijn Hollywoodobsessie afgeholpen.’Jan Verheyen is regisseur. Momenteel treedt hij op in Vlaanderen met de filmshow Lights! Camera! Action!

STIJN MEURIS: ‘ALS DIT NIET LUKT, HEEFT MONZA GEEN ZIN MEER’ DE MISLUKKING: ‘WIE DANST ER NOG?’ (2008)

‘Een jaar nadat we met Noordkaap de Rockrally hadden gewonnen (in 1990, nvdr.), hebben we Feest in de stad gemaakt. Zelf kon ik die plaat al vrij snel niet meer aanhoren. Ze klinkt te brutaal, is te amateuristisch geproducet, en ik had mijn stem nog niet gevonden – ik loop maar wat te brullen met een licht Hollands accent. Persoonlijk vond ik dat een mislukking. Die plaat had het einde van de groep kunnen betekenen, maar het werd een succes.

‘Bijna twintig jaar later heb ik met Monza een nummer gemaakt waarvan ik echt dacht: dit gaat het helemaal worden: Wie danst er nog?, de eerste single uit Attica. Het is vintage Meuris: een ietwat eigenaardige, energieke, dansbare song. Hij heeft ook een TC Matic-feel en een soort Belgisch surrealisme in zich. Toen we dat nummer voor het eerst repeteerden, dacht ik: “Shit, we hebben hem! Dit is góéd!” We hadden er ook een heel knappe clip bij gemaakt. Ik was er rotsvast van overtuigd dat Wie danst er nog? een belangrijk nieuw hoofdstuk zou inluiden voor Monza. En vervolgens deed het geen kloten, en dat lag volgens mij niet aan ons. (lacht) Ik heb daar trouwens nog altijd geen verklaring voor, want ik blijf het een heel sterke song vinden. Maar de radioprogrammatoren moeten het natuurlijk ook goed vinden, en het een kans geven. Soms denk ik: misschien hebben ze het niet eens beluisterd. Dat bedoel ik niet als een verwijt. Het gebeurt wel vaker dat een bepaald liedje je niet meteen raakt, maar dat achteraf blijkt dat je gewoon niet goed hebt opgelet.

‘Ik was meer teleurgesteld in die mislukte single dan in die eerste van Noordkaap. Dat debuut maakte deel uit van een leerproces, maar ten tijde van Wie danst er nog? hadden we het moeten kunnen. Het zat zelfs zo diep dat ik bij mezelf dacht: als zelfs dit niet lukt, heeft dit groepje misschien geen zin meer. Nog geen jaar later heb ik Monza ontbonden.

‘Een van de dingen die ik daaruit geleerd heb, is dat enthousiasme je ergste vijand kan zijn, een soort tijdelijke blindheid kan teweegbrengen. Toevallig heb ik dat in grote doses. (lacht) Het is de motor van alles wat ik doe, maar het kan er ook voor zorgen dat ik bepaalde addertjes onder het gras niet zie, of niet wil zien.’Stijn Meuris was/is zanger van Noordkaap, Monza en Meuris. Hij staat samen met Rick de Leeuw op 30/9 op het Kleinkunst Festival van Oostende.

DOOR MICHAEL ILEGEMS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content